Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:103

Zaaknummer

15-15

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de maatschap van de voormalig advocaat van klaagster, in hoofdzaak gericht tegen de wijze van declareren, het uitbrengen van een dagvaarding wegens niet betaald gebleven declaraties en het weigeren van afgifte van dossiers. De klachten met betrekking tot declareren en dagvaarden berusten niet op de feiten. De kantoorgenoten van de behandelend advocaat waren niet tot afgifte van dossiers verplicht, omdat zij de zaak niet inhoudelijk behandelden en omdat het verzoek tot afgifte niet aan hen was gericht.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak 15-15

naar aanleiding van de klacht van:   

klagers

tegen:

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 2 februari 2015, door de raad ontvangen op 3 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klagers en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    De in punt 1.1. genoemde brief met de daarin genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan. Omdat partijen over en weer verwijzen naar gegevens die slechts kenbaar zijn uit de stukken in de samenhangende procedures met de nummers 15-14 (A en B mr. E) en 15-16 (A en B tegen mr. E) en naar die stukken, heeft de raad mede acht geslagen op de stukken die zich in die klachtdossiers bevinden.

2.2    X B.V. (hierna: X) is actief in de exploitatie van horecagelegenheden. Aandeelhouder/bestuurder van X is de heer Y. X heeft een vordering ingesteld tegen Z c.s. A is directeur-groot aandeelhouder van B. Z is een bekende van hem. B had een vordering op X. A/B heeft besloten beslag te leggen op de vordering van X op Z en N[…] B.V., W[…] BV en F; (hierna aan te duiden Z als c.s.)  en schakelde mr. E, de kantoorgenoot van verweerders, in.

2.3    Een door mr. E gedaan verzoek tot verlof conservatoire beslaglegging werd door de voorzieningenrechter bij de rechtbank Zwolle op 8 juni 2010 toegestaan voor een bedrag van € 169.000,-.

2.4    Mr. E heeft B bij brief van 9 juni 2010 ter attentie A bevestigd dat verlof is verleend op het verzoek om verlof tot beslaglegging  en dat het naar de deurwaarder is gestuurd. Voorts heeft mr. E daarin de opdracht als volgt bevestigd:

“U heeft mij verzocht u bij te staan in een probleem dat tussen u en X is gerezen.”

2.5    Mr. E vermeldt vervolgens zijn uurtarief en verwijst naar de algemene voorwaarden van C en E Advocaten.

2.6    Op 22 juni 2010 is X in de hoofdzaak A&B/X gedagvaard tegen de zitting van 15 september 2010. B vorderde bedragen van in totaal ongeveer € 130.000,--  en A vorderde € 5.000,- en 1% van de omzet, te weten ongeveer € 880,--. Deze dagvaarding voldeed niet aan alle wettelijke vereisten, want er was onjuist aangezegd. Op 12 oktober 2010 werd een nieuwe dagvaarding uitgebracht, echter na de in de verlofbeschikking gestelde termijn.

2.7    Op verzoek van mr. E heeft de rolrechter bij de rechtbank Zwolle bepaald dat de opnieuw uitgebrachte dagvaarding diende te worden beschouwd als een herstelexploot, zodat daarmee het conservatoir beslag in stand bleef.

2.8    De vordering van X op Z c.s. is in eerste aanleg tot een bedrag van € 116.173,99 toegewezen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van 1 september 2010.

2.9    X heeft de vordering op Z c.s. na dit vonnis gecedeerd aan de S[…] (bestuurders Y en K). De akte ter zake dateert van 1 juli 2009, is notarieel bekrachtigd op 25 oktober 2010 en is betekend op 20 december 2010. 

2.10    De gerechtsdeurwaarder heeft gelden die door beslaglegging onder X waren getroffen, uitbetaald aan deze Stichting en/of aan de curator van X, nadat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding d.d. 11 april 2011 in een deurwaardersrenvooiprocedure vorderingen in tussenkomst van Z, onder meer om het vonnis van 1 september 2010 niet te executeren, heeft afgewezen.

2.11    Een klacht daarover van B tegen de deurwaarder is afgewezen, ook in hoger beroep.

2.12    Tegen het vonnis X/Z c.s. van 1 september 2010 is hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft mr. Z bijgestaan.

2.13    X is op 1 februari 2011 failliet verklaard. De stukken waren in hoger beroep toen al overgelegd voor arrest. De vordering van X op Z c.s. is  in hoger beroep bij arrest van 30 mei 2011 afgewezen.

2.14    Mr. E heeft een vordering ingesteld op naam van A tegen Y en K, de bestuurders van X. Deze personen waren tevens de vennoten van de vof L[…].

Een mail van 12 april van A aan mr. E houdt in: “De VOF L[…] bestaat niet meer. Beide vennoten zijn …hoofdelijk aansprakelijk. Alleen vanuit prive de bedragen vorderen en niet vanuit B en niet door A.”  Eerst heeft mr. E op 27 april 2011 een concept verzoek tot het leggen van conservatoir beslag per e-mail voorgelegd aan A. Op 13 mei 2011 heeft mr. E de concept-dagvaarding tegen Y en K per e-mail toegezonden aan A gevraagd of er nog aanvullingen zijn en  aangekondigd dat hij “aanstaande maandag … de dagvaarding bij de deurwaarder wil afleveren”. Daarbij heeft hij A gewaarschuwd dat de vordering mogelijk is verjaard. De dagvaarding is uitgebracht op 20 juni 2011.  Een comparitie is bepaald op 6 december 2011. Een mail van 30 november 2011 van mr. E aan A houdt in: “Zoals u weet is er op 6 december a.s. om 10.00 uur in de zaak A/Y een comparitie van partijen.”

2.15    Mr. E heeft aan A/B onder meer de volgende  facturen verzonden.

-    De factuur d.d. 18 juli 2011 met nummer 4460 ad in totaal  € 8.749,74, verzonden aan B tav de heer  A, Inzake A/X,  vermeldt onder meer: Verschotten belast (procureurskosten en deurwaarderskosten) € 433,57. De bij deze factuur gevoegde specificatie vermeldt deurwaarderskosten en de bijbehorende deurwaardersactiviteiten tot een totaal bedrag van €  433,57.

-    De factuur d.d. 7 juni 2012 met nummer 4662 ad in totaal € 3.767,29, verzonden aan D.E.J. A, Inzake A beslag/L[…],  vermeldt onder meer: Verschotten belast (procureurskosten en deurwaarderskosten) € 382,57. De bij deze factuur gevoegde specificatie vermeldt deurwaarderskosten en de bijbehorende  deurwaardersactiviteiten tot een totaal bedrag van €  382,57.

2.16    Mr. E heeft meermalen bij A/B aangedrongen op betaling: bij mail 2 januari 2012 (voor de factuur van juni 2011), in de brief van 7 juni 2012 en bij brief 1 maart 2013 aan B-A (postbus … … .. te A) met kopie van de declaraties 4460, 4660, 4661, 4462.

2.17    Bij brief van 24 oktober 2013 (met bijgevoegde conceptdagvaarding) aan A deelde mr. E mede dat de bijgevoegde declaraties niet waren voldaan en dat er niets anders restte dan dagvaarden.

2.18    Nadat een verzoekschrift tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag d.d. 17 december 2013 op 20 december 2013 werd toegewezen, heeft de maatschap C en E (hierna “De Maatschap”) op 14 januari 2014 beslag gelegd op het woonhuis van A.

2.19    De Maatschap heeft A op 27 januari 2014 gedagvaard en gevorderd dat de genoemde facturen voldaan worden, met rente en veroordeling in de kosten van de procedure en in de kosten van de beslaglegging  (A als hoofdelijk medeschuldenaar voor B en voor zich).

2.20    De brief d.d. 28 januari van A aan C en E Advocaten, met aanhef  “Geachte heer C” houdt zeven alinea’s in met aansprakelijkstelling voor de schade voortvloeiend uit het beslag op het woonhuis, de eis van een schriftelijke bevestiging van doorhaling van het beslag, dreiging met een vordering in reconventie en de opmerking dat A geen toestemming heeft gegeven voor het uitbrengen van een dagvaarding aan L[…] vof. De alinea’s 8, 9 en 10 van genoemde brief behelsden de mededeling dat A een klacht zou indienen over het uitbrengen van een dagvaarding zonder toestemming (aan Y/K) en over het uitbrengen van een foutieve dagvaarding (aan X).

2.21    Bij vonnis van 18 juni 2014 is de vordering van De Maatschap vrijwel geheel toegewezen. Alleen de rentevordering is niet geheel toegewezen, omdat de aanmaningen onvoldoende waren komen vast te staan. Een vordering in reconventie is afgewezen. A heeft aan het vonnis voldaan.

2.22    Bij brief van 9 september 2014, medeondertekend door B en A,  vroeg mr. H aan mr. E om voor 10 september 2014 te laten weten of hij de dossiers van de zaken tegen X en tegen Y en K wilde afgeven.

2.23    Bij brief, kennelijk van 10 september 2014 vroeg mr. H de deken te bemiddelen, omdat mr. E hem had meegedeeld dat hij afgifte weigerde omdat B/A alle relevante bescheiden van de zaak al in kopie had.

2.24    Mr. E heeft in 2011 voor B een gerechtelijke procedure gevoerd ter zake onder meer een huurvordering tegen L. Deze is gedagvaard bij dagvaarding van 25 maart 2010 voor de rechtbank Arnhem, sector civiel. L heeft zich niet gesteld bij de rechtbank. Er is verstek verleend en vonnis bepaald. De rechtbank heeft daarop bij vonnis van 4 mei 2011 de zaak verwezen naar de kantonrechter. Een gemachtigde heeft zich voor L gesteld en na antwoord, re- en dupliek  heeft de kantonrechter bij eindvonnis d.d. 10 augustus 2011 van de vorderingen ten bedrage van a. € 12.287,47, b. € 4.100,-- en c.€ 34.773,52 een bedrag van € 4.100,--  (de vordering onder b.) toegewezen. De vorderingen onder a en c werden afgewezen in verband met een beroep op verjaring door L.

2.25    Bij brief van 7 juni 2012 aan B/A heeft mr. E medegedeeld dat hij zich aan de zaak onttrok, omdat een declaratie van juni 2011 in een andere zaak nog niet was betaald. De brief verwees naar bijgevoegde declaraties met nummer 4660, 4661 en 4662 en behelsde het verzoek die binnen 14 dagen te voldoen.

2.26    Een factuur d.d. 7 juni 2012 met nummer 4660 ad in totaal € 5.817,38. is  verzonden aan B ter attentie van A, Inzake A/L.

2.27    Bij mail van 16 september 2014 schreef mr. H aan mr. E dat twee keer griffierecht is berekend: voor de zaak bij de sector civiel en voor de zaak bij de sector kanton.

2.28    Bij mail van 23 september 2014 schreef mr. E aan mr. H: ”Als het mij was opgevallen dat de declaratie tweemaal griffierecht omvatte, zou ik de declaratie waarschijnlijk gecorrigeerd hebben. Bij deze doe ik dat daarom alsnog. De declaratie kan derhalve met €1.181,-- worden verlaagd. Kunt u uw cliënt verzoeken het resterende bedrag over te maken?”

2.29    Bij mail van 25 september 2014 schreef mr. H aan mr. E dat de verlaging voor griffiegeld terecht is, verzocht daarbij om een overeenkomstige credit en deelde mede: “de declaratie wordt maximaal betwist”.

2.30    Bij mail van 21 oktober 2014 schreef mr. E aan mr. H dat hij terugkwam op de mail van 23 september 2014 en dat hij, nu geen betaling is gevolgd en ook geen acceptatie van het voorstel, het aanbod introk. De declaratie werd niet verminderd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1)    Als maatschap bij de declaraties van 18 juli 2011 en 7 juni 2012 niet bestaande verschotten, namelijk procureurskosten, in rekening te brengen, terwijl het procuraat vanaf 2008 niet meer bestaat;

2)    Als maatschap zinloos gemaakte kosten te declareren en te incasseren, terwijl als gevolg van een door mr. E gemaakte beroepsfout een beslag is komen te vervallen;

3)    Voor en namens de maatschap een dagvaarding tot invordering van onbetaald gebleven declaraties rauwelijks uit te brengen;

4)    Voor en namens de maatschap conservatoir beslag te leggen terwijl daaraan geen dekenaal overleg vooraf is gegaan;

5)    Afgifte van dossiers te weigeren;

Alleen ten aanzien van mr. C:

6)    Geen uitvoering te geven aan de voor het kantoor geldende klachtenregeling en niet te reageren op de brief van klager d.d. 28 januari 2014.

4    VERWEER

Verweerders, mrs. C en D, hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Kort weergegeven luidt dit verweer: Ons past geen (tuchtrechtelijk) verwijt omdat:

4.1    Alle in rekening gebrachte kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Abusievelijk is een deel van deze gemaakte kosten aangeduid als procureurskosten;

4.2    Uit het verweer dat mr. E heeft gevoerd in zijn klachtzaak (15-14)  blijkt dat geen zinloze kosten zijn gemaakt;

4.3    Van rauwelijks dagvaarden geen sprake is geweest. Klager is tijdig geïnformeerd;

4.4    Ons geen verwijt valt te maken aangaande het niet plegen van overleg met de deken voorafgaande aan het leggen van conservatoir beslag. Voor het overige wordt verwezen naar het verweer van mr. E in zijn klachtzaak (15-14); 

4.5    Het niet aan de maatschap is om dossiers af te geven. Verwezen wordt naar  het verweer van mr. E in zijn klachtzaak (15-14);

4.6    Het verweer van mr. C betreft dat klager een punt heeft waar hij meent dat ik had kunnen antwoorden. Ik heb er echter voor gekozen mr. E deze brief te laten behandelen. Later heeft de kantonrechter de klachten als niet ter zake doende afgedaan. Overigens ben ik nog altijd bereid tot een gesprek met klager.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2     Met betrekking tot klachtonderdeel 1) overweegt de raad dat hoewel de bij de vaststaande feiten onder 2.15 genoemde facturen vermelden “Verschotten belast (procureurskosten en deurwaarderskosten)”, uit de bij deze facturen behorende specificaties blijkt dat alleen deurwaarderskosten in rekening zijn gebracht. De klacht berust dus niet op feiten en is ongegrond.

5.3    Klachtonderdeel 2) betreft de eventuele omissie met betrekking tot de dagvaarding. Blijkens de hiervoor weergegeven feiten is een eventuele omissie in de dagvaarding hersteld. Dat het beslag door een beroepsfout is vervallen is derhalve feitelijk ongegrond. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake en de klacht is ongegrond.

5.4    Gelet op de hiervoor onder 2.15 tot en met 2.17 genoemde vaststaande feiten is de dagvaarding tegen A niet rauwelijks uitgebracht. Klachtonderdeel 3) berust dus niet op feiten en is ongegrond.

5.5    Klachtonderdeel 4) treft doel. Voor het leggen van het beslag had dekenaal overleg moeten plaatsvinden. Deze bepaling strekt tot bescherming van de cliënt. Hoewel mr. E de handelende partij is, zijn verweerders, de vennoten namens wie mede het beslag gelegd is, hiervoor mede verantwoordelijk.

5.6    Met klachtonderdeel 5) klagen klagers erover dat verweerders weigerden dossiers af te geven. De raad overweegt hier dat het feit dat aan de cliënt in de loop van een procedure reeds kopieën van stukken zijn afgegeven, niet betekent dat daarmee is voldaan aan de verplichting om het dossier op verzoek als geheel af te geven. Dat mrs. C en D hierbij betrokken zijn, terwijl mr. E de zaak inhoudelijk behandelde en terwijl de verzoeken om afgifte aan hem gericht zijn, is onvoldoende onderbouwd en de klacht is dan ook ongegrond jegens verweerders.

5.7    Het zesde klachtonderdeel is een klacht alleen tegen mr. C en betreft de afdoening van de in de brief van 28 januari 2014 opgenomen klachten. Hierop is volgende de raad aanvankelijk onvoldoende toegezien. Gelet op het tweeledig karakter van de brief is dit op zichzelf niet onbegrijpelijk. Toen mr. C, gewezen is op het feit dat de brief ook een klacht  inhield, heeft hij zich bereid verklaard tot een gesprek, maar dit is door mr. H namens klagers van de hand gewezen. Een en ander leidt tot de slotsom dat hier  geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

6    MAATREGEL

Dat geen dekenaal overleg is gevoerd is laakbaar, maar nu verweerders te kennen hebben gegeven de visie van de deken te aanvaarden en excuses hebben gemaakt, ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

•    Verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 3, 5 en 6 ongegrond

•    Verklaart klachtonderdeel 4 gegrond

•    Ziet af van het opleggen van een maatregel

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, J.H. Brouwer, H.H. Tan, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerders

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.