Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:87

Zaaknummer

14-306A

Inhoudsindicatie

Overname strafzaak. Verweerder bezocht cliënt van klager in huis van bewaring zonder voorafgaand overleg klager. Bovendien heeft verweerder meer dan twee jaar lang niet gereageerd op herhaalde verzoeken van klager om tot verrekening van de toevoegingsvergoeding over te gaan. Klachten gegrond, berisping.

Uitspraak

Beslissing van 30 maart 2015

in de zaak 14-306A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam 

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 november 2014 met kenmerk PvRA/AvO 4014-0413, door de raad ontvangen op 14 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 februari 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 15.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager verleende aanvankelijk als piketadvocaat en vervolgens als toegevoegd raadsman rechtsbijstand aan de heer X. De heer X bevond zich medio maart 2012 in voorlopige hechtenis in het Huis van Bewaring te Haarlem.

2.3 Op maandag 19 maart 2012 heeft verweerder op verzoek van de heer X laatstgenoemde bezocht in het Huis van Bewaring zonder voorafgaand overleg hierover te hebben gehad met klager. Tevens heeft hij zich die dag schriftelijk als advocaat van de heer X geïntroduceerd bij de Rechtbank Alkmaar.

2.4 Op 19 maart 2012 ontving klager om 17.04 uur een faxbrief van verweerder met de volgende inhoud:

"tot mij wendde zich [de heer X] vanuit het Huis van Bewaring de Haarlem en hij verzocht mij de behartiging van zijn belangen in de strafzaak bij de Rechtbank Alkmaar van U over te nemen. Ik heb in zijn verzoek reeds bewilligd.

Ik verzoek U mij het schaduwdossier te doen toekomen en mij in het bezit te stellen van een deugdelijke inzichtelijke uren- en kilometerspecificatie, alsmede van de toevoegingsbescheiden. Ik zal U na afloop van de zaak een verrekeningsvoorstel doen toekomen (…)"

2.5 Bij brief van 20 maart 2012 heeft klager het dossier van de heer X aan verweerder doen toekomen. In voormelde brief heeft klager aan verweerder geschreven:

"Naar aanleiding van Uw schrijven d.d. 19 maart 2012 zend ik U hierbij het dossier in bovengenoemde zaak.

Ingesloten treft U tevens aan de last tot toevoeging alsmede de toevoeging met het verzoek voor mutatie zorg te dragen.

Tevens zend ik U hierbij mijn urenstaat met het verzoek na afloop van de zaak mij een verrekeningsvoorstel te doen toekomen (…)"

2.6 Omdat enige reactie van verweerder uitbleef, heeft klager verweerder bij brieven van 16 oktober 2012, 15 augustus 2013, 15 oktober 2013 en 21 januari 2014 gerappelleerd, op welke brieven verweerder niet heeft gereageerd. Evenmin heeft verweerder gereageerd op verschillende terugbelverzoeken. Bij brief van 25 maart 2014 heeft klager verweerder een klacht bij de deken in het vooruitzicht gesteld als hij niet binnen een week nadien zou reageren.

2.7 Bij e-mail van 25 maart 2014 heeft verweerder aan klager een voorstel gedaan tot verrekening van de toevoegingsvergoeding. In voormeld voorstel heeft verweerder laten weten niet akkoord te gaan met de door klager uiteengezette urenspecificatie van zijn werkzaamheden.

2.8 Vervolgens is tussen klager en verweerder een discussie ontstaan over de verrekening van de toevoegingsvergoeding. Partijen zijn het erover eens de reistijd- en kilometervergoeding te delen.

2.9 Bij brief van 2 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) niet tijdig tot verrekening van de door hem van klager overgenomen toevoeging is overgegaan en niet reageerde op meerdere verzoeken daartoe per telefoon en brief;

b) de door klager opgevoerde uren heeft willen matigen alvorens tot verrekening over te gaan, terwijl hij de door klager aan verweerder bestede uren naar rato had moeten verrekenen. De opgegeven uren en reistijd/kilometers zijn integraal door de Raad voor Rechtsbijstand aanvaard;

c) op 19 maart 2012 de heer X heeft bezocht en zich ook op die datum schriftelijk heeft gewend tot de griffie van de rechtbank zonder voorafgaand overleg en/of kennisgeving c.q. toestemming van klager;

d) in dit dossier uren heeft gedeclareerd voorafgaande aan het moment dat hij het dossier van klager had overgenomen.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

  Ad klachtonderdeel a

4.2 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur is gediend met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Tevens wordt van hen verlangd adequaat te reageren op schriftelijke en/of telefonische (terugbel)verzoeken.

4.3 Vaststaat dat verweerder meer dan twee jaar lang niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van klager om tot verrekening van de toevoegingsvergoeding over te gaan, terwijl hem het belang dat klager had bij een reactie duidelijk was. Evenmin is verweerder - toen tussen hem en klager vervolgens een discussie ontstond over de verrekening van de toevoegingsvergoeding - overgegaan tot verrekening van de reistijd- en kilometervergoeding, terwijl over de hoogte van die vergoeding tussen partijen wel overeenstemming was bereikt. Hiermee heeft verweerder gehandeld in strijd met de welwillende houding die advocaten onderling ten opzichte van elkaar dienen aan te nemen. Verweerder heeft weliswaar aan klager zijn excuses aangeboden voor zijn passieve houding, maar hiervoor geen gegronde reden kunnen geven. Dit klachtonderdeel is gegrond.

 Ad klachtonderdeel b

4.4 Met dit klachtonderdeel beklaagt klager zich erover dat verweerder de door klager opgevoerde uren heeft willen matigen alvorens tot verrekening over te gaan. In reactie op dit klachtonderdeel heeft verweerder naar voren gebracht dat klager te veel tijd in rekening heeft gebracht en dat hij vraagtekens heeft mogen plaatsen bij de door klager verstrekte urenspecificatie.

4.5 De raad is van oordeel dat een advocaat onder de onderhavige omstandigheden, waarin verweerder meer dan twee jaar niet heeft gereageerd op de verzoeken van klager tot verrekening over te gaan, niet meer de door de voorafgaande advocaat opgegeven werkzaamheden kan betwisten. Door het tijdsverloop is klager immers in zijn verdedigingsbelangen ter verantwoording van zijn opgegeven werkzaamheden geschaad. Daarbij komt dat verweerder bij de aanvraagvergoeding bij de Raad voor Rechtsbijstand alle door klager (en verweerder) opgegeven uren heeft ingediend en dat de Raad voor Rechtsbijstand de opgegeven uren van klager en verweerder integraal heeft aanvaard. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder, ook op grond van de welwillendheid die tussen advocaten behoort te gelden, de door hem en klager bestede uren naar rato had dienen te verrekenen. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

          Ad klachtonderdeel c

4.6 Ten aanzien van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen, daarbij op een zorgvuldige wijze zal dienen te handelen. Zo wordt in het algemeen verlangd dat de advocaat die de behandeling van de zaak overneemt, daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak wenst over te nemen, althans dat hij zich daarvoor op een behoorlijk wijze inspant . Dat overleg houdt in dat advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten uitwisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaken worden overgenomen in de gelegenheid te worden gesteld bij zijn cliënt na te gaan of het inderdaad zijn wens is van advocaat te wisselen, alvorens de overnemende advocaat zijn cliënt bezoekt.

4.7 Uitgaande van voornoemde maatstaf had het op de weg van verweerder gelegen om, voorafgaande aan zijn bezoek aan de heer X op 19 maart 2012, daarover daadwerkelijk overleg met klager te voeren. Daarvan is niet gebleken. Door ná zijn bezoek aan de heer X aan klager een fax te sturen met de mededeling dat hij de zaak had overgenomen, heeft verweerder klager bovendien geen mogelijkheid geboden om bij zijn cliënt na te gaan of laatstgenoemde het verzoek tot overname daadwerkelijk had gedaan.

4.8 In reactie op dit klachtonderdeel heeft verweerder naar voren gebracht dat hij voorafgaande aan zijn bezoek aan de heer X telefonisch contact heeft gezocht met klager, maar hem niet te pakken heeft kunnen krijgen. Verweerder heeft toen een kantoorgenoot van klager gesproken en een terugbelverzoek achtergelaten, aldus verweerder.

4.9 Nog daargelaten dat de raad - bij betwisting van voormeld verweer door klager - niet kan vaststellen of het gestelde telefonische contact tussen verweerder en de kantoorgenoot van klager heeft plaatsgevonden, is de raad van oordeel dat verweerder met een eenmalige poging klager telefonisch te spreken niet heeft voldaan aan de hiervoor onder § 4.6 geformuleerde maatstaf. Van verweerder had verlangd mogen worden dat hij zich meer had ingespannen om voorafgaande aan zijn bezoek aan de heer X met klager hierover daadwerkelijk overleg te voeren. Voor zover verweerder nog heeft bedoeld te betogen dat zijn bezoek aan de heer X een zodanige dringende aangelegenheid was dat voorafgaand overleg niet mogelijk was of geen uitstel kon dragen, heeft verweerder dat niet aannemelijk gemaakt.

4.10 Evenmin kan slagen het verweer  van verweerder dat met het bezoek aan de heer X nog geen sprake was van overname van de strafzaak, maar slechts van een bezoek in het kader van een oriënterende fase om te verifiëren of het inderdaad de wens van de heer X was om de belangenbehartiging door verweerder overgenomen te zien. Een bezoek van een advocaat aan een verdachte kan niet anders worden gezien dan in het kader van de (eventuele) overname van de strafzaak. Verweerder had derhalve voorafgaand aan zijn bezoek aan de heer X overleg dienen te plegen met klager. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

         Ad klachtonderdeel d

4.11 Nu klager en verweerder ter zitting van de raad overeenstemming hebben bereikt over de verrekening van de toevoegingsvergoeding, heeft klager geen belang meer bij dit klachtonderdeel. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

5 MAATREGEL

5.1 Verweerder heeft meer dan twee jaar lang niet gereageerd op herhaalde verzoeken van klager, terwijl hem het belang dat klager had bij een reactie duidelijk was. Bovendien heeft verweerder een cliënt van klager bezocht zonder voorafgaand overleg met klager en is verweerder niet overgegaan tot verrekening van de reiskosten/reisuren terwijl daarover wel reeds overeenstemming was.  Dit zijn ernstige tekortkomingen in de wijze waarop advocaten zich jegens elkaar dienen te gedragen. De raad acht, alles in aanmerking nemende, de maatregel van een berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a tot en met c gegrond;

- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel d;

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel, B. Roodveldt, J.M. van de Laar en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Ten aanzien van het klachtonderdeel waarin klager niet-ontvankelijk is verklaard, kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl