Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:198

Zaaknummer

R.4595/14.180

Inhoudsindicatie

Op het kantoor van verweerder is de heer Z. eerder als advocaat-stagiaire verbonden geweest. Z. oefende zijn praktijk uit voor eigen rekening en risico. Na schrapping van het tableau is Z., eveneens voor eigen rekening en risico, als jurist verbonden gebleven aan het kantoor van verweerder.

Inhoudsindicatie

Artikel 7 lid 1 van de Samenwerkingsverordening 1993 bepaalt dat de advocaat in zijn optreden naar buiten vermijdt dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven ten aanzien van enige vorm van samenwerking waarbij hij betrokken is. Dit brengt met zich dat een advocaat bij het wijzigen van zijn samenwerking met een andere advocaat er mede verantwoordelijkheid voor draagt dat cliënten in lopende zaken van de gewezen advocaat van de wijziging van de samenwerking alsmede de oorzaak daarvan onverwijld op de hoogte worden gesteld, opdat er geen misverstand over kan bestaan dat de jurist in kwestie geen advocaat meer is. Verweerder heeft dit nagelaten. Voorts heeft verweerder de aansprakelijkheidskwestie niet onverwijld afgewikkeld. Eerder nam verweerder het onjuiste standpunt in dat hij niet verantwoordelijk c.q. aansprakelijk zou zijn voor de handelwijze van Z. Voor zover de klachtonderdelen gegrond zijn verklaard, wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 augustus 2014 met kenmerk K 049 2014 heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden het dossier betreffende een klacht van de heer S. tegen verweerder toegestuurd aan de raad. Bij brief van 15 september 2014 heeft de advocaat van de heer S. de raad meegedeeld de klacht in te trekken.

1.2 Bij beslissing van 6 oktober 2014 heeft de raad beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 februari 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van het dossier zoals dat toegestuurd is door de deken, alsmede de brief van 15 september 2014 van de advocaat van de heer S. en de beslissing van 6 oktober 2014 van de raad.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mr. Z. is tot zijn schrapping van het tableau per 29 maart 2013 als advocaat-stagiaire verbonden geweest aan het kantoor van verweerder. Mr. Z. oefende zijn praktijk uit voor eigen rekening en risico.

2.3 In de periode dat mr. Z. werkzaam was als advocaat heeft hij de zaak van de heer S. behandeld. Mr. Z. heeft na het verstrijken van de beroepstermijn beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 28 oktober 2012 met betrekking tot een besluit tot intrekking van de WIA-uitkering van de heer S.

2.4 Vanaf 29 maart 2013 tot februari 2014 is mr. Z. als jurist verbonden gebleven aan het kantoor van verweerder. Mr. Z. heeft ook die werkzaamheden voor eigen rekening en risico verricht. Mr. Z. gebruikte daarbij het briefpapier van het kantoor van verweerder. Mr. Z. noch verweerder hebben cliënten van mr. Z. geïnformeerd over diens schrapping van het tableau en diens veranderde positie.

2.5 Op 16 mei 2013 heeft de heer S. zich gewend tot mr. A met het verzoek om de behandeling van zijn zaak over te nemen van mr. Z.

2.6 Bij brief van 16 mei 2013 heeft mr. A. mr. Z. verzocht om toezending van het dossier.

2.7 Bij brief van 29 mei 2013 heeft de rechtbank de heer S. op de hoogte gesteld van de schrapping van mr. Z. van het tableau en de heer S. in de gelegenheid gesteld een nieuwe gemachtigde in te schakelen.

2.8 Bij brief van 3 juni 2013 heeft mr. Z. de rechtbank bericht dat het beroep wordt ingetrokken.

2.9 Bij brief van 5 juni 2013 heeft mr. A. zich in de procedure bij de rechtbank voor de heer S. gesteld.

2.10 Bij brief van 10 juli 2013 heeft mr. A. verweerder aansprakelijk gesteld voor de beroepsfout van mr. Z. en de daaruit voortvloeiende schade en hem verzocht de brief door te geleiden aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

2.11 Bij brief van 9 augustus 2013 heeft mr. A. verweerder verzocht om zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar contact met hem op te laten nemen, aangezien zij nog niet vernomen had.

2.12 Bij brief van 5 september 2013 heeft mr. A. verweerder meegedeeld zich te zullen wenden tot de deken aangezien zij noch van verweerder noch van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar had  vernomen.

2.13 Bij beslissing van 9 oktober 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam besloten tot heropening van de zaak van de heer S. en geoordeeld dat de te late indiening van het beroepschrift verschoonbaar moet worden geacht, in die zin dat deze niet aan de heer S. dient te worden toegerekend.

2.14 Bij e-mailbericht van 15 januari 2014 heeft verweerder mr. A. meegedeeld dat mr. Z. aansprakelijk is en niet, mede, het kantoor van verweerder. Verweerder heeft mr. A. verzocht zich te wenden tot mr. Z.

2.15 Bij brief van 19 februari 2014 heeft mr. A. namens de heer S. bij de deken geklaagd over verweerder.

2.16 Bij brief van 15 september 2014 heeft mr. A. de klacht tegen verweerder ingetrokken.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerder dat hij:

a) geen, althans onvoldoende toezicht heeft gehouden op mr. Z. na diens schrapping van het tableau per 29 maart 2013;

b) mr. Z. na overdracht van de zaak de gelegenheid heeft gegeven bij brief van 3 juni 2013 te trachten het beroep in te trekken, althans de verzending van die brief niet heeft voorkomen;

c) mr. Z. in de gelegenheid heeft gesteld de toevoeging te declareren terwijl de zaak nog aanhangig was en overgenomen was door een andere advocaat, zodat die toevoeging overgedragen had moeten worden aan de opvolgende advocaat;

d) heeft nagelaten de heer S. te informeren over de schrapping van mr. Z. van het tableau;

e) na schrapping van mr. Z. gezamenlijk de praktijk heeft voortgezet met gebruikmaking van kantoor en briefpapier;

f) verzuimd heeft zorg te dragen voor een behoorlijke afhandeling van de aansprakelijkstelling van mr. Z., waaronder de overdracht van het dossier aan de verzekeraar en het verschaffen van de vereiste informatie en toelichting;

g) een apert onjuist standpunt betreffende de aansprakelijkheid ingenomen heeft, hetgeen heeft geleid tot extra werkzaamheden om de schade van de heer S. te kunnen verhalen.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder was niet eerder dan door indiening van de klacht op de hoogte van het feit dat mr. Z. de zaak van de heer S. behandelde. Dat is de reden dat verweerder de heer S. niet op de hoogte gesteld heeft van de schrapping van mr. Z. Mr. Z. heeft na zijn schrapping tot februari 2014 werkzaamheden verricht op het kantoor van verweerder ten behoeve van de afwikkeling van zijn lopende dossiers.. Mr. Z. heeft als jurist vermeld gestaan op de website van het kantoor van verweerder. Verweerder heeft naar buiten toe nooit de indruk gewekt dat mr. Z. na zijn schrapping nog als advocaat werkzaam was op verweerders kantoor.

4.2 Verweerder heeft de aansprakelijkstelling naar de verzekeraar toegestuurd en heeft als intermediair voor mr. Z. met de verzekeraar en met mr. A. gecorrespondeerd.

4.3 Verweerder heeft eerder het standpunt ingenomen dat er geen reden is dat zijn kantoor aansprakelijk is voor de beroepsfout van mr. Z.. Verweerder betwist bovendien de hoogte van de door de heer S. gestelde schade.

4.4 Na het dekenoordeel heeft verweerder zijn standpunt met betrekking tot zijn aansprakelijkheid voor het handelen van mr. Z. bijgesteld.

Hij heeft de aansprakelijkheidskwestie met mr. A. afgewikkeld. Dit heeft geleid tot intrekking van de klacht door de heer S.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a) en d) tot en met g)

5.2 Mr. Z. oefende aanvankelijk voor eigen rekening en risico als advocaat zijn praktijk uit op het kantoor van verweerder. Vaststaat dat mr. Z. na zijn schrapping van het tableau (29 maart 2013) tot februari 2014 voor eigen rekening en risico als jurist (niet: advocaat) werkzaam is gebleven op het kantoor van verweerder. Door de schrapping van mr. Z. van het tableau is de samenwerking tussen verweerder en hem in zoverre gewijzigd, dat verweerder niet langer met een advocaat samenwerkte, maar met een jurist/niet-advocaat.

5.3 Artikel 7 lid 1 van de Samenwerkingsverordening 1993 bepaalt dat  de advocaat in zijn optreden naar buiten vermijdt dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven ten aanzien van enige vorm van samenwerking waarbij hij is betrokken. De raad is van oordeel dat dit voorschrift onder meer met zich brengt dat een advocaat, indien zijn samenwerking met een andere advocaat op zijn kantoor wijzigt, in zoverre dat die samenwerking als gevolg van het verlies van de hoedanigheid van advocaat door die laatste wordt voortgezet met een jurist/niet-advocaat op – en onder de naam van - zijn kantoor, er mede verantwoordelijkheid voor draagt dat cliënten in lopende zaken van de gewezen advocaat van de wijziging van de samenwerking alsmede de oorzaak daarvan onverwijld op de hoogte worden gesteld, opdat er bij die cliënten geen misverstand over kan bestaan dat de jurist in kwestie geen advocaat meer is en die cliënten, desgewenst, hun zaken kunnen overdragen aan een (andere) advocaat. Verweerder heeft dit nagelaten.

5.4 Vaststaat voorts dat verweerder de aansprakelijkheidskwestie niet onverwijld heeft afgewikkeld. Verweerder heeft erkend dat dit kwam doordat hij het, achteraf bezien, een onjuist standpunt innam, dat hij niet verantwoordelijk c.q. aansprakelijk zou zijn voor de handelwijze van mr. Z.

5.5 De klachtonderdelen a) en d) tot en met g) zijn derhalve in zoverre gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.6 Mr. Z. oefende aanvankelijk voor eigen rekening en risico als advocaat zijn praktijk uit op het kantoor van verweerder. Vaststaat dat mr. Z. na zijn schrapping van het tableau (29 maart 2013) tot februari 2014 voor eigen rekening en risico als jurist (niet: advocaat) werkzaam is gebleven op het kantoor van verweerder.

5.7 Mr. Z. kon de zaak van de heer S. ook na zijn schrapping van het tableau als diens gemachtigde blijven behandelen, aangezien het een bestuursrechtelijke procedure betrof waarin geen rechtsbijstand van een advocaat vereist was. Mr. Z. bleef derhalve ook na zijn schrapping verantwoordelijk voor die zaak. Het controleren van door mr. Z. in een eigen dossier verrichte werkzaamheden behoorde niet tot de verantwoordelijkheid van verweerder.

5.8 Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.9 Gelet op het door de deken ingenomen standpunt dat geen toevoeging verleend zou zijn voor het herstellen van een fout van een advocaat, heeft de deken geen belang meer bij de klacht.

5.10 De deken wordt niet-ontvankelijk verklaard in dit klachtonderdeel.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de gegrond bevonden klachtonderdelen acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a) en d) tot en met g) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- verklaart de deken niet-ontvankelijk ten aanzien van klachtonderdeel c);

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing voor de gegrond bevonden klachtonderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs., J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2015.

griffier voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van het klachtonderdeel c), hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen a), b) en d) tot en met g), hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl