Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:154

Zaaknummer

77/14

Inhoudsindicatie

 Een advocaat moet  de cliënt duidelijk uitleggen dat de onderlinge afspraak in een boedelscheidingsgeschil dat één van de patijen de schulden uit de huwelijksgoederengemeenschap toebedeeld krijgt, niet betekent dat de andere partij uit de eventuele hoofdelijke aansprakeljikheid jegens crediteuren is ontslagen. Verzet en klacht gegrond; enkele waaarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 27 maart 2015

in de zaak 77/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 november 2014 op de klacht van:

 

mevrouw [     ]

klaagster

 

tegen

mr. [     ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 15 december 2013 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 23 oktober 2014 met kenmerk 51/14/11, door de raad ontvangen op 24 oktober 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 19 november 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 november 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 7 december 2014 door de raad ontvangen op 9 december 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2015 in aanwezigheid van de heer L., de gemachtigde van klaagster. Klaagster heeft laten weten om gezondheidsredenen niet in staat te zijn te verschijnen. Haar vriend, L. is ter zitting verschenen en vertegenwoordigt klaagster. Verweerster heeft vooraf bij brief van 28 januari 2015 laten weten dat zij verhinderd is ter zitting te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt

1.6    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klaagster d.d. 7 december 2014;

-    een brief van verweerster aan de raad van 28 januari 2015.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten en omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter met dien verstande dat klaagster in verzet aanvoert dat in de voorzittersbeslissing onder 1.2 ten onrechte staat dat de schuldeiser die klaagster maande om tot betaling van een bedrag van €  14.000,00 over te gaan, een vordering had die tijdens het huwelijk was ontstaan. Die vordering was juist niet tijdens het huwelijk ontstaan. Voor zover relevant, komt de raad daarop terug in de beoordeling van de klacht.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster de afspraak over de toescheiding van de schulden aan de ex-echtgenoot juridisch niet juist heeft geregeld. In het convenant is weliswaar opgenomen dat alle schulden voor rekening van de ex-echtgenoot van klaagster komen en dat deze klaagster te dier zake vrijwaart, maar klaagster is er niet op gewezen dat zij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de huwelijkse schulden.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter heeft overwogen dat vaststaat dat partijen zelf hun afspraken met betrekking tot de boedelscheiding hebben vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Dit is weliswaar juist maar het was verweerster die klaagster heeft verzocht zelf een concept op te maken. Klaagster heeft samen met haar vriend een concept convenant opgesteld dat zij had gedownload van internet. Dat is ter beoordeling aan verweerster gestuurd. Over de blijvende hoofdelijke aansprakelijkheid is niet gesproken. De door verweerster overgelegde aantekeningen zijn naar het oordeel van klaagster niet voldoende bewijs dat hierover is gesproken.

 

4     VERWEER

4.1     Verweerster handhaaft hetgeen zij in de eerdere schriftelijke stukken heeft gesteld en kan zich vinden in de voorzittersbeslissing van 19 november 2014.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Allereerst zal de raad het verzet beoordelen. De raad overweegt hierbij dat de enkele, schriftelijke, korte notities van verweerster van de telefoongesprekken van 7 februari 2014 en 25 februari 2014 onvoldoende zijn om aan te nemen dat de kwestie van de hoofdelijke aansprakelijkheid voldoende met klaagster is besproken. Derhalve had de voorzitter niet tot het oordeel kunnen komen dat de klacht kennelijk ongegrond was en is nader onderzoek aangewezen.

5.3    De raad zal thans de klacht zelf beoordelen.

5.4    De raad is van oordeel dat de vraag of de onder 2.2 genoemde vordering al dan niet tijdens het huwelijk is ontstaan, in de onderhavige klachtzaak niet relevant is omdat niet betwist is dat deze schuld in de boedelscheiding behoorde te worden betrokken.

5.5    Voorts stelt de raad vast dat de kwestie van de hoofdelijke aansprakelijkheid een complexe materie betreft die uitleg behoeft aan een niet juridisch geschoolde cliënt; temeer daar een dergelijke aansprakelijkheid vergaande gevolgen heeft voor betrokken partijen. Immers ook al is tussen partijen onderling afgesproken dat de schulden door één van hen zullen worden gedragen, waarbij de partij die de schulden op zich neemt, de andere vrijwaart, dan betekent dat nog niet dat de schuldeisers daarmee de gevrijwaarde partij niet meer kunnen aanspreken. De toedeling van de schuld aan één van de partijen geldt immers alleen tussen die beide partijen en regardeert de schuldeisers niet. De advocaat dient er voor te zorgen dat de juridische gevolgen van de toedeling en de vrijwaring voor de cliënt duidelijk zijn. De enkele korte mededeling op een tweetal notities van verweerster zijn onvoldoende bewijs dat deze bepalingen in het convenant en de gevolgen daarvan aan klaagster duidelijk zijn gemaakt. Het risico van niet duidelijke vastlegging van het besprokene hieromtrent komt voor risico van verweerster en derhalve moet de raad er vanuit gaan dat dat niet voldoende is besproken met klaagster. De klacht is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op alle omstandigheden van het geval komt de raad tot onderstaande maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt het verzet alsmede de klacht gegrond;

-    legt verweerster de maatregel op van een enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl