Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:49

Zaaknummer

14-256NH + 14-266NH

Inhoudsindicatie

Klachten tegen eigen advocaten wegens conflicterende belangen gegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 februari 2015

in de zaken 14-256NH en 14-266NH

naar aanleiding van de klachten van:

1. de heer

2.  B.V.

3.  B.V.

4. de heer

p/a de heer mr.

klagers

tegen:

1. mr.  (14-256NH)

2. mr.  (14-266NH)

advocaten te

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven aan de raad van 12 september 2014 met kenmerk td/np/14-088 en van 22 september 2014 met kenmerk td/md/14-088, door de raad ontvangen op 15 en 23 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brieven van de deken aan de raad 

- de stukken genummerd 1 t/m 19 zoals vermeld op de bij de brief van 12 september 2014 gevoegde inventarislijst;

- de brief met bijlagen van mr. S.I.P. Schouten van 17 september 2014, zoals gevoegd bij de hiervoor onder 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad van 22 september 2014.

1.4 Partijen zijn door de griffier telefonisch geïnformeerd dat de uitspraak nader is bepaald op heden.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerders zijn kantoorgenoten. Verweerder sub 1 is in het verleden als raadsman opgetreden voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VWS. De aandelen in VWS werden gehouden door vier vennootschappen (hierna: S Holding, K Holding, E Holding en V Beheer), welke vennootschappen tevens bestuurders waren van VWS.

2.3 Bestuurders van S Holding en K Holding zijn respectievelijk de heren S en K. Bestuurders van E Holding en V Beheer zijn respectievelijk de heren E en V.

2.4 Halverwege 2013 is de sfeer tussen de aandeelhouders/bestuurders van VWS verslechterd. Toen zijn geschillen ontstaan tussen de (vennootschappen van) heren S en K enerzijds en (de vennootschappen van) de heren E en V en hun vennootschappen anderzijds. Klagers in deze zaak zijn de heren E en V, V Beheer en een tweede vennootschap van de heer V, hierna aangeduid als V B.V.

2.5 Eind september 2013 heeft V Beheer een aanzienlijke vordering op VWS opgeëist. Enige tijd later heeft V Beheer het faillissement van VWS aangevraagd.

2.6 Daarna, in oktober 2013, kwamen onderhandelingen op gang waarbij verweerder sub 1 zich als advocaat van VWS meldde. Tijdens die onderhandelingen is naast de vermelde kwestie van de geldvordering van V Beheer op VWS aan de orde geweest de vraag of V Beheer (dan wel een aan haar gelieerde entiteit) inbreuk maakte op een octrooirecht van VWS. Verweerder sub 1 heeft toen een op 1 november 2013 te houden algemene vergadering van aandeelhouders van VWS bijeengeroepen.

2.7 Bij brief van 16 oktober 2013 aan verweerder sub 1 heeft de heer E onder meer geschreven:

Goed te zien dat je de belangen waarneemt van [VWS]. Dit betekent mijns inziens dat je dit doet voor alle vier de aandeelhouders. Zoals je waarschijnlijk hebt bemerkt ligt er een groot verschil van inzicht tussen de aandeelhouders [S Holding]; vertegenwoordigd door dhr. [S], tevens CFO van VWS en [K Holding]; vertegenwoordigd door dhr. [K] tevens CEO, enerzijds en [V Beheer]: vertegenwoordigd door dhr. [V] tevens CEO en [E Holding]; vertegenwoordigd door (…) [E] tevens CTO anderzijds.

(…)

Nu de uitgeroepen aandeelhouders vergadering:

(…)

Locatie: Het lijkt mij dat de vergadering op neutraal gebied dient plaats te vinden zeker gezien de ervaringen van de laatste AVA. Ten kantore van [het kantoor van verweerders] lijkt mij een goed voorstel.

