Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:138

Zaaknummer

ZWB 72 - 2015

Inhoudsindicatie

De tuchtrechter is niet bevoegd om een verweer tegen een vordering tot betaling van de declaratie van een advocaat te beoordelen. Een aanhangige klachtprocedure betekent niet dat klager niet gehouden zou zijn tot betaling van die declaratie. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 juni 2015

in de zaak ZWB 72-2015

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zeeland-West-Brabant van 7 mei 2015 met kenmerk K15-015 , door de raad ontvangen op 8 mei 2015 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Mr. X heeft werkzaamheden voor klager verricht, welke werkzaamheden bij klager in rekening zijn gebracht.

1.2         Klager heeft per telefax dd. 23 augustus 2014 mr. X aansprakelijk gesteld voor door klager gestelde schade en vervolgschade. Mr. X heeft bij brief van 27 augustus 2014 iedere aansprakelijkheid afgewezen. Mr. X heeft bij voormelde brief voorts de overeenkomst van opdracht wegens de ontstane vertrouwensbreuk tussen klager en mr. X met onmiddellijke ingang opgezegd.

1.3         Mr. X heeft verweerster verzocht incassomaatregelen tegen klager te nemen. Verweerster heeft klager bij brief dd. 12 februari 2015 in gebreke gesteld en hem een laatste termijn gegeven waarbinnen de onbetaalde rekeningen van mr. X, in totaal een bedrag ad € 1.644,93, alsnog konden worden voldaan, bij gebreke waarvan verweerster aankondigde een gerechtelijke procedure te zullen opstarten.

1.2         Klager heeft zich bij brief dd. 16 februari 2015 bij de deken beklaagd over het optreden van verweerster.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster er niet voor heeft gezorgd dat de door mr. X veroorzaakte schade aan klager is betaald;

2.    verweerster ten onrechte heeft gesteld dat klager geen steekhoudende verweren heeft ingebracht tegen de vordering van mr. X. Verweerster is klaarblijkelijk niet op de hoogte van de klachtprocedure tegen mr. X. De raad van discipline moet de klacht tegen mr. X nog beoordelen.

 

3.           VERWEER

3.1         Niet valt in te zien dat verweerster is te verwijten dat mr. X beweerdelijk veroorzaakte schade niet aan klager heeft betaald. Dit is een kwestie tussen klager en mr. X.

3.2         Klager heeft twee facturen, in totaal € 1.644,93, zonder protest behouden, pas bij repliek in de klachtprocedure betwist dat mr. X de werkzaamheden heeft verricht, noch enige andere grond aangevoerd op grond waarvan hij niet tot betaling zou hoeven over te gaan. Het enkele feit van het bestaan van een klachtdossier tegen mr. X ontslaat klager niet van zijn betalingsverplichting jegens mr. X. De klacht van klager tegen mr. X is door de voorzitter van de raad bovendien kennelijk ongegrond verklaard.

3.3         Klager heeft de facturen onbetaald gelaten. Mr. X heeft vervolgens aan verweerster verzocht om verdere incassomaatregelen te nemen tegen klager, waarna verweerster klager bij brief dd. 12 februari 2015 heeft aangeschreven.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Verweerster heeft klager in opdracht van mr. X op 12 februari 2015 aangeschreven tot  betaling van de openstaande factuur van mr. X. Niet valt in te zien welk verwijt verweerster ter zake te maken valt. Het moge zo zijn dat op 12 februari 2015 nog een klachtprocedure tegen mr. X aanhangig was, dit betekent niet dat klager niet langer gehouden zou zijn de declaraties van mr. X te voldoen. Indien en voor zover klager van mening was dat hij op goede gronden niet tot betaling gehouden kon worden, lag het op zijn weg om dit aan verweerster kenbaar te maken en dit in een eventuele civiele procedure als verweer in te brengen. Uitsluitend aan de civiele rechter komt immers bevoegdheid toe om een verweer tegen een vordering te beoordelen. Het stond verweerster vrij om namens mr., X betaling van de openstaande declaraties te vorderen.

4.3         De kwestie betreffende de aansprakelijkheid van mr. X jegens klager betreft een civiele kwestie tussen klager en mr. X, zodat alleen al op grond daarvan niet valt in te zien welk verwijt verweerster ter zake te maken valt. Bovendien kan een vordering tot schadevergoeding alleen dan voor verrekening in aanmerking komen indien deze door de wederpartij is erkend, dan wel indien de vordering in rechte is toegewezen. Hiervan is in deze geen sprake.

4.4         Op grond van het voorgaande komt de voorzitter met toepassing van artikel 46j Advocatenwet tot het besluit dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is .

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

besluit met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 2 juni 2015.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2015

 

verzonden aan:

                        - klager

                        - verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-  Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.