Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:103

Zaaknummer

15-061A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat verweerder (proces)stukken voor klaagster heeft achtergehouden.

Uitspraak

Beslissing van 3 april 2015

in de zaak 15-061A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 maart 2015 met kenmerk 4014-0799, door de raad ontvangen op 6 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij kort geding vonnis van 15 juni 2012 is klaagster door de (Nederlandse) rechter een contactverbod opgelegd met de in de Verenigde Staten wonende A en B. Deze uitspraak is in hoger beroep (grotendeels) bevestigd. Verweerder heeft A en B in eerste aanleg als raadsman bijgestaan, in hoger beroep niet meer. Door A en B is tegen klaagster aangifte gedaan van stalking.

1.3 In de Verenigde Staten hebben A en B zogenaamde “restraining orders” tegen klaagster verzocht, waarvan de behandeling op 16 oktober 2014 zou plaatsvinden. A en B hebben verweerder verzocht om in samenspraak met een Nederlandse gerechtsdeurwaarder zorg te dragen voor de oproeping van klaagster voor de zitting van 16 oktober 2014. De exploten naar Nederlands recht zijn opgesteld door de gerechtsdeurwaarder. Met de inhoudelijke behandeling van de verzoekschriften heeft verweerder geen bemoeienis gehad.

1.4 De oproepingen zijn klaagster op 7 oktober 2014 betekend. Klaagster heeft schriftelijk gereageerd op de verzoekschriften.

1.5 Op 24 oktober 2014 heeft verweerder van A en B de uitspraken van de rechtbank in Los Angeles ontvangen. Op 27 oktober 2014 heeft verweerder in opdracht van A en B de deurwaarder opdracht gegeven de uitspraken aan klaagster te betekenen. Op 29 oktober 2014 zijn klaagster de uitspraken in de zaken van A en B betekend.

1.6 Bij brief van 22 oktober 2014 aan verweerder heeft klaagster onder meer geschreven:

Via dit schrijven verzoek ik u om mij per direct een .pdf kopie te doen toekomen van de twee Temporary Restraining Orders die uw Amerikaanse cliënten [A en B] op 16 oktober 2014 door middel van een civiel verstekvonnis uitgevaardigd hebben gekregen in een Hof in de stad Pasadena, in de Amerikaanse Staat Californie, in de Verenigde Staten.

U en uw clienten hebben deze 2 TROs nu al een week achter de hand gehouden zonder mij als gedaagde deze ook maar per e-mail op te sturen.

Tevens verzoek ik u om mij per direct en binnen 3 dagen in .pdf formaat alle documenten en bewijsstukken te doen toekomen betreffende de zogenaamde “Bench Warrant for Non-Appearance” zitting op 27 februari 2015 die uw Amerikaanse clienten in een Hof in de stad Burbank, in the Staat Californie, in de Verenigde Staten, hebben laten inroosteren, zonder mij als relevante partij op de hoogte te stellen van het feit dat er een Bench Warrant zitting is of mij ervoor te dagvaarden.

(…)

1.7 Bij brief van 26 oktober 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder heeft geweigerd twee “temporary restraining orders” en een “bench warrant suit” aan klaagster te verstrekken, terwijl de inhoud daarvan klaagster aangaat.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 Klaagster heeft als toelichting op haar klacht aangevoerd dat verweerder de verkeerde formulieren aan haar heeft toegestuurd, te weten zogenaamde CH 130 formulieren (“Civil Harassment restraining Order After Hearing”) in plaats van de verzochte CH 110 formulieren (“Temporary Restraining Order”). Verder heeft klaagster aangevoerd dat case summaries blijkt dat er een Bench Warrant is waarvan verweerder kennis moet hebben.

3.3 Verweerder heeft onderbouwd en gemotiveerd gesteld dat hij niet over de door klaagster gevraagde stukken beschikt, niet bekend is met “Bench Warrant for Non-Appearance” zaak en dat hij de stukken die hij uit de Verenigde Staten heeft ontvangen (de CH 130 formulieren), op verzoek van A en B aan klaagster heeft laten betekenen. Verweerder heeft aangegeven dat hij niet (inhoudelijk) bij de procedures in de Verenigde Staten is betrokken en dat zijn rol er alleen maar bestaat uit de begeleiding van de betekening van de oproepingen in Nederland en van de Amerikaanse uitspraken. Verder heeft verweerder terecht erop gewezen dat klaagster (door inschakeling van een Amerikaanse advocaat) het betreffende gerecht zelf kan vragen om toezending van stukken die haar aangaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de kant van verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder beschikt over stukken, waarvan klaagster stelt dat deze worden achterhouden. Om die reden is de klacht kennelijk ongegrond.

3.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 3 april 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.