Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:109

Zaaknummer

14-312A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat ongegrond. Kwaliteit van dienstverlening niet onder de maat.

Uitspraak

Beslissing van 13 april 2015

in de zaak 14-312A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 november 2014 met kenmerk 4014-0465, door de raad ontvangen op 20 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 12 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst en de brief met bijlagen van verweerster aan de raad van 2 februari 2014.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Via een doorverwijzing van het Juridisch Loket heeft klager verweerster op 6 juni 2013 verzocht om hem bijstand te verlenen in verband met de beslissing van UWV tot afwijzing van de door klager gedane WIA-aanvraag d.d. 5 juni 2013.

2.3 Verweerster heeft de opdracht aanvaard en heeft namens klager bezwaar gemaakt tegen de beslissing en op 26 juli 2013 de gronden van  bezwaar ingediend. Daarnaast heeft verweerster klager bijgestaan bij het doen van een nieuwe WIA-aanvraag. Gedurende de bezwaarprocedure tegen de eerste afwijzing heeft klager op 27 augustus 2013 door middel van een wijzigingsformulier medegedeeld dat zijn gezondheidstoestand met ingang van 5 juni 2013 was verslechterd.

2.4 Bij beschikking van 14 november 2013 is het bezwaar tegen de eerste afwijzing door UWV ongegrond verklaard. Verweerster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam.

2.5 De nieuwe WIA-aanvraag is bij besluit van 10 december 2013 afgewezen op dezelfde gronden als de oorspronkelijke afwijzing.

2.6 Op 6 februari 2014 heeft verweerster namens klager bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 10 december 2013.

2.7 Bij beslissing van 4 juni 2014 heeft UWV dit bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe heeft UWV onder meer overwogen:

Uw bezwaren

U heeft de volgende bezwaren naar voren gebracht:

• De aanvraag is ten onrechte afgewezen omdat er sprake is van een verslechtering van de gezondheidstoestand.

• Er is sprake van een evidente fout ten aanzien van de datum vermelding verslechtering gezondheidstoestand.

Hoorzitting

Er was geen hoorzitting omdat uw bezwaar kennelijk ongegrond is.

(…)

Tijdens dit onderhoud is aan de orde gesteld dat eventuele verslechtering in de gezondheidstoestand vóór datum einde wachttijd WIA – zijnde 4 juli 2013 – dient te worden meegewogen in de bezwaar- dan wel beroepsprocedure.

(…)

Naar aanleiding van uw melding van 27 augustus 2013 is beoordeeld of u per 5 juni 2013 in aanmerking kunt worden gebracht voor een WIA-uitkering. (…)

Zoals al eerder is gesteld, is dit eerst voor u aan de orde op 4 juli 2013.

Reeds om die reden kunt u niet per 5 juni 2013 in aanmerking komen voor een WIA-uitkering en zijn wij van mening dat onze beslissing op goede gronden is genomen.

De stelling van uw gemachtigde dat er sprake is van een evidente vergissing bij de aangegeven datum waarop uw gezondheidstoestand is verslechterd, kunnen wij niet volgen. In onderhavige beoordeling hebben wij ons gebaseerd op uw melding: de verslechtering van de gezondheidstoestand met ingang van 5 juni 2013.

Wij zijn van mening dat indien uw gezondheidstoestand op een andere datum dan 5 juni 2013 zou zijn verslechterd het op uw weg had gelegen om dit uiterlijk op het spreekuur mede te delen. Nu noch u, noch de aanwezige tolk dan wel de gezinscoach kenbaar hebben gemaakt dat deze datum niet juist zou zijn, kan er naar onze mening niet worden gesproken van een evidente vergissing.

Hetgeen door uw gemachtigde in bezwaar wordt aangevoerd, maakt dit niet anders.

Dat betekent dat wij onze beslissing van 10 december 2013 handhaven.

Tot slot merken wij op dat wij kennis hebben genomen van de melding verslechtering gezondheidstoestand met ingang van 1 oktober 2013.

Vergoeding

U heeft ons gevraagd de kosten te vergoeden die u heeft gemaakt om bezwaar te maken. Omdat uw bezwaar ongegrond is verklaard, vergoeden wij deze kosten niet.

(…)

2.8 Bij brief van 23 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de haalbaarheid en de voortgang van de zaak;

b) vragen van klager niet heeft beantwoord en/of heeft genegeerd;

c) stukken heeft zoek gemaakt;

d) in contacten met andere advocaten klager een “probleem cliënt” heeft genoemd.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt dat zij de belangen van klager zo goed mogelijk heeft proberen te behartigen. Daartoe heeft zij de regie als advocaat  proberen te behouden en heeft zij klager daarover steeds geïnformeerd. Er zijn diverse malen besprekingen op het wijkkantoor met klager gevoerd. Daarbij waren behalve verweerster op verzoek van klager ook andere hulpverleners aanwezig. Klager is voorts diverse malen bij verweerster op kantoor langs geweest. Indien klager tevergeefs trachtte verweerster telefonisch te bereiken, belde verweerster klager steeds terug. Er is ook regelmatig via sms-berichten contact met klager geweest. De stukken zijn steeds naar klager gezonden en klager is regelmatig voorgelicht over de te volgen stappen. Om bewijzen omtrent de medische situatie van klager te verkrijgen heeft verweerster contact gehad met diverse artsen. Verweerster heeft voorts een maatschappelijk werker gevraagd klager behulpzaam te zijn bij het opvragen van medische stukken. Verweerster heeft klager op 18 mei 2014 meegedeeld dat er op 3 juli 2014 een zitting in de beroepszaak zou plaatsvinden en dat zij tot uiterlijk tien dagen voor de zitting stukken kon indienen. Klager heeft daarop niet gereageerd. Verweerster heeft de rechtbank tevergeefs om aanhouding gevraagd. Verweerster beschikte ter zitting over onvoldoende informatie om tot een gegrondverklaring van het beroep te komen.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.2 Deze klachtonderdelen betreffen het onvoldoende informeren over de haalbaarheid en de voortgang van de zaak. Uit zijn klachtbrief met bijlagen blijkt dat klager verweerster met name verwijt dat zij vanaf de aanvang van haar werkzaamheden zou hebben geweten dat sprake was een onhaalbare zaak en dat zij klager daarover niet zou hebben geïnformeerd. Klager baseert dit op de hiervoor onder 2.7 geciteerde overwegingen uit de beslissing van UWV van 4 juni 2014. Verweerster heeft daarentegen onweersproken gesteld dat de beslissing van het UWV om ook de tweede WIA-aanvraag af te wijzen, is gebaseerd op het feit dat op basis van de beschikbare medische informatie niet meer beperkingen dan in eerste WIA-beoordeling konden worden vastgesteld. Klager werd onverminderd minder dan 35% arbeidsongeschikt geoordeeld. Blijkens de beschikking van 4 juni 2014 heeft klager gedurende de bezwaarprocedure een wijzigingsformulier ingediend waarin hij heeft meegedeeld dat zijn gezondheidstoestand met ingang van 5 juni 2013 is verslechterd. Vanwege de wachttijd voor de WIA, zou klager niet eerder dan 4 juli 2013 aanspraak kunnen maken op een eventuele WIA-uitkering, zodat een verslechtering van de gezondheidstoestand vóór die datum voor de beoordeling van de tweede WIA-aanvraag niet relevant was. Verweerster heeft dit in de bezwaarprocedure proberen te herstellen door te stellen dat sprake was van een evidente vergissing ten aanzien van de datum melding verslechtering gezondheidstoestand. Blijkens de beschikking is UWV aan dat argument voorbijgegaan, omdat UWV meende dat gelet op de omstandigheden niet gesproken kon worden van een evidente vergissing (zie hiervoor 2.7). Klager heeft ten onrechte geconcludeerd dat verweerster bij het innemen van het standpunt ten aanzien van de datum melding verslechtering gezondheidstoestand  een fout heeft gemaakt.

5.3 Verweerster heeft bovendien onweersproken gesteld dat zij herhaaldelijk bij klager om medische stukken heeft gevraagd, maar deze slechts beperkt heeft gekregen. De wel voorhanden zijnde stukken waren onvoldoende om het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsarts bij te stellen. Daaruit kan echter niet worden geconcludeerd dat verweerster bij het aannemen van de zaak al zou hebben geweten dat het een onhaalbare zaak was.

5.4 Uit de door verweerster overgelegde stukken blijkt voorts dat zij klager voortdurend op de hoogte heeft gehouden van de voortgang in de zaak en dat zij vrijwel steeds heeft gereageerd op zijn vragen.

5.5 De klachtonderdelen zijn mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6 Verweerster heeft uitdrukkelijk betwist dat zij stukken zou hebben zoekgemaakt. Het probleem in de zaak was juist dat klager onvoldoende medische onderbouwing heeft geleverd van zijn stelling dat hij een hernia heeft, aldus verweerster. Ook de benodigde medische stukken om de psychische gesteldheid van klager te onderbouwen ontbraken. Alle relevante stukken die klager verweerster ter beschikking heeft gesteld, heeft zij doen toekomen aan UWV en/of de rechtbank, aldus nog steeds verweerster. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van de kant van verweerster heeft klager geen nadere onderbouwing van dit klachtonderdeel gegeven, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad klachtonderdeel d)

5.7 Ten slotte verwijt klager verweerster in contacten met andere advocaten dat zij klager een “probleem cliënt” heeft genoemd, zulks naar aanleiding van het verweerschrift van verweerster tegen de onderhavige klacht. Uit het verweerschrift blijkt evenwel dat verweerster heeft gesteld dat zij andere advocaten bij de zaak heeft proberen te betrekken, maar dat deze aangaven dat klager een “probleem cliënt” is. Klager heeft deze passage kennelijk verkeerd begrepen. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, A. de Groot, P. van Lingen, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl