Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:135

Zaaknummer

R. 4792/15.102

Inhoudsindicatie

Uit de stukken blijkt niet dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan, dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht. Klager en verweerder nemen beiden tegenstrijdige standpunten in, zonder dat klager zijn verwijten op enige wijze nader heeft onderbouwd. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 21 mei 2015 met kenmerk K360 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 22 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een vreemdelingenzaak.

1.3 Bij beschikking van 30 maart 2010 is klager ongewenst verklaard ex art. 67 Vreemdelingenwet.

1.4 Verweerder heeft tegen deze beschikking op 7 april 2010 bezwaar ingediend.

1.5 Bij beschikking van 13 december 2010 is het bezwaarschrift ongegrond verklaard als gevolg waarvan klager ongewenst vreemdeling is gebleven, hetgeen zijn verblijf in Nederland strafbaar maakte op grond van artikel 197 Wetboek van Strafrecht.

1.6 Klager verblijft op dit moment in de Dominicaanse Republiek en zijn echtgenote en kind in België.

1.7 Bij brief van 18 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij: 

a. niet op de zitting is geweest;

b. niet bij de IND te Rijswijk is geweest;

c. de strafzaak die tegen klager liep niet heeft aangevochten;

d. de signalering van “ongewenst verklaring” in het SIS systeem niet heeft aangevochten en klager niet heeft bericht dat hij in heel Europa ongewenst was verklaard;

e. nooit een brief heeft gestuurd naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, terwijl hij dit wel zou hebben toegezegd;

f. de echtgenote van klager heeft geadviseerd  met haar dochter naar België te verhuizen, zodat zij gezinshereniging kon aanvragen en aanspraak kon maken op een uitkering. De echtgenote van klager komt echter niet in aanmerking voor een uitkering en kan ook geen werk vinden in België zodat het aanvragen van gezinshereniging niet mogelijk is en zij voor niets naar België verhuisd is;

g. heeft gezegd dat klager in Nederland zou mogen blijven, om welke reden klager is getrouwd en een kind heeft gekregen;

h. niet heeft aangevochten dat klager kon (ver)blijven in Nederland bij zijn echtgenote en kind of bij zijn moeder en/of zussen;

i. het dossier niet aan mr. K heeft afgegeven, althans daar twee maanden mee heeft gewacht en uiteindelijk een incompleet dossier heeft aangeleverd;

j. klager niet heeft gewaarschuwd dat hij uitgezet kon worden;

k. veel heeft gelogen;

l. klager heeft geadviseerd via Turkije naar België te reizen. In Griekenland is hij uiteindelijk opgepakt en heeft hij enige tijd vastgezeten;

m. veel fouten heeft gemaakt.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat hij nimmer als advocaat voor klager is opgetreden in de strafzaak. Verweerder heeft alleen de belangen van klager behartigd in de vreemdelingenzaak.

3.2 Verweerder heeft het verwijt dat hij niet naar de zitting is geweest betwist. De zitting vond echter niet plaats in Rijswijk maar bij de IND in Hoofddorp.

3.3 Verweerder is van mening dat het niet aan hem te wijten is dat klager ongewenst is verklaard. Verweerder stelt van klager geen opdracht te hebben gekregen iets aan te vechten. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij alle processtukken van de IND zaak bij mr. W heeft aangeleverd.

3.4 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij klager heeft geadviseerd de route België te volgen en als zijn echtgenote over voldoende inkomen zou beschikken dat het dan ook optie zou zijn om gezinshereniging aan te vragen in België. Verweerder heeft betwist dat hij de echtgenote van klager verteld zou hebben dat zij van een uitkering kon leven in België. Verweerder heeft toegelicht dat voor een gezinshereniging in België vereist is dat de partner een inkomen heeft dat voldoende is om een bestaan op te bouwen. Verweerder heeft in dat kader klager en zijn echtgenote geadviseerd dat de echtgenote van klager werk moest zoeken in België, zodat klager op een legale manier een verblijfsrecht kon krijgen op grond van gezinshereniging.

3.5 Dat verweerder klager zou hebben bericht dat hij in Nederland mocht blijven wordt door verweerder betwist. Verweerder heeft gesteld dat indien een vreemdeling voor een strafbaar feit wordt aangehouden deze het risico loopt  te worden uitgezet. Verweerder is echter van mening dat het niet op zijn weg lag klager hierover te informeren, nu hij hem slechts bijstond in de vreemdelingenzaak en niet in de strafzaak. Dat verweerder klager geadviseerd zou hebben te trouwen of een kind te “nemen”, wordt door verweerder betwist.

3.6 Verweerder heeft gesteld zich niet te herkennen in hetgeen klager heeft gesteld onder de nummers 11 en 12 in zijn brief.

3.7 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij het gehele dossier aan de opvolgend advocaat heeft opgestuurd en is van mening dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de keuzes van de opvolgend advocaat.

3.8 De gevolgen van de strafzaak kunnen verweerder evenmin worden verweten, nu hij deze zaak nimmer voor klager heeft behandeld. De vreemdelingenpolitie heeft klager medegedeeld dat hij het land moest verlaten.

3.9 Verweerder heeft gesteld dat hij nimmer heeft gelogen.

3.10 Verweerder is van mening dat het niet zijn taak is voor klager werk te zoeken in België. Verweerder heeft aangegeven dat hij € 1.300,-- aan klager heeft geleend, zodat hij van de Dominicaanse Republiek naar België kon reizen. Dat hij klager daarbij zou hebben geadviseerd om via Turkije te reizen is niet juist. Volgens verweerder heeft klager zelf onderzocht op welke wijze hij vanuit de Dominicaanse Republiek naar België kon reizen, waarbij hij er door iemand op is gewezen dat hij via Moskou naar Istanbul kon vliegen en vanuit daar naar België kon reizen.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Uit de stukken blijkt niet dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan, dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht. Klager en verweerder nemen beiden tegenstrijdige standpunten in, zonder dat klager zijn verwijten op enige wijze nader heeft onderbouwd. De klachtonderdelen missen feitelijke grondslag.

4.3 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 17 juni 2015. 

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.