Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:3

Zaaknummer

14-197

Inhoudsindicatie

Klacht over de wijze waarop verweerster klager heeft bijgestaan in een procedure betreffende de betaling van de lasten van de echtelijke woning, die klager en zijn echtgenote in eigendom toebehoort. Door klager aan verweerster toegestuurde bewijsstukken heeft verweerster op goede gronden niet overgelegd omdat de bewijsstukken niet relevant waren. Verweerster valt er geen verwijt van te maken dat de kantonrechter de vermeerdering van eis niet heeft toegestaan omdat zij de conclusie waarbij zij de eis heeft vermeerderd overeenkomstig het procesreglement 8 dagen voor de comparitie heeft overgelegd. Verweerster heeft klager bericht dat de door hem gewenste verrekeningen niet in de kantongerechtsprocedure aan de orde kunnen komen. Het verwijt dat klager dit niet goed heeft begrepen is van onvoldoende gewicht. Omdat klager ermee heeft ingestemd dat verweerster voor hem optrad en zij werkzaamheden voor klager heeft verricht in de kantongerechtsprocedure heeft zij de eigen bijdrage aan klager in rekening mogen brengen.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2015

in de zaak 14-197

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de

deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 8 december 2014 met kenmerk K 14/102, door de raad ontvangen op 9 december 2014, en van de daarbij gevoegde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager is op 4 oktober 2002 in gemeenschap van goederen gehuwd. Volgens klager heeft zijn echtgenote op 1 juli 2013 de echtelijke woning verlaten. Volgens de echtgenote van klager heeft zij de echtelijke woning reeds op 4 januari 2013 verlaten.

1.3    Bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de echtscheidingsprocedure is bij beschikking van 3 september 2013 bepaald dat klager bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, die hem en zijn echtgenote in eigendom toebehoort.

1.4    De echtgenote van klager heeft op 17 september 2013 een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvorderingen bij de rechtbank Gelderland ingediend.

1.5    Klager, die eerder werd bijgestaan door een andere advocaat, heeft zich in verband met de echtscheidingsprocedure in januari 2014 tot verweerster gewend.

1.6    Klager heeft zijn echtgenote op 10 december 2013 gedagvaard voor de sector kanton tot betaling van € 188,34 ter zake van haar aandeel, zijnde de helft van de eigenaarslasten van de echtelijke woning in de maanden september en oktober 2013. De oorspronkelijke vordering van klager op zijn echtgenote bedroeg € 1.968,34. Na sommatie door de deurwaarder, die klager aanvankelijk heeft bijgestaan in deze zaak, heeft de echtgenote van klager € 1.780,- betaald waarna een vordering van € 188,34 resteerde.

1.7    De echtgenote van klager heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat zij in 2013 € 13.103,- aan hypotheeklasten heeft betaald, terwijl zij € 9.060,- had moeten betalen. Daarom betwist zij enig bedrag aan klager verschuldigd te zijn. Bij wijze van reconventionele vordering maakte de echtgenote van klager voorts aanspraak op een gebruiksvergoeding.

1.8    Bij vonnis van 14 februari 2014 van de kantonrechter is een comparitie bepaald. In punt 2.2. van het vonnis is bepaald dat, indien een partij zich tijdens de zitting wil beroepen op stukken die nog niet zijn overgelegd, deze stukken uiterlijk acht dagen voor de zitting aan de kantonrechter en aan de (gemachtigde van de) tegenpartij moeten worden toegestuurd. In punt 2.3. van het vonnis is bepaald dat hetzelfde geldt voor het schriftelijke antwoord in reconventie.

1.9    Per e-mail d.d. 6 maart 2014 heeft de deurwaarder klager bericht dat met het opstellen van een conclusie van antwoord in reconventie en het verlenen van rechtsbijstand tijdens de comparitie al snel 5 uur is gemoeid en dat het uurtarief € 141,40 exclusief 21% b.t.w. bedraagt.

1.10    Per e-mail d.d. 7 maart 2014 heeft klager verweerster toestemming gegeven de kantongerechtsprocedure van de deurwaarder over te nemen waarna de deurwaarder zich op 17 maart 2014 heeft onttrokken en verweerster zich heeft gesteld. De klachten van klager hebben betrekking op de door verweerster aan hem in deze procedure verleende rechtsbijstand.

1.11    Verweerster heeft voor de kantongerechtsprocedure een toevoeging aangevraagd, die op 20 maart 2014 is verleend. Aan klager is een eigen bijdrage opgelegd ad € 513,-, welk bedrag klager aan verweerster heeft betaald.

1.12    In een stuk van 31 maart 2014 bestaande uit 42 pagina’s gaat klager in op de geschillen tussen hem en zijn echtgenote betreffende het voldoen van de vaste lasten van de echtelijke woning, het sparen voor de kinderen, opnames door hem en zijn echtgenote voor de boodschappen, de kosten van de kinderopvang, de premie van de zorgverzekering, het eigen risico en de eigen bijdragen in zorgkosten, tandartskosten, de kosten van de psycholoog, de krant, de energielasten, etc.

1.13    Op 9 april 2014 heeft verweerster de door haar opgestelde conclusie van antwoord tevens houdende vermeerdering van eis in concept aan klager doen toekomen. Klager heeft verweerster per e-mail d.d. 9 april 2014 23.17 uur bericht dat het door haar opgestelde stuk er prima uitziet. Naar aanleiding van de door klager op 10 en 11 april 2014 toegestuurde stukken heeft verweerster op 14 april 2014 de conclusie aangepast en opnieuw aan klager voorgelegd. Nadat klager verweerster heeft laten weten dat de conclusie zijn instemming heeft, heeft verweerster de conclusie op 15 april 2014 ingediend. In de conclusie wordt gevorderd dat de echtgenote van klager met ingang van 1 juli 2013, zolang de woning gezamenlijk eigendom is, maandelijks de helft van de eigenaarslasten ad in totaal € 984,17 aan de bank en de verzekeringsmaatschappij dient te voldoen alsmede de helft van de onroerendezaakbelasting. Bij de conclusie zijn bewijsstukken overgelegd betreffende de eigenaarslasten van de echtelijke woning.  

1.14    De echtgenote van klager heeft bij akte d.d. 23 april 2014 bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis omdat zij onder meer omdat tweede paasdag op 21 april 2014 viel niet in de gelegenheid was de vermeerderding van eis tijdig voor de comparitie met haar advocaat te bespreken en nadere stukken in het geding te brengen.

1.15    Op 24 april 2014 heeft de comparitie in de kantongerechtsprocedure plaatsgevonden.

1.16    De kantonrechter heeft de vermeerdering van eis niet toegestaan wegens strijd met de eisen van een goede procesorde.

1.17    Omdat niet is vast komen te staan dat de echtgenote van klager over de maanden september en oktober 2013 minder dan haar aandeel in de woonlasten heeft voldaan, heeft de kantonrechter bij vonnis van 6 juni 2014 de vordering van klager afgewezen. De vordering van de echtgenote van klager tot het toekennen van een gebruiksvergoeding aan haar is eveneens afgewezen.

1.18    Per e-mail d.d. 26 juni 2014 heeft klager verweerster verzocht zich te onttrekken aan zijn procedures.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a.     bewijsmateriaal ter onderbouwing van de vordering van klager niet heeft overgelegd in de procedure bij de kantonrechter

b.    de eis van klager te laat heeft vermeerderd waardoor zijn vordering niet werd toegewezen

c.    geen duidelijkheid heeft verstrekt over zijn juridische positie en hem onvoldoende en ondeskundig heeft geadviseerd

d.    hem niet voldoende deskundig heeft bijgestaan bij de comparitie en bij schikkingsonderhandelingen

e.    hem de eigen bijdrage ad € 513,- in rekening heeft gebracht waardoor hij financieel nadeel lijdt.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

2.2    In eerste instantie heeft de deurwaarder klager terzijde gestaan bij de procedure bij de kantonrechter. Als klager de deurwaarder niet had ingeschakeld zou zijn echtgenote waarschijnlijk niet het bedrag ad € 1.780,- hebben betaald en evenmin € 1.493,34 in januari 2014. Klager heeft

€ 268,22 betaald aan de deurwaarder voor de aan hem verleende rechtsbijstand.

2.3    Op uitdrukkelijk verzoek van verweerster – omdat zij zicht wilde hebben op hetgeen zich in de kantongerechtsprocedure voordeed - heeft klager ermee ingestemd dat verweerster de behandeling van de zaak van de deurwaarder overnam.

2.4    Klager heeft heel veel tijd besteed om zijn vordering in conventie te onderbouwen. Hij heeft veel meer aan hypotheeklasten betaald dan zijn echtgenote. Dit blijkt uit de bewijsstukken die hij aan verweerster heeft doen toekomen.

2.5    Op en voor 31 maart 2014 heeft klager verweerster een uitgebreid verslag doen toekomen ter onderbouwing van zijn vordering. Klager wijst in verband hiermee op zijn e-mail met bijlagen van 31 maart 2014 20.55 uur. Ook heeft klager verweerster veel afschriften van rekeningen doen toekomen ter onderbouwing van zijn vordering. Verweerster heeft deze stukken niet in het geding gebracht en daardoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat hij zijn vordering onvoldoende had onderbouwd. Hij heeft diverse zaken voor niets uitgezocht. Verweerster heeft hem er niet op gewezen dat het zinloos was wat hij had gedaan.

2.6    Verweerster had de conclusie waarbij de eis werd vermeerderd eerder kunnen en moeten indienen. Het was haar verantwoordelijkheid om de vermeerdering van eis tijdig in te dienen.

2.6    Verweerster had hem er op moeten wijzen dat de procedure kansloos was en het er in overleg met de wederpartij toe moeten leiden dat de procedure zou zijn ingetrokken. De deurwaarder had hierop ook moeten worden aangesproken.

2.7    Door het optreden van verweerster is zijn vordering op zijn (ex-)echtgenote afgewezen. Hij heeft echter wel een eigen bijdrage ad € 513,- aan verweerster moeten betalen. Hij vindt dat hij schade heeft geleden door het optreden van verweerster.

3    VERWEER

3.1    De deurwaarder stond klager bij op basis van een uurtarief. Indien verweerster de behandeling van de procedure bij de kantonrechter niet zou hebben overgenomen, zouden de kosten van rechtsbijstand van klager hoger zijn uitgevallen dan thans het geval is.

3.2    Na bestudering van de dagvaarding en de stukken, die klager verweerster op 31 maart 2014 heeft toegestuurd, is zij tot de conclusie gekomen dat de vordering van klager weinig kans van slagen had omdat klager nog niet officieel was gescheiden. Daarom heeft verweerster klager bericht dat het overleggen van de door klager aan haar gestuurde stukken geen meerwaarde heeft. Per e-mail d.d. 9 april 2014 heeft verweerster aan klager bericht dat de verrekeningen in de kantongerechtsprocedure niet meegenomen konden worden. Op dit e-mailbericht heeft klager niet gereageerd. Ook indien de door klager aan haar toegestuurde stukken door haar in het geding waren gebracht zou de vordering van klager, zoals die door de deurwaarder was ingesteld, volgens haar zijn afgewezen.

3.3    Omdat de vordering weinig kans van slagen had is besloten de eis te vermeerderen. De eisvermeerdering was vooral gericht op de toekomstige termijnen nadat de echtscheiding zou zijn ingeschreven. Omdat de lasten van de echtelijke woning hoog waren was het van belang te trachten door middel van de vermeerdering van de eis duidelijkheid te krijgen over de betaling van de toekomstige termijnen, dan wel de mogelijkheid om een schikking te beproeven open te houden. Daarom heeft verweerster klager niet geadviseerd om de zaak in te trekken.

3.4    Ingevolge het procesreglement is het tot 8 dagen voor de zitting mogelijk om nadere stukken in te dienen. Omdat de comparitie was bepaald op 24 april 2014 konden uiterlijk op 16 april 2014 stukken worden ingediend. Nadat klager verweerster had bericht dat hij instemde met de door haar opgestelde conclusie van antwoord in reconventie heeft verweerster de conclusie per fax op 15 april 2014 aan de kantonrechter gestuurd en per post en per e-mail aan de advocaat van de echtgenote van klager. Verweerster is van oordeel dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij de vermeerdering van eis te laat heeft ingediend en dat er sprake was van strijd met de goede procesorde.

3.5    Tijdens de comparitie is gedurende ruim anderhalf uur onderhandeld om te trachten een schikking tot stand te brengen. Klager en zijn echtgenote hebben echter geen overeenstemming bereikt. Verweerster heeft klager voorgehouden dat hij bij het niet aanvaarden van het bod van zijn echtgenote waarschijnlijk met lege handen zou komen te staan.

3.6    Het spijt verweerster dat zij onvoldoende duidelijk aan klager heeft uitgelegd waarom zij de eis heeft vermeerderd en niet heeft geadviseerd de vordering in te trekken.  

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    In klachtonderdeel a verwijt klager verweerster dat zij bewijsmateriaal ter onderbouwing van zijn vordering niet heeft overgelegd. De procedure bij de kantonrechter had, ook na vermeerdering van eis, uitsluitend betrekking op de hypotheeklasten en de onroerendezaakbelasting van de echtelijke woning. Bij de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie, heeft verweerster de bewijsstukken betreffende de hypotheeklasten van klager en zijn echtgenote overgelegd alsmede de polis van de overlijdensrisicoverzekering en de overeenkomst waarbij de rechten uit de verzekering zijn verpand aan de bank en voorts de aanslagen van de onroerende zaakbelasting over 2013 en 2014.

Klager heeft verweerster nog een groot aantal andere bewijsstukken doen toekomen. Omdat deze bewijsstukken geen betrekking hadden op de  hypotheeklasten en de onroerende zaakbelasting was het niet in het belang van klager dat deze zouden zijn overgelegd.

Bewijsstukken betreffende de door klager en zijn echtgenote betaalde hypotheeklasten heeft klager niet, althans verre van volledig, aan verweerster doen toekomen.  Daarom valt verweerster er geen verwijt van te maken dat deze niet zijn overgelegd en dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van klager dient te worden afgewezen omdat klager zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd.

Het hiervoor gaande leidt tot het oordeel dat klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is.

4.3    In klachtonderdeel b verwijt klager verweerster dat zij de conclusie waarbij zij zijn eis heeft vermeerderd te laat heeft ingediend. Ingevolge het vonnis van 14 februari 2014 en het procesreglement mocht de conclusie tot 8 dagen voor de comparitie, die was bepaald op 24 april 2014, worden ingediend. Verweerster heeft de conclusie op 15 april 2014 per fax ingediend. Aldus heeft verweerster de conclusie op tijd ingediend. Dat de kantonrechter desondanks heeft geoordeeld dat de vermeerdering van eis in strijd is met de eisen van de goede procesorde gelet op de aard van de vermeerderde eis en omdat tweede paasdag op 21 april 2014 viel, valt verweerster niet te verwijten. Zij heeft zulks niet kunnen en hoeven te voorzien. Daarom is klachtonderdeel b kennelijk ongegrond.

4.4    In klachtonderdeel c verwijt klager verweerster dat zij geen duidelijkheid heeft verstrekt over zijn juridische positie en hem onvoldoende en ondeskundig heeft geadviseerd.

Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel is van het van belang dat de deurwaarder verantwoordelijk is voor het aanhangig maken van een procedure betreffende een vordering van € 188,34 en dat verweerster klager per e-mail d.d. 9 april 2014 heeft bericht dat de door hem gewenste verrekeningen niet in de kantongerechtsprocedure konden worden meegenomen. Het spijt verweerster indien het voor klager onvoldoende duidelijk is geweest dat de betreffende verrekeningen niet aan de orde konden komen in de kantongerechtsprocedure en waarom zij de eis heeft vermeerderd. Zo er al een verwijt aan het adres van verweerster kan worden gemaakt dat zij niet voldoende duidelijkheid aan klager heeft verstrekt over zijn juridische positie is de voorzitter van oordeel dat dit verwijt van onvoldoende gewicht is omdat verweerster zich heeft ingezet om klager te informeren en zij onder een behoorlijke tijdsdruk de conclusie gereed heeft moeten maken.

Verweerster heeft er juist aan gedaan de eis van klager te vermeerderen met als doel duidelijkheid te scheppen over de betaling van de toekomstige lasten van de echtelijke woning. Zulks was in het belang van klager.

Omdat het voorts niet uitgesloten was dat tijdens de comparitie een schikking zou kunnen worden bereikt over de betaling van de lasten van de echtelijke woning heeft verweerster de vordering van klager terecht vermeerderd en heeft zij correct gehandeld door klager niet te adviseren de vordering in te trekken, nog afgezien van de vraag of zulks mogelijk was gezien de door klagers echtgenote ingediende reconventionele vordering. Klachtonderdeel c is deels van onvoldoende gewicht en deels kennelijk ongegrond.

4.5    In klachtonderdeel d verwijt klager verweerster dat zij hem niet voldoende deskundig heeft bijgestaan bij de comparitie en de schikkingsonderhandelingen. Omdat klager dit klachtonderdeel in het geheel niet heeft toegelicht met concrete feiten en omstandigheden is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

4.6    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de eigen bijdrage ad € 513,- aan hem in rekening heeft gebracht waardoor hij financieel nadeel heeft geleden. Vast staat klager per e-mail op 7 maart 2014 toestemming aan verweerster heeft gegeven voor hem op te treden in de kantongerechtsprocedure en dat verweerster werkzaamheden in deze procedure voor klager heeft verricht door onder meer een conclusie met stukken voor klager in te dienen en hem tijdens de comparitie bij te staan. Daarom heeft verweerster de aan klager opgelegde eigen bijdrage ad

€ 513,- aan hem in rekening mogen brengen.

Omdat klager hogere kosten van rechtsbijstand zou hebben gehad indien de deurwaarder - die zijn werkzaamheden op uurbasis voor klager verrichtte - de rechtsbijstand aan klager had voortgezet is het niet juist dat klager ten gevolge van de door verweerster aan hem verleende rechtsbijstand financieel nadeel heeft geleden.

Klachtonderdeel e is eveneens kennelijk ongegrond.

4.7    Het hier voorgaande leidt tot het oordeel dat klachtonderdelen a, b, d en e kennelijk ongegrond zijn en dat klachtonderdeel c deels van onvoldoende gewicht is en deels kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

Wijst alle onderdelen van de klacht van klager tegen verweerster af.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 8 januari 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten