Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-08-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:185
Zaaknummer
15-079A
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder zou in strijd met GR 15 een brief aan de raad van discipline hebben gezonden en in strijd met GR 18 correspondentie direct aan de wederpartij hebben gericht. Klacht in beide onderdelen gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 4 augustus 2015
in de zaak 15-079A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
Verloop van de procedure Bij brief aan de raad van 26 maart 2015 met kenmerk 4014-0778, door de raad ontvangen op 27 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.
FEITEN Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan. Cliënte van verweerder heeft een klacht tegen klager ingediend. De mondelinge behandeling van deze klacht heeft ter zitting van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2014 plaatsgevonden. Verweerder heeft zijn cliënte ter zitting niet bijgestaan. De mondelinge behandeling van de klacht is ter zitting van 6 oktober 2014 gesloten. Verweerder heeft op 14 oktober 2014 namens zijn cliënte een brief gezonden aan de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Van deze brief heeft verweerder een afschrift gezonden aan klager, wetende dat klager in die betreffende tuchtrechtelijke procedure werd bijgestaan door de gemachtigde van klager in de onderhavige zaak.
KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat verweerder: na het sluiten van de mondelinge behandeling ter zitting van 6 oktober 2014 een brief heeft gezonden aan de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, in welke brief verweerder nader op de mondelinge behandeling ter zitting is ingegaan en derhalve heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 15 lid 1; en van voornoemde brief een afschrift aan klager heeft gezonden, wetende dat klager in de behandeling van de betreffende klachtzaak werd bijgestaan door een advocaat/gemachtigde, aldus handelende in strijd met Gedragsregel 18 lid 1.
BEOORDELING De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld. De klachtonderdelen zullen in het navolgende afzonderlijk worden behandeld. Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. De mondelinge behandeling ter zitting was reeds gesloten op het moment dat verweerder de bewuste brief verzond, zodat het verweerder met het oog op Gedragsregel 15 niet was toegestaan om zich nog zonder toestemming van de wederpartij tot de raad te richten. Verweerder heeft gesteld dat het zijn bedoeling was om de visie van zijn cliënte weer te geven, nu zij daar ter zitting, alwaar verweerder haar niet had bijgestaan, niet toe in staat was geweest. Het is niet aannemelijk dat verweerder met de verzending van zijn brief iets anders voor ogen stond dan om de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, bij wie de klacht van verweerders cliënte ter beoordeling voorlag, te beïnvloeden; dat is precies de situatie waartegen Gedragsregel 15 beoogt te beschermen. Het handelen van verweerder is met het oog daarop tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat zijn cliënte er ter zitting bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden kennis van heeft genomen dat de verweerder in die klachtprocedure door een advocaat werd bijgestaan. Daarmee staat vast dat verweerder daarvan op het moment van verzending van de bewuste brief op de hoogte was. Nu Gedragsregel 18 lid 1 een advocaat verbiedt om zich in directe verbinding te stellen met een wederpartij indien hij weet dat die door een advocaat wordt bijgestaan, en geen sprake was van de in lid 2 daarvan gegeven uitzonderingssituatie omdat geen aanzegging met rechtsgevolg aan de orde was, is het handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel b) is tevens gegrond.
MAATREGEL De raad acht, alles in aanmerking nemende, de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond; legt verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op
.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 augustus 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 augustus 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
klager verweerder
en per gewone post aan:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
verweerder de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl