Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:141
Zaaknummer
15-65
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klager is motorisch gehandicapt als gevolg van een geboortetrauma. Zijn spraak is zeer moeilijk verstaanbaar. Klager was opgeroepen als getuige in een gerechtelijke procedure. Hij klaagt tegen de advocaat van zijn wederpartij. Deze zou hem respectloos behandeld hebben, in het bijzonder door discriminerende opmerkingen te maken die betrekking hebben op de lichamelijke beperking van klager. De klacht is kennelijk ongegrond. Het enkele feit dat klager zich gegriefd voelt door hetgeen verweerder gezegd heeft tijdens de zitting betekent niet dat verweerders opmerkingen als onnodig grievend kunnen worden gekwalificeerd.
Uitspraak
Beslissing van 20 mei 2015
in de zaak 15-65
naar aanleiding van de klacht van:
De heer [naam]
klager
gemachtigde:
mevrouw [naam]
[adres]
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 april 2015 met kenmerk RvT 14-0318 door de raad ontvangen op 22 april 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 3.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.2 Klager is motorisch gehandicapt als gevolg van een geboorte trauma. In zijn spraak is hij moeilijk verstaanbaar voor anderen.
1.3 Verweerder treedt op voor mevrouw X. Mevrouw X is getrouwd geweest met een broer van klager. De moeder van klager heeft tijdens het huwelijk van klagers broer een geldlening verstrekt aan die broer.
1.4 De moeder van klager is een gerechtelijke procedure begonnen tegen mevrouw X om tot aflossing van de lening te komen.
1.5 In deze gerechtelijke procedure heeft op 25 juli 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Klager is als toehoorder daarbij aanwezig geweest.
1.6 De moeder van klager heeft van de rechtbank de opdracht gekregen te bewijzen dat er sprake is geweest van een geldlening en dat de geleende gelden zijn aangewend voor de kosten van de huishouding van klagers broer en mevrouw X.
1.7 Om te voldoen aan die bewijsopdracht heeft de moeder van klager zichzelf als getuige laten horen, evenals klagers broer en klager.
1.8 Dit getuigenverhoor heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2014.
1.9 Bij brief van 26 oktober 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
klager tijdens de comparitie van partijen op 25 juli 2014 en tijdens het getuigenverhoor op 23 oktober 2014 respectloos te behandelen, in het bijzonder door discriminerende opmerkingen te maken die betrekking hebben op de lichamelijke beperking van klager.
2. 2 Klager stelt ter toelichting op de klacht dat verweerder tijdens het getuigenverhoor op 23 oktober 2014 zich in minachtende bewoordingen heeft uitgelaten over zijn lichamelijke beperking. Klager heeft dit als discriminerend ervaren. Klager vindt dat de handelwijze van verweerder getuigt van respectloos gedrag en dat verweerder niet het fatsoen heeft gehad om zich te verontschuldigen voor zijn gedrag.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft in zijn verweer de gang van zaken tijdens het getuigenverhoor op 23 oktober 2014 geschetst. Ter voldoening aan de bewijsopdracht die zij van de rechtbank heeft gekregen heeft de moeder van klager, klager als getuige opgevoerd. Tijdens dit getuigenverhoor vroeg de advocaat van de moeder van klager klager om een eerder door de moeder van klager ingebrachte schriftelijke verklaring onder ede te bevestigen.
3.2 Toen verweerder vervolgens door de rechter in de gelegenheid werd gesteld om vragen te stellen aan klager kreeg hij op zijn eerste vraag een (voor verweerder) onverstaanbaar antwoord. Het antwoord bestond uit enkele klanken. Deze klanken werden vervolgens vertaald door de moeder van klager. De vertaling die de moeder van klager aan klagers uitingen gaf was zodanig dat verweerder meende daartegen, in het belang van zijn cliënte, bezwaar te moeten maken. De moeder van klager was immers tevens partij in de procedure en was de wederpartij van verweerders cliënte.
3.3 De rechter heeft vervolgens besloten dat verweerder in de gelegenheid zou worden gesteld om schriftelijke vragen aan klager te stellen, welke vragen klager schriftelijk zou mogen beantwoorden. Daarna zou er wederom een zitting gepland worden waar klager gevraagd zou worden om zijn schriftelijke verklaring onder ede te bevestigen.
3.4 Verweerder geeft aan dat hij noch tijdens het getuigenverhoor op 23 oktober 2014 noch tijdens de comparitie op 25 juli 2014 discriminerende opmerkingen heeft gemaakt aan het adres van klager. Evenmin heeft hij zich respectloos gedragen jegens klager.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
4.2 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.3 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de op basis van jurisprudentie van het hof van discipline geldende maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.4 Het enkele feit dat klager zich gediscrimineerd voelt en dat klager zich respectloos behandeld voelt betekent niet dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten.
4.5 Gelet op het verweer en op het feit dat klager zijn klacht niet met feiten heeft onderbouwd is het de voorzitter op geen enkele wijze gebleken dat verweerder de onder r.o. 4.3 weergegeven norm die geldt voor de handelwijze van de advocaat van de wederpartij heeft overschreden. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
Wijst de klacht af.
Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 20 mei 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 mei 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
• klager
en per gewone post aan:
• verweerder
• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten