Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:125

Zaaknummer

X 76 - 2014

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een executoriaal beslag waaraan de grondslag is komen te vervallen, te handhaven ter zekerheid van een andere vordering die nog niet in rechte vast stond.

Inhoudsindicatie

Verzet ged. gegrond, klacht gegrond; berisping

Uitspraak

Beslissing van 26 mei 2015

in de zaak X 76-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 april 2014 op de klacht van:

 

 

klagers

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 13 maart 2014 met kenmerk 2014 KNN019  heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Nederland de klacht ter kennis van de raad van Discipline in het ressort Arnhem- Leeuwarden gebracht.

1.2      Bij brief d.d. 18 maart 2014 heeft de griffier van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden deze aanbiedingsbrief doen toekomen aan de griffier van het Hof van Discipline..

1.3      Bij beslissing d.d. 26 maart 2014 heeft de voorzitter van dit Hof de zaak voor behandeling verwezen naar de raad van discipline in het arrondissement

’s-Hertogenbosch.

Op 26 maart 2014 heeft de griffier van ’het Hof van Discipline de bovengenoemde beslissing doen toekomen aan de raad.

1.4      Bij beslissing van 28 april 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 1 mei 2014   is verzonden aan klagers.

1.5      Bij brief van 12 mei 2014, door de raad ontvangen op 12 mei 2014, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 april 2015 in aanwezigheid van klagers. Verweerster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7      De raad heeft kennisgenomen van:

de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop                     de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                het verzetschrift van klagers d.d. 12 mei 2014;

-                een (fax)brief van klagers d.d. 12 oktober 2014;

-                een (fax)brief van klagers d.d. 3 november 2014

-                een (fax)brief van klagers d.d. 13 januari 2015;

-                een brief van klagers van 30 maart 2015;

-                door klagers ingediende aanvullende stukken d.d. 7 april 2015.

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard en onweersproken is gelaten, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerster heeft op 22 februari 2010 de voorzieningenrechter in de Rechtbank Arnhem verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van klagers onder schadeverzekeraar R. Ter zake de betreffende vordering was op dat moment een procedure aanhangig bij de rechtbank Roermond (zaaknummer 92637, rolnummer HA ZA 09-226). De rechtbank heeft op diezelfde dag aan verweersters cliënte  toestemming verleend om voor een bedrag van € 30.000,-- derdenbeslag onder R. te leggen ten laste van klagers. Op 23 februari 2010 heeft verweerster namens haar cliënte voornoemd beslag laten leggen.

2.3      Op 3 januari 2012 heeft het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch klagers veroordeeld tot betaling van € 25.480,- aan verweersters cliënte.  Op 5 maart 2012 heeft verweerster op grond van deze uitspraak executoriaal beslag gelegd,  onder andere op de woning van klagers aan X. te G.. Bij brief van 14 februari 2013 hebben klagers verweerster verzocht om het beslag op te heffen. Bij brief d.d. 19 februari 2013 heeft verweerster hierop geantwoord dat de vordering van haar cliënte weliswaar was voldaan, maar dat er nog een procedure liep bij de rechtbank Limburg in verband met andere door klagers onbetaald gelaten facturen. Verweerster heeft in die brief verder medegedeeld dat zij met betrekking tot laatstgenoemde vordering onmiddellijk conservatoir beslag op de betreffende woning zou laten leggen als klagers zouden persisteren bij doorhaling van het executoriaal beslag.

2.4      Op 17 april 2013 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Roermond, de betreffende vordering van verweersters cliënte afgewezen, aangezien de onderliggende – door klagers betwiste - overeenkomst niet in het geding was gebracht. Uit dit vonnis blijkt ook dat de eerdergenoemde procedure waarvoor ter zekerheid beslag was gelegd onder R. (zaaknummer 92637, rolnummer HA ZA 09-226) voor verweersters cliënte was gestrand.

2.5      Bij brief d.d. 19 maart 2014 heeft verweerster aan klagers laten weten dat het executoriale beslag op X. te G. op 23 april 2013 was opgeheven en dat zij op 19 maart 2014 de deurwaarder had verzocht om het kennelijk nog op dat onroerende goed liggende conservatoir beslag op te heffen.

2.6      Voor de weergave van de overige vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen. 

 

1.                                                DE KLACHT

1.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

Verweerster klagers schade heeft toegebracht door opzettelijk het recht van klagers te belemmeren, dan wel met boze opzet rechters te beliegen dan wel te bedreigen.

 

2.         Het VERWEER

4.1     Voor een weergave van het verweer verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

5          HEt VERZET

5.1      De gronden van het verzet houden – zakelijk weergegeven – het volgende in:

1.    Medio januari 2014 rustte er nog aantoonbaar conservatoir en executoriaal beslag op klagers’ woning X. te G. terwijl op dat moment geen financiële claims meer aanwezig waren. Hoewel klagers verweerster hebben verzocht het gelegde beslag op te heffen is dit eerst medio maart 2014 doorgehaald.

2.    Verweerster weigert al jaren categorisch om informatie te geven omtrent de reeds betaalde gelden en schulden ter zake energieleveranties en financiële claims van Stichting X.

3.    Verweerster tracht aantoonbaar het contact te frustreren om klagers vervolgens via allerlei listige kunstgrepen en met schandalige claims te knevelen. Zij schroomt niet claims dubbel te incasseren en bedient zich van strategieën die als crimineel zijn te betitelen.

 

6          BEOORDELING

6.1    Ontvankelijkheid

De raad stelt vast dat klagers in hun klachtbrieven van 29 januari 2014 en 2 februari 2014 naar voren hebben gebracht dat verweerster sinds 2001 nooit beslagen heeft doorgehaald terwijl wel was betaald. In verzet hebben klagers deze klacht herhaald en ter onderbouwing daarvan relevante nadere stukken ingebracht, te weten een brief van verweerster aan klagers d.d. 19 maart 2014. Nu klagers deze brief pas na het dekenadvies d.d. 16 maart 2014 hebben ontvangen, is sprake van een nieuw feit dat bij de beoordeling van de klacht in acht dient te worden genomen. De raad zal klachtonderdeel 1 van het verzet derhalve ontvankelijk verklaren.

              6.2    Ten aanzien van onderdeel 1 van het verzet

Uit verweersters brief d.d. 19 februari 2013 volgt dat klagers de door het Hof op 3 januari 2012 toegewezen vordering voor 19 februari 2013 hadden voldaan en dat zij op 14 februari 2013 om doorhaling van het beslag hebben verzocht. Uit de thans door klagers overgelegde brief van verweerster d.d. 19 maart 2014, blijkt dat het executoriaal beslag pas op 23 april 2013 door verweerster is doorgehaald, nadat de rechtbank Limburg op 17 april 2013 de andere vordering van verweersters cliënte had afgewezen. Verweerster heeft derhalve een gelegd executoriaal beslag waarvoor geen titel meer bestond, gehandhaafd ter zake van een vordering uit andere hoofde die nog niet in rechte vast stond. De raad acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en zal het verzet in zoverre gegrond verklaren.

Uit verweersters brief d.d. 19 maart 2014 volgt voorts dat op laatstgenoemde datum ook nog een conservatoir beslag op het betreffende onroerend goed rustte waarvan verweerster zich niet meer bewust leek te zijn.  Echter, uit de stukken kan niet worden afgeleid wanneer en uit hoofde van welke vordering dit conservatoir beslag is gelegd, zodat dientengevolge niet kan worden beoordeeld of dit beslag rechtmatig was en verweerster dit ten onrechte niet eerder heeft doorgehaald.

6.3      Ten aanzien van de onderdelen 2 en 3 van het verzet:

De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van deze feiten de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter op deze onderdelen ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ten aanzien van deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

 

7.       MAATREGEL

7.1      De raad acht de maatregel van berisping passend en geboden.

 

8.       BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

-            klachtonderdeel 1 ontvankelijk;

-            klachtonderdeel 1 van het verzet gegrond, voor zover dit ziet op het feit;

dat verweerster het gelegde executoriale beslag niet eerder heeft

doorgehaald;

-            legt op de maatregel van berisping;

-            verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.J.I. Hegeman , voorzitter, mrs.M.B.PH Geeraedts, P.J.W.M. Theunissen, L.R.G.M. Spronken en E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2015 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klagers

-     verweerster

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-     klagers

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ?

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.        Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl