Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:188

Zaaknummer

L 22 - 2015

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat hij, nadat cassatie was ingesteld, niet meer optrad als advocaat van klager. Nu hij heeft nagelaten de afspraken daarover schriftelijk te bevestigen komt dit voor risico van verweerder. Het gegeven dat een cliënt niet verblijft op het door hem opgegeven correspondentieadres ontslaat een advocaat niet van de verplichting om gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen en aan zijn cliënt tot te sturen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

 

Beslissing van  7 september 2015

in de zaak L 22-2015

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

                    

                     

 

                      verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 10 februari 2015 met kenmerk DOK 14-162, door de raad ontvangen op 11 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van verweerder . Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen ter zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 10 februari 2015, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klager in een strafzaak bijgestaan in de procedure bij het gerechtshof. Klager is bij arrest dd. 30 mei 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en negen maanden. Op 6 juni 2012 is cassatie ingesteld tegen voormeld arrest.

2.2      In juli 2013 is aan klager een aanzegging in persoon betekend. Klager heeft in september 2013 telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft hierna gecorrespondeerd met de griffier van de Hoge Raad. De griffier deelde verweerder mede dat de aanzegging in juni 2013 aan klager in persoon was betekend en dat de termijn van 60 dagen voor indiening van de cassatieschriftuur verstreken was. Verweerder heeft klager hierover bij brief dd. 14 oktober 2013 geinformeerd en hem te kennen gegeven niets meer voor hem te kunnen betekenen.

2.3      De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie in juni 2014 niet-ontvankelijk verklaard.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder verzuimd heeft om tijdig een cassatieschriftuur in de dienen bij de Hoge Raad; waardoor klager niet-ontvankelijk is verklaard

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2      Klager heeft nimmer gezegd dat hij zich voor de cassatieprocedure tot een andere advocaat zou wenden. Dat zou ook niet logisch zijn, aangezien klager drie zaken bij verweerder in behandeling had. Verweerder heeft de ontnemingszaak zelfs aan een kantoorgenoot uitbesteed, zodat hij zich met de cassatieprocedure kon bezig houden. Verweerder heeft de indruk gewekt dat hij de cassatieprocedure zou behandelen. Klager heeft tijdens de bespreking op 8 juni 2012 niet gezegd dat hij een andere advocaat zou menen in de cassatieprocedure. Klager heeft toen geinformeerd naar de kosten in de cassatieprocedure. Verweerder verzocht klager een bedrag ad € 3.000,- te betalen. Klager heeft dit geweigerd omdat hij inmiddels wist dat hij niet verplicht was te betalen. Verweerder zei dat klager niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Klager heeft toen verzocht om bij afwijzing van een toevoeging een factuur te sturen. Dit is achterwege gebleven.

3.3      Klager heeft altijd zijn adreswijzigingen doorgegeven. Dit blijkt uit de verschillende adressen op de brieven. Het is begrijpelijk dat verweerder nooit schriftelijk heeft bevestigd dat klager zich voor de cassatieprocedure tot een andere advocaat zou wenden, want dat heeft hij nooit gezegd.

3.4      Toen klager in juli 2013 een aanzegging ontving besefte hij niet wat dit voor een document was. Klager heeft het op goed vertrouwen ondertekend. Klager dacht dat het een volmacht verlening was. In de begeleidende brief stond dat alleen een advocaat het schriftuur in kon dienen. Toen klager hierover contact had met verweerder bleek het te laat te zijn.

3.5      Volgens de Raad voor Rechtsbijstand is de aanzegging ook aan verweerder betekend en was deze dus bij verweerder bekend.

3.6      Klager heeft verweerder opdracht gegeven hem in de cassatieprocedure bij te staan en verweerder heeft de verwachting gewekt dit te zullen doen. Verweerder heeft niets meer gedaan omdat klager niets wilde betalen. Klager had recht op een toevoeging.

 

4          VERWEER

4.1      Klager heeft tijdens een telefoongesprek op 30 mei 2012 direct aan verweerder te kennen gegeven cassatie te willen instellen tegen het arrest van het gerechtshof. Verweerder kreeg opdracht om beroep in cassatie in te stellen, hetgeen hij gedaan heeft. Voor de procedure bij de hoge raad zou klager zich tot een andere advocaat wenden. Verweerder heeft klager voorts bijgestaan in de bij het gerechtshof nog lopende ontnemingszaak. Op 8 juni 2012 heeft een gesprek over de ontnemingszaak plaats gevonden tussen klager en verweerder. Klager heeft toen nogmaals duidelijk gezegd dat hij voor de cassatieprocedure geen beroep op verweer deed. Verweerder heeft dit niet schriftelijk bevestigd, omdat klager geen vaste woon- en verblijfplaats had.

 

4.2      Klager nam eind september 2013 opnieuw contact op met verweerder over de cassatieprocedure. Hij deelde mede dat hij in juni of begin juli 2013 een aanzegging zou hebben kunnen ontvangen en vroeg of verweerder daaraan nog iets kon doen. Klager deelde desgevraagd mede dat hij geen cassatieadvocaat had. Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen  met de griffie van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad heeft verweerder bericht dat er in juni 2013 een aanzegging aan klager was betekend en dat de termijn van 60 dagen om een cassatieschriftuur in te dienen al was verstreken. Verweerder heeft dit schriftelijk bericht aan klager. Omdat klager hierna te kennen gaf dat het onmogelijk was dat hij in persoon iets uitgereikt had gekregen heeft verweerder nader onderzoek verricht. Hieruit bleek dat de aanzegging op 16 juli 2013 in persoon heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft klager hierover bij brief dd. 14 oktober 2013 schriftelijk geinformeerd.

 

4.3      Verweerder heeft pas instructie van klager gekregen om in de cassatieprocedure als advocaat op te treden, nadat het al onmogelijk was om een cassatieschriftuur in te dienen. Klager kwam destijds niet in aanmerking voor een toevoeging omdat hij geen vaste woon- en verblijfplaats had.

 

4.4      Verweerder heeft geen afschrift van de aanzegging in juli 2013 ontvangen. De aanzegging was een verrassing voor verweerder toen klager hem in september 2013 belde.

 

4.5      Verweerder had de griffier van de Hoge Raad gemachtigd tot het instellen van cassatie. Deze werkzaamheden vallen volgens de regels van de Raad voor Rechtsbijstand nog onder de procedure in hoger beroep. Ook de Hoge Raad ziet de akte van het instellen van het rechtsmiddel nog niet als een daad van optreden van de advocaat in de cassatiefase. De cassatieprocedure begint met de aanzegging waarna er een cassatieschriftuur moet worden ingediend binnen de wettelijke termijn.

 

 

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2      Een advocaat dient belangrijke afspraken en gezamenlijk genomen beslissingen vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. Ook de afspraak dat de advocaat die een strafzaak bij het gerechtshof heeft behandeld cassatie zou (doen) instellen en dat de cliënt zich voor de verdere cassatieprocedure tot een andere advocaat zou wenden dient schriftelijk te worden vastgelegd.  Tot de zorgplicht van die advocaat behoort bovendien dat hij zijn cliënt informeert over de verdere procedure in cassatie en welke acties daarin van klager worden verwacht.

5.3      De raad is in dit verband van oordeel dat verweerder klager schriftelijk had moeten berichten dat hij een aanzegging kon verwachten en hem had moeten wijzen op de stappen die daarna door klager diende te worden ondernomen en de termijn die daarvoor geldt. Het had op de weg van verweerder gelegen om, ter voorkoming van misverstanden, de tijdens de bespreking dd. 8 juni 2012 gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. Van een advocaat mag worden verwacht dat deze zijn cliënt erop wijst dat hij schriftelijk met zijn cliënt moet kunnen communiceren en hem wijst op de noodzaak van een correspondentieadres. Indien de cliënt nalaat de advocaat op de hoogte te stellen dan wel te houden van zijn juiste adresgegevens komt het voor risico van de cliënt indien de correspondentie niet bereikt.

5.4      Het gegeven dat een cliënt niet verblijft op het door hem opgegeven correspondentieadres ontslaat een advocaat niet van de verplichting om gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen en aan zijn cliënt toe te sturen. Niet (tijdige) doorzending van voor de cliënt bestede post komt voor rekening van die cliënt. De advocaat kan bij een mogelijke latere discussie over de gemaakte afspraken verwijzen naar de schriftelijke vastlegging daarvan.

5.5      De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om de gemaakte afspraken en de door hem aan klager gegeven informatie schriftelijk te bevestigen en toe te zenden aan het bij hem laatst bekende adres van klager. Voor zover verweerder wist dat klager niet verbleef op het bij hem bekende adres had het op zijn weg gelegen om klager erop te wijzen dat hij een correspondentieadres aan hem door diende te geven. Ook indien klager daarmee in gebreke was gebleven, volgt de raad verweerder niet in zijn stelling dat dit geen zin had omdat klager daar op dat moment niet verbleef. Het was aan klager om voor doorzending van voor hem bestemde post te zorgen. De aanzegging van de Hoge Raad heeft klager immers ook bereikt.

5.6      Verweerder had door schriftelijk vastlegging in ieder geval voorkomen, dat, zoals ter zitting van de raad bleek, thans niet meer is vast te stellen wat door verweerder met klager is besproken en of verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de verdere procedure. Door verweerder is ter zitting onvoldoende weersproken dat hij klager onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij, nadat cassatie was ingesteld, niet meer optrad als advocaat van klager. Nu verweerder heeft nagelaten het gesprek van 8 juni 2012 schriftelijk bevestigen komt dit voor risico van verweerder.

5.7      De raad is van oordeel dat de klacht op grond van het bovenstaande gegrond is en acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, N.M. Lindhout-Schot en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl