Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-07-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:115
Zaaknummer
15-94
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klager is advocaat geweest. Klager trad, toen hij nog advocaat was, voor zichzelf als advocaat op in een alimentatiegeschil met zijn ex-partner. Hij klaagt tegen de advocaat van zijn ex-partner, die de deken geraadpleegd heeft en die de deken een kopie van het door klager in de procedure opgestelde verweerschrift heeft verstrekt. Klager stelt dat verweerster dat niet had mogen doen. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk resp. kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 20 juli 2015
in de zaak 15-94
naar aanleiding van de klacht van:
Mr. [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr.[naam
advocaat te [plaats]
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 22 juni 2015 met kenmerk RvT 14-0147 door de raad ontvangen op 23 juni 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd als 1 en 2.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager was in 2013 verwikkeld in een procedure met zijn ex-partner over de kinderalimentatie die klager betaalde ten behoeve van de vier kinderen van klager en zijn ex-partner.
1.3 Verweerster trad op voor de ex-partner van klager.
1.4 Klager had in 2013 een eigen advocatenkantoor. In de bij de rechtbank aanhangige procedure over de wijziging kinderalimentatie trad klager op als advocaat voor zichzelf. Klager heeft in die procedure een verweerschrift ingediend waarin hij onder meer aangaf dat hij en zijn ex-partner aanzienlijke schulden hadden, dat hij een schuld bij de belastingdienst van circa
€ 100.000,00 had en dat zijn draagkracht aanzienlijk lager was geworden doordat de inkomsten uit zijn praktijk sterk zijn gedaald onder andere als gevolg van de kredietcrisis en de bezuinigingen op de door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand.
1.5 Op 6 juni 2013 heeft verweerster klager per e-mail het volgende bericht: “Geachte confrère,
Ondanks het feit dat ik u heb verzocht zich niet rechtstreeks tot mijn cliënte te wenden, moet ik helaas constateren dat u keer op keer e-mails rechtstreeks tot cliënte richt. Ik zal mij vandaag tot de Deken wenden en hem om advies vragen.
Hoogachtend,”
1.6 Verweerster heeft op 6 juni 2013 telefonisch contact gehad met de deken over klager. Tevens heeft verweerster de deken een kopie verstrekt van het door klager als advocaat van zichzelf opgestelde verweerschrift in de bij de rechtbank aanhangige procedure over de kinderