Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:25

Zaaknummer

R.4539/14.124

Inhoudsindicatie

Klacht over de behandeling van een zaak van klaagster tegen de verhuurder in verband met een gesteld vochtprobleem. Verweerster heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het nemen van (rechts)maatregelen tegen de verhuurder. Zij heeft zich over de medische toestand in verband met een mogelijke relatie tot het vochtprobleem van klaagster voldoende geïnformeerd. Klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 21 mei 2014, door de raad ontvangen op 22 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Vanaf januari 2013 heeft verweerster klaagster rechtsbijstand verleend in een geschil tussen klaagster en de verhuurder van haar woning, een woningbouwvereniging, hierna: “de wederpartij”.

2.3 Het geschil had betrekking op vochtproblemen in de woning van klaagster. In verband daarmee had klaagster de huurcommissie ingeschakeld, naar aanleiding waarvan de huurprijs is aangepast.

2.4 Klaagster stelde tevens dat zij in medisch opzicht schade had ondervonden of ondervond van het vochtprobleem. Verweerster heeft naar aanleiding hiervan contacten gehad met de huisarts van klaagster en met de wederpartij.

2.5 Bij brief van 17 oktober 2013 heeft verweerster aan klaagster haar bevindingen en conclusies uiteengezet. Verweerster zag geen ingang om de wederpartij in rechte te betrekken terzake van de gezondheidsklachten van klaagster. Zij adviseerde klaagster niet het risico te lopen van een proceskostenveroordeling.

2.6 Bij e-mail van 28 november 2013 deelde klaagster onder meer het volgende aan verweerder mee:

“Gezien u na een jaar nog niet heeft kunnen bewerkstelligen dat Portaal de gebreken aan het gehuurde herstelt zodat ik ook kan herstellen. U had mij beloofd dat u dat zou doen. Ik heb mij gewend tot meester H [naam afgekort door RvD] die mijn dossier heeft bekeken en hij was dan ook zeer verbaasd dat de zaak al zo lang loopt en er geen oplossing is gekomen. 

Ik heb meer vertrouwen dat hij mijn zaak degelijk gaat behandelen en verzoek u daarom het dossier naar hem over te dragen, hij kontakt met u opnemen, ook al gaat mij dit weer extra kosten opleveren, HET MOET OPGELOST WORDEN !!!!”

2.7 Verweerster heeft de in verband met de rechtsbijstand verkregen toevoeging ter declaratie ingediend. De afrekening hiervan heeft plaatsgevonden op 7 januari 2014. Hierna heeft verweerster het dossier op 10 januari 2014 gearchiveerd en klaagster daarvan in kennis gesteld.

2.8 Op 13 januari 2014 heeft mr. H, advocaat te Almere, zich tot verweerster gewend. Hij verzocht verweerster schriftelijk en nadien ook telefonisch om hem het dossier te verstrekken.

2.9 Op 16 januari 2014 heeft verweerster een aantal dossierstukken, bestaande uit de uitspraak van de huurcommissie, een medisch rapport van GGZ en een overzicht van de door de wederpartij uitgevoerde werkzaamheden om de gesignaleerde problemen te herstellen aan mr. H toegezonden. Verweerster heeft mr. H ook op de hoogte gebracht van de zaakscode van de eerder afgegeven toevoeging.

2.10 Bij brief van 10 februari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:

a. is tekort geschoten in de belangenbehartiging voor klaagster;

b. heeft geweigerd het dossier over te dragen aan klaagsters nieuwe advocaat, mr. H.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen. Die zorgplicht brengt onder meer mee dat hij ervoor zorgdraagt dat hij beschikt over voldoende deskundigheid op het rechtsgebied dat hij betreedt en dat hij in de uitvoering van zijn taak de nodige voortvarendheid betracht.

5.2 Voorts geldt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.3 Verweerster heeft naar aanleiding van dit klachtonderdeel, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Verweerster heeft namens klaagster, omdat zij aangaf dat er verband was tussen het vochtprobleem in de woning en de medische klachten van klaagster, de relevante medische dossiers opgevraagd. Van de huisarts heeft verweerster telefonische informatie verkregen. Deze heeft aangegeven dat de ziekteverschijnselen van klaagster geen relatie hadden tot het vochtprobleem in de woning. Tevens heeft verweerster van de verhuurder documentatie verkregen, waaruit blijkt welke werkzaamheden door de verhuurder aan de woning zijn verricht. Uit die documenten blijkt dat de verhuurder steeds adequaat op de klachten van klaagster heeft gereageerd en dat het tijdsverloop tussen klachten en werkzaamheden vaak werd veroorzaakt door de handelwijze van klaagster. Verweerster heeft de medische informatie met klaagster besproken tijdens een gesprek op haar kantoor. Ook heeft verweerster klaagster per e-mail van 25 september 2013 geïnformeerd. 

Verweerster had ten tijde van haar werkzaamheden ook de informatie dat de woning van klaagster op de nominatie stond om te worden gesloopt en dat klaagster van de verhuurder daarom te zijner tijd een nieuwbouwwoning aangeboden zou krijgen. 

Op basis van haar bevindingen heeft verweerster klaagster bij brief van 17 oktober 2013 bericht dat zij niets meer voor klaagster kon betekenen en zou overgaan tot sluiting van het dossier. Na indiening van de toevoeging ter declaratie en ontvangst van de afrekening heeft verweerster het dossier op 10 januari 2014 gesloten.

5.4 Gelet op het gevoerde verweer, dat door klaagster niet dan wel onvoldoende is betwist, is de raad van oordeel dat verweerster geen verwijt treft dat zij in de belangenbehartiging voor klaagster tekort is geschoten. Aan dit oordeel doet niet af dat, zoals ter zitting is gebleken, verweerster bij de behandelende medici niet expliciet heeft gevraagd naar de effecten van het vochtprobleem op het herstelproces van klaagster. Verweerster heeft onbetwist aangevoerd dat zij van de huisarts vernam dat er geen relatie was tussen de medische problemen van klaagster en het vochtprobleem.

5.5 Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel a ongegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.6 Uit de stukken blijkt dat klaagster reeds in haar e-mail van 28 november 2013 aan verweerster had meegedeeld dat zij wenste dat het dossier zou worden overgedragen aan een andere advocaat, mr. H, en dat deze contact met verweerster zou opnemen.

5.7 Verweerster heeft aangevoerd dat zij voor het eerst op 13 januari 2014 door mr. H werd benaderd met een verzoek om overdracht van het dossier. Ook heeft verweerster aangevoerd dat zij aan mr. H direct aansluitend de volgens haar relevante stukken van het dossier heeft gestuurd.

5.8 De raad acht het vooreerst onzorgvuldig dat verweerster naar aanleiding van klaagsters e-mail van 28 november niet eerst bij klaagster heeft nagevraagd of zij nog van mr. H bericht zou ontvangen omtrent de overdracht van het dossier, nu dat immers door klaagster was aangekondigd. In plaats daarvan is verweerster zonder meer overgegaan tot afsluiting van het dossier en indiening ter declaratie van de toevoeging. Verweerster had, gelet op de e-mail van 28 november, rekening dienen te houden met overname van het dossier en de daarbij behorende mutatie van de toevoeging.

5.9 Voorts blijkt uit de stellingen van partijen dat verweerster niet het volledige dossier aan mr. H heeft overgedragen, maar een door haar gemaakte selectie van de stukken. Uit het dossier blijkt voorts dat mr. H expliciet om bepaalde stukken heeft gevraagd, aan welk verzoek verweerster geen gevolg heeft gegeven.

5.10 De raad komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat verweerster onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de overdracht van het dossier zoals door klaagster gevraagd. Klachtonderdeel b is daarom gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- legt terzake als maatregel op een enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.J. van der Gouw, P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl