Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:198

Zaaknummer

15-166A 15-167A 15-168A 15-169A 15-170A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens ontbreken eigen belang. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Het is aan klaagster om de feiten waarop zij haar klacht baseert aannemelijk te maken. Klaagster is daarin niet geslaagd.

Uitspraak

 

Beslissing van 1 september 2015

in de zaken 15-166A, 15-167A, 15-168A, 15-169A en 15-170A

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

advocaten te

en

advocaten te  

verweerders

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 30 juli 2015, met kenmerk PvRA/YH, door de raad ontvangen op 31 juli 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1        FEITEN

1.1        Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2        Klaagster heeft in de loop van 2012 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Gelderland teneinde een voorlopig deskundigenonderzoek te laten gelasten ter vaststelling van de aard en oorzaak van scheurvorming aan haar woning.

1.3        Het verzoekschrift richt zich (onder meer) tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. (hierna: X B.V.) en tegen de gemeente Y.

1.4        Op 20 december 2012 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verweerders sub 1, 2 en 3 hebben ter gelegenheid van die behandeling X B.V. en haar verzekeringsmaatschappij bijgestaan. Zij hebben een verweerschrift opgesteld, dat op 18 december 2012 aan de rechtbank en klaagster is verstuurd.

1.5        Verweerders sub 4 en 5 zijn opgetreden voor de gemeente Y. Zij hebben op de zitting van 20 december 2012 mondeling verweer gevoerd. De heer B., ambtenaar Bouw- en Woningtoezicht bij de gemeente Y., heeft namens de gemeente het woord gevoerd.

1.6        Bij beschikking van 23 april 2013 heeft de rechtbank Gelderland een deskundigenonderzoek bevolen. De rechtbank heeft de door gemeente Y. voorgestelde deskundige, de heer D., benoemd. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat klaagster het voorschot voor de deskundige diende te voldoen. Op 24 juli 2013 heeft deskundige D. contact opgenomen met verweerder sub 4 om te informeren naar de stand van zaken.

1.7        Klaagster heeft op 16 juli 2013 hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking van 23 april 2013. Het beroep is gericht tegen de persoon van de deskundige en tegen de beslissing dat klaagster het voorschot voor de deskundige moest voldoen. Bij beschikking van 29 april 2014 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden het beroep verworpen.

1.8        Bij brief van 26 februari 2015 heeft klaagster zich bij de Amsterdamse deken beklaagd over verweerders sub 1, 2 en 3. Bij de deken Gelderland heeft zij een nagenoeg gelijkluidende klacht tegen verweerders sub 4 en 5 ingediend. Met instemming van verweerders sub 4 en 5 heeft de Amsterdamse deken het onderzoek naar de klachten verricht, ook voor zover de klachten tegen verweerders sub 4 en 5 zijn gericht.

1.9        Bij beslissing van 25 juni 2015 heeft het Hof van Discipline de tegen verweerders 4 en 5 gerichte klacht verwezen naar de Amsterdamse raad van discipline.

 

2        KLACHT

2.1        De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)        verweerders in de verzoekschriftprocedure een slechte kwaliteit foto’s en valse verklaringen hebben ingebracht, waaronder een valse verklaring van een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht bij de gemeente Y. met als kennelijke bedoeling de rechter van een andere dan de werkelijke schadeoorzaak te overtuigen en aldus sympathie te krijgen voor de gewenste deskundige;

b)        verweerders zich ter zitting hebben laten vergezellen door die ambtenaar, terwijl deze niet bevoegd was de gemeente ter zitting te vertegenwoordigen;

c)        verweerders sub 1, 2 en 3 enerzijds en verweerders sub 4 en 5 anderzijds hun standpunt onderling hebben afgestemd, waardoor zij – omdat de belangen van X B.V. en de gemeente Y uiteen zouden kunnen gaan lopen – op ontoelaatbare wijze tegenstrijdige belangen zijn gaan behartigen;

d)        verweerders geen schikkingsvoorstel aan klaagster hebben gedaan hoewel zij zich bewust moeten zijn geweest van de juistheid van het standpunt van klaagster;

e)        verweerders sub 4 en 5 aan de rechtbank een deskundige hebben voorgesteld van wie zij beweerden dat deze volstrekt onafhankelijk was, terwijl zij achter de schermen een contact met hem hebben onderhouden dat een meer dan neutrale verstandhouding veronderstelt;

f)        verweerders sub 4 en 5 de procedure onnodig hebben vertraagd doordat zij na de benoeming van de deskundige de discussie zijn aangegaan over een door de deskundige gewenste exoneratieclausule.

 

3        VERWEER

3.1        Verweerders voeren aan dat zij de belangen van hun cliënten hebben gediend. Voor zover klaagster stelt dat zij in strijd met de belangen van die cliënten of zonder instructies van die cliënten zouden hebben gehandeld, heeft klaagster bij haar klacht geen belang.

3.2        Verweerders voeren verder met betrekking tot onderdeel a) aan dat uit de klacht niet blijkt dat is vastgesteld dat sprake is van een valse verklaring zodat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Aanvullend merken verweerders op dat zij geen enkele indicatie hebben gehad dat sprake zou zijn van een onjuiste of zelfs valse verklaring. Met betrekking tot de hoedanigheid van de heer B. (ambtenaar Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Y) bestrijden verweerders dat hij niet bevoegd zou zijn de gemeente te vertegenwoordigen.

3.3        Met betrekking tot onderdeel d) voeren verweerders aan dat een advocaat slechts een schikkingsvoorstel kan doen als zijn cliënt daar opdracht c.q. ruimte toe geeft. Die ruimte was er niet. Verweerders merken daarnaast op dat gedragsregel 3 niet inhoudt dat bij iedere claim automatisch een schikkingsvoorstel moet worden gedaan.

3.4        Verweerders hebben de klacht ook voor het overige gemotiveerd bestreden. Op het verweer wordt hierna waar nodig ingegaan.

 

4        BEOORDELING

4.1        De klacht betreft het optreden van verweerders als advocaat van klaagsters wederpartijen.

4.2        Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen;  de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt.

4.3        Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar wordt onder meer beperkt doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.4        In klachtonderdeel a wordt geklaagd over het feit dat verweerders in de procedure een slechte kwaliteit foto’s en valse verklaringen zouden hebben gebruikt. Voor zover het klachtonderdeel op de kwaliteit van de foto’s betrekking heeft, is het reeds daarom kennelijk ongegrond omdat niet valt in te zien welk voordeel verweerders zouden hebben kunnen of willen behalen met het in het geding brengen van een slechte kwaliteit foto’s. Voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op valse verklaringen, is het klachtonderdeel reeds kennelijk ongegrond, omdat van valsheid van bedoelde verklaringen niet is gebleken. Het is aan klaagster om de feiten waarop zij haar klacht baseert aannemelijk te maken. Klachtonderdeel a) is dus kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

 

4.5        Over een mogelijk gebrek in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de ambtenaar die verweerders ter zitting heeft vergezeld, kan klaagster niet klagen. Het is aan verweerders om te beslissen door wie zij zich ter zitting willen laten vergezellen. Of die persoon gevolmachtigd is namens de cliënt(en) van verweerders op te treden, is iets wat klaagster als de wederpartij van die cliënten niet aangaat. Klaagster heeft derhalve bij klachtonderdeel b) geen belang. In dat klachtonderdeel is zij kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel c)

4.6        Hetzelfde geldt voor klachtonderdeel c). Klaagster kan als wederpartij van X B.V. en de gemeente Y niet erover klagen dat verweerders zowel de belangen van X B.V. als de gemeente Y zouden behartigen. Bij die klacht heeft zij geen eigen belang, omdat de (beweerdelijk) geschonden norm niet strekt tot bescherming van haar belang. Slechts X B.V. en de gemeente Y zouden – naast de deken – zich erover kunnen beklagen dat verweerders ook belangen behartigen die met hun belangen strijdig zijn. Ook in dit klachtonderdeel is klaagster kennelijk niet-ontvankelijk. Niet valt in te zien dat het verweerders jegens klaagster niet vrij zou staan onderling overleg te voeren over de door hen in te nemen standpunten in de procedure die klaagster tegen hen heeft aangespannen. Ten overvloede wordt nog overwogen dat het dossier naar het oordeel van de voorzitter geen aanknopingspunt bevat voor de gedachte dat de onafhankelijkheid van verweerders in het geding is geweest. Klaagster is in dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel d)

 

4.7        Weliswaar moet een advocaat in het algemeen voor ogen houden dat een minnelijke regeling vaak de voorkeur verdient boven een proces, maar hij kan niet verplicht worden tegen de zin van zijn cliënt een schikkingsvoorstel te doen. Van klachtwaardig handelen van verweersters is hier, gemeten naar voornoemde maatstaf,  naar het oordeel van de voorzitter dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

 

Klachtonderdeel e)

4.8        De voorzitter stelt met verweerders sub 4 en 5 vast dat er geen enkele aanwijzing is dat de door hen ter zitting voorgestelde deskundige niet onafhankelijk zou zijn, laat staan dat verweerders dit wisten. Het enkele feit dat de deskundige na zijn benoeming met een kantoorgenoot van verweerders sub 4 en 5 heeft gebeld om te informeren wat de stand van zaken was, kan niet als een zodanige aanwijzing worden aangemerkt.

Klachtonderdeel f)

4.9        Niet in geschil is dat de door de rechtbank benoemde deskundige aanvankelijk de facto iedere aansprakelijkheid voor een onzorgvuldige uitoefening van het onderzoek wilde uitsluiten. Niet valt in te zien waarom verweerders sub 4 en 5 die exoneratieclausule niet ter discussie mochten stellen. Zij dienden daarmee een redelijk belang van hun cliënte terwijl in het geheel niet valt in te zien dat het belang van klaagster daarmee onevenredig werd geschaad.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

klaagster, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in klachtonderdelen b en c kennelijk niet-ontvankelijk en verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 1 september 2015.

 

 

Griffier         Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-        klaagster        

 

en per gewone post aan:

-        klaagster

-        verweerders

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerders en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.