(…)

Zoals al eerder aangegeven [voornaam verweerder sub 1] ben ik blij dat je de raadsman bent van VWS ik er alle vertrouwen in dat je de belangen van alle vier de aandeelhouders in dit proces gelijkwaardig behandeld. En ik hoop dat met alle betrokkenen we tot overeenstemming komen over de te nemen acties.

2.8 Verweerder sub 1 heeft op deze brief niet gereageerd.

2.9 Bij e-mail van 17 oktober 2013 heeft de heer E aan verweerder sub 1 geschreven:

 Blij te zien dat je onze belangen gaat waarnemen dus alle aandeelhouders van VWS. Zie in de bijlagen mijn opmerkingen m.b.t. de aanstaande AVA.

2.10 Bij e-mail van 24 oktober 2013 aan verweerder sub 1 heeft de heer E geschreven:

Naar ik begrepen heb, is er gisteren een gesprek geweest tussen [S] en [K] met betrekking tot [VWS].

Graag zou ik een afspraak met je willen maken om te vernemen wat de status is van mijn laatste reactie (mails 17-10 en 21-10 jl.) in voorbereiding op de AVA van 1 november.

Kan je een paar data opgeven voor een gesprek bij jouw op kantoor.

2.11 Bij e-mail van 28 oktober 2013 aan E heeft verweerder sub 1 geschreven:

Laat me nog even weten of je [V] nog hebt kunnen bereiken en of jullie bereid zijn om vrijdag bij mij op kantoor langs te komen voor een informeel aandeelhoudersoverleg? Dus zonder agenda, etc. Gewoon een goed gesprek met z’n allen Hoor ik overigens niets, dan zal de vergadering vrijdag gewoon plaatsvinden op het kantoor van de vennootschap met hantering van de reeds toegestuurde agenda. Ik hoor graag. 

2.12  Bij e-mail van 30 oktober 2013 aan verweerder sub 1 heeft de heer E onder meer geschreven:

 Refererend aan het aangename gesprek van 28 oktober jl. zou ik graag mij reactie geven op van je voorstel om ter jou kantore te (…), informeel samen te komen om ons te beraden hoe verder te gaan met de onderneming van [VWS].

 (…)

•  Conclusie [V]

 [V] zal dan ook niet aanwezig zijn bij de informele samenkomst zoals voorgesteld en ook niet bij de geplande AVA. (…)

 (…)

 5.  Juridische ondersteuning:

a.  Ik heb je altijd ervaren als een uiterst aimabel en kundig raadsheer en ik hoop van harte dat je betrokken blijft bij de weg die we nog te gaan hebben, binnen VWS. Zodat je een bemiddelende rol kan blijven spelen, zowel bij het aangeven van de juridische mogelijk- en onmogelijkheden, als bij het uitleggen van de risico’s die de firma loopt gedurende dit proces.

b. Zoals je tijdens ons gesprek al aangaf is het juridisch bijstaan van slechts één of een beperkt deel van de aandeelhouders, een probleem. Zeker gezien de werkzaamheden die tot op heden verricht zijn als bedrijfsjurist, maar ik denk ook gezien het bijstaan van enkele van de aandeelhouders in meer persoonlijke aangelegenheden. Ik ben absoluut niet thuis in deze materie maar ik neem aan dat je refereert aan de advocatenwet artikel 46?

• Conclusie [E]:

Gezien de onbereidwillige bijna apathische houding van [S] en [K] zie ik weinig gronden waarop een eventueel samenkomen nut zou kunnen hebben. Aangezien we nu dus met een verdeelde groep aandeelhouders zitten is het nemen van besluiten bij meerderheid vrijwel onmogelijk (deadlock situatie). Ik moet mij nog beraden over de toekomst perspectieven van VWS en mijn rol hierin.

2.13 Op 1 november 2013 heeft de AVA plaatsgevonden, buiten aanwezigheid van E en V. Verweerder sub 1 heeft de vergadering voorgezeten.

2.14 Bij brief van 5 december 2013 heeft verweerder sub 1 namens VWS aan V Beheer geschreven dat de vordering die aan het verzoek tot faillietverklaring van VWS ten grondslag is gelegd, wordt betwist en dat V Beheer aansprakelijk wordt gesteld  voor alle schade ten gevolge van het faillissementsverzoek. Ook stelt verweerder sub 1 daarin dat V Beheer, V B.V., en de heren V en E inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van VWS en sommeert hij hun die inbreuk te staken.

2.15 Op 13 januari 2014 heeft onder leiding van verweerder sub 1 een bespreking tussen de aandeelhouders plaatsgevonden. Beide verweerders waren aanwezig en stelden (slechts) voor VWS op te treden. Deze bespreking heeft niet tot een oplossing geleid. V Beheer heeft de faillissementsaanvraag vervolgens doorgezet.

2.16 Verweerder sub 1 heeft namens VWS verweer gevoerd tegen de faillissementsaanvraag. Na de faillissementszitting van 21 januari 2014 hebben de heren E en V bij verweerder sub 1 bezwaar gemaakt tegen zijn rol in de zaak en aan verweerder en zijn kantoor verzocht de zaak over te dragen aan een andere advocatenkantoor.

2.17 Op 22 januari 2014 is VWS in staat van faillissement verklaard. Vervolgens heeft VWI, een vennootschap van de heren S en K, de voornaamste activa uit de boedel van VWS overgenomen, waaronder de octrooirechten van VWS.

2.18 Bij brief van 13 februari 2014 heeft  verweerder sub 2 namens de heer S de heer E gesommeerd om per direct een geldbedrag over te maken, ter aflossing van een gestelde geldlening.

2.19 Bij brieven van 14 februari 2014 heeft verweerder sub 1 namens VWI, de vennootschappen V Beheer, V B.V. en de heren E en V gesommeerd tot staking van de (gestelde) inbreuk op de van VWS verkregen octrooirechten.

2.20 Bij brief van 13 maart 2014 aan de deken heeft de raadsman van klagers de onderhavige klachten ingediend en de deken verzocht het ertoe te leiden dat verweerders zich terugtrekken uit de geschillen tussen de aandeelhouders/bestuurders van VWS.

2.21 Bij brief van 7 april 2014 aan partijen heeft de deken bericht voorshands geen redenen aanwezig te achten om verweerders te adviseren zich terug te trekken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders weigeren zich terug te trekken uit de conflicten tussen de aandeelhouders/bestuurders van een vennootschap voor welke partijen verweerder sub 1 eerder had opgetreden.

3.2 Klagers maken (onder meer) bezwaar tegen het feit dat verweerders voorafgaand aan het faillissement van VWS eerst een bemiddelende rol tussen de twee groepen van aandeelhouders/bestuurders hebben vervuld en vervolgens voor de ene groep tegen de andere groep zijn gaan optreden. Verder menen zij dat het verweerders niet vrij staat na het faillissement van VWS namens de andere groep van aandeelhouders – althans daaraan gelieerde (rechts)personen, zoals VWI – tegen hen te blijven optreden in het (voortdurende) conflict. Klagers beroepen zich op artikel 7 lid 1, 7 lid 2 en 7 lid 5 juncto artikel 7 lid 4 van de gedragsregels. Zij stellen zich op het standpunt dat niet valt uit te sluiten dat de informatie die verweerders hebben verkregen van VWS (bijvoorbeeld met betrekking tot de octrooirechten) door VWI zal worden gebruikt. Met een beroep op gedragsregel 7 lid 2 menen klagers voorts dat verweerders zich hadden behoren terug te trekken als raadslieden van VWS toen duidelijk werd dat een minnelijke regeling ter voorkoming van het faillissement van VWS op niets uitliep, en daarmee een niet aanstonds onoverbrugbaar belangenconflict ontstond. Ten slotte stellen klagers zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de cumulatieve vereisten als bedoeld in artikel 7 lid 5 juncto artikel 7 lid 4 van de gedragsregels.

4 VERWEER

4.1 Verweerders betwisten dat in strijd is gehandeld met de gedragsregels. De betrokkenheid van verweerder sub 1 bij VWS en daarmee samenhangende kennis omtrent alle ins en outs van VWS is relatief beperkt geweest. Dat geldt ook voor de aandeelhouders van VWS, voor wie verweerder sub 1 in het verleden nooit op individuele basis heeft opgetreden, behoudens voor de heer E in een persoonlijke kwestie, die niets van doen had met VWS en evenmin met het aandeelhouderschap van de heer E. Verweerders betwisten dat sprake is van tegenstrijdige belangen op grond waarvan zij zich zouden moeten terugtrekken. 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Klacht 14-256NH

5.2 Klagers hebben onder meer gesteld dat verweerder sub 1 in het conflict tussen de aandeelhouders/bestuurders van VWS aanvankelijk als bemiddelaar is opgetreden. Op het moment dat duidelijk werd dat een minnelijke regeling niet tot de mogelijkheden behoorde, had verweerder sub 1 zich volgens klagers dienen terug te trekken.

5.3 Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt dat verweerder sub 1 zich heeft gepresenteerd als raadsman van VWS. Dat betekent dat het voltallige bestuur van VWS, dus alle vier de aandeelhouders van VWS, bepaalden wat zijn opdracht inhield. Desgevraagd heeft verweerder sub 1 ter zitting verklaard dat hij zich bij zijn eerste optreden in het conflict waarschijnlijk heeft gepresenteerd als bemiddelaar tussen de aandeelhouders/bestuurders van VWS. Uit de brieven van klager sub 1 aan verweerder sub 1 van 16, 17 en 30 oktober 2013 (zie hiervoor 2.7, 2.9 en 2.10) blijkt ook dat klagers verweerder sub 1 hebben beschouwd als raadsman optredend voor alle aandeelhouders/bestuurders. Verweerder sub 1 heeft niets ondernomen om die indruk bij klagers weg te nemen. Onder die omstandigheden had verweerder sub 1 zich moeten terugtrekken op het moment dat hem bleek dat het conflict tussen de aandeelhouders/bestuurders onoverbrugbaar was. Door zulks ondanks verzoeken van klagers te weigeren, heeft verweerder sub 1 ten opzichte van klagers sub 1, 2 en 4 als (middellijk) bestuurders/aandeelhouders klachtwaardig gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.

5.4 Door vervolgens na het faillissement van VWS voor een andere entiteit van de heren S en K, die de activa van VWS had gekocht en geleverd gekregen, in het bestaande conflict voor S en K, althans hun (nieuwe) vennootschap tegen klagers te blijven optreden, heeft verweerder ook klachtwaardig gehandeld.

Klacht 14-266NH

5.5 Verweerder sub 2 is na het faillissement van VWS namens de heer S, althans S Holding opgetreden tegen de heer E in privé. Niet betwist is dat ook dit conflict een uitvloeisel was van het conflict waaruit zijn kantoorgenoot, verweerder sub 1, zich reeds eerder had moeten terugtrekken wegens een conflicterend belang. Het conflicterend belang van verweerder sub 1 strekt zich uit tot al diens kantoorgenoten (vgl. gedragsregel 7 lid 7) en dus ook tot verweerder sub 2.Verweerder sub 2 had dus niet voor (de holding van) S tegen E mogen optreden.

5.6 De klacht is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad overweegt dat gebleken is dat er geen sprake is van een moedwillig overtreden van de gedragsregels. Verweerders hebben aangevoerd dat zij advies van de deken hebben gevraagd en dat deze geen aanleiding heeft gezien om verweerders te adviseren zich terug te trekken. Onder die omstandigheden is de raad van oordeel dat onderstaande maatregel passend is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de  klachten tegen verweerders gegrond;

- legt aan beide verweerders de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter,

mrs. S. van Andel, A. de Groot, H.B. de Regt, C. Wiggers, leden, bijgestaan door

mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2015.

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerders

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl