Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:141
Zaaknummer
R. 4675/14.259
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. De mededeling van klager dat hij verzet zal instellen is aangemerkt als een verzetschrift. Klager is ontvankelijk in het verzet.
Inhoudsindicatie
Het verzet zelf wordt ongegrond verklaard. De beoordeling van de voorzitter wordt onderschreven
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mailberichten van 3, 4, 5, 9 en 10 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 26 november 2014 met kenmerk K240 2014, door de raad ontvangen op 27 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 18 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 december 2014 is verzonden aan klager.
1.4 Bij mailberichten van 19, respectievelijk 30, december 2014 heeft klager te kennen gegeven verzet te willen instellen tegen de beslissing van de voorzitter. In eerstbedoeld bericht heeft hij hieraan toegevoegd dat hij zulks normaliter per post zou hebben gedaan, maar dat de post van Brazilië naar Nederland er 20 tot 25 dagen over doet.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 maart 2015 in aanwezigheid van verweerster. Klager is zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 december 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Klager heeft verweerster verzocht hem bij te staan in een hoger beroepsprocedure.
2.3 Bij e-mail van 13 juni 2014 heeft verweerster aan klager meegedeeld dat zonder een onafhankelijke contra-expertise een hoger beroep kansloos is. Voorts heeft verweerster aan klager laten weten dat de kosten voor rechtsbijstand minimaal € 193,00 voor de eigen bijdrage en € 122,00 aan griffierecht bedragen. Ten slotte heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat indien klager, ondanks het oordeel van verweerster dat de zaak een uiterst geringe kans van slagen heeft, toch wenst dat hoger beroep wordt ingesteld zij het bedrag aan eigen bijdrage en griffierecht als voorschot wenst te ontvangen.
2.4 Verweerster heeft bij e-mail van 18 juni 2014 nogmaals bevestigd dat zij de kansen van klager in hoger beroep nihil acht. Verweerster heeft nogmaals aangegeven dat zij de kosten van een hoger beroep niet zal voorschieten, ondanks de door klager gestelde financiële nood.
2.5 Bij e-mail van 25 juni 2014 heeft verweerster klager verzocht of zij de hoger beroepstermijn veilig dient te stellen en of klager onder de door verweerster gestelde voorwaarden gebruik wenst te maken van haar diensten.
2.6 Verweerster heeft hoger beroep namens klager ingesteld en bij brief van 10 juli 2014 klager bericht de rekening van de eigen bijdrage naar hem toe te sturen, maar dat klager zelf verantwoordelijk is voor het (tijdig) betalen van de griffierechten.
2.7 Bij e-mail heeft verweerster de nota van het griffierecht aan klager doen toekomen en hem nogmaals meegedeeld dat zij deze nota niet zal voorschieten en dat bij niet (tijdige) betaling het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.8 Op 16 juli 2014 heeft verweerster de toevoeging ontvangen.
2.9 Bij e-mail bericht van 25 juli 2014 heeft verweerster aan klager meegedeeld dat sprake is van een vertrouwensbreuk en dat zij zich genoodzaakt ziet zich terug te trekken als advocaat.
2.10 Bij e-mailberichten van 3, 4, 5, 9 en 10 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat hij van rechtshulp verstoken is gebleven als gevolg van de opstelling van verweerster. Klager heeft verweerster verzocht hem bij te staan bij een hoger beroepsprocedure. Verweerster heeft te kennen gegeven bereid te zijn klager bij te staan. Zij wilde haar werkzaamheden echter pas aanvangen indien klager haar als voorschot de eigen bijdrage en het griffierecht zou betalen.
3.2 De gronden van het verzet houden een herhaling in van hetgeen klager in de procedure bij de deken naar voren heeft gebracht.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 Op grond van artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline. Aangezien de verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing geschied is op 19 december 2014 eindigt de verzettermijn op 2 januari 2015 om 24.00 uur. Klager heeft bij mailbericht van 22 december 2014 aangegeven in verzet te gaan. Deze mededeling is door de raad aangemerkt als verzetschrift en in die zin zijn partijen vervolgens ook geïnformeerd. Het verzet is derhalve tijdig ingesteld.
4.3 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.
4.4 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.5 Het verzet is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.G. Colombijn-Broersma, mr. R. de Haan en mr. J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het ressort Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.