Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:9
Zaaknummer
R. 4579/14.164
Inhoudsindicatie
Verweerster wordt verweten dat zij geen deugdelijk overzicht kan verstrekken over de verschuldigde bedragen alsmede van hetgeen wel en niet betaald zou zijn.
Inhoudsindicatie
De raad oordeelt dat er aanwijzingen zijn dat verweerster in deze zaak geen deugdelijke financiële administratie heeft gevoerd.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond
Inhoudsindicatie
Maatregel berisping
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 18 augustus 2014 aan de raad met kenmerk K325 2013 bm/cvo, door de raad ontvangen op 18 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 3 november 2014 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Klaagster werd ter zitting vergezeld door haar nicht. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft klaagster vanaf 2008 bijgestaan in verschillende zaken.
2.3 Bij e-mail van 10 april 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:
a. geen duidelijke overzichten heeft verstrekt waaruit blijkt welke bedragen klaagster reeds heeft betaald en welke bedragen nog openstaan in de zaken die zij voor klaagster heeft behandeld;
b. ook heeft geweigerd het dossier van klaagsters zoon, de heer S. aan zijn advocaat mr. T. over te dragen, terwijl klaagsters zoon daarom meerdere malen heeft verzocht.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft gesteld dat klaagster sinds 2008 cliënte is van haar kantoor en dat zij van mei 2008 tot en met juli 2012 negentien zaken voor klaagster heeft behandeld.
4.2 Verweerster heeft voorts gesteld dat klaagster genoegzaam bekend was en is met de werkwijze van verweerster.
4.3 Verweerster heeft medegedeeld dat klaagster in diverse zaken de eigen bijdrage en griffierechten heeft betaald zonder dat klaagster daar bezwaar tegen heeft gemaakt. Klaagster heeft door middel van een aflossingsregeling de verschuldigde bedragen voldaan. Verweerster is van mening dat haar genoemde vorderingen op klaagster erkend zijn nu hierop door klaagster is afgelost.
4.4 Verweerster heeft gesteld dat klaagster op 1 oktober 2012 een bedrag van € 1.677,57 aan haar verschuldigd was. Hiervoor heeft verweerster met klaagster een betalingsregeling getroffen. Thans dient klaagster nog aan verweerster te betalen een bedrag van € 667,57.
4.5 Ten aanzien van de klachten over de afgifte van het dossier heeft verweerster gesteld dat klaagster daar niet over kan klagen nu zij geen belanghebbende is.
5 BEOORDELING
Ten aanzien van klachtonderdeel a
5.1 Voorop gesteld zij dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Tevens is de advocaat gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en behoort hij het maken van onnodige kosten te vermijden. Bij brieven aan de deken van 12 november 2013 en 31 januari 2014 heeft verweerster afschriften overgelegd van onder andere toevoegingen en nota´s die zij aan klaagster heeft gestuurd. Niet is overgelegd correspondentie van verweerster aan klaagster waarin zij de systematiek van de toevoegingen, de eigen bijdrage en de proceskostenveroordeling aan klaagster heeft uitgelegd dan wel toegelicht wat dit in financieel opzicht voor klaagster betekende.
5.2 Bij brief van 12 november 2013 heeft verweerster gesteld dat klaagster nog een bedrag van € 667,57 verschuldigd is. Vervolgens heeft verweerster in haar brief van 31 januari 2014 vermeld dat het om een bedrag van € 1.159,-- gaat en bij brief van 1 mei 2014 is zij hierop teruggekomen en zou zij nog een bedrag van € 382,-- te vorderen hebben van klaagster.
5.3 Verweerster heeft derhalve tot drie keer toe verschillende bedragen genoemd ten aanzien van het gestelde nog openstaande bedrag. Dit zou erop kunnen duiden dat verweerster geen deugdelijke financiële administratie voert althans niet voor zover het deze zaken betreft. Het gegeven dat klaagster niet weet welk bedrag zij nog dient te voldoen, is voor risico van verweerster. Het door verweerster ter gelegenheid van de zitting overgelegde overzicht is voor de raad – ondanks de door verweerster ter zitting gegeven toelichting – inconsistent en onbegrijpelijk. Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de goede zorg die zij als advocaat jegens klaagster behoort te betrachten. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
5.4 Voor zover klaagster een klacht indient namens haar zoon is de klacht niet-ontvankelijk, nu een machtiging daartoe ontbreekt.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
verklaart klachtonderdeel b niet-ontvankelijk en klachtonderdeel a gegrond en legt aan verweerster de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT BREDA
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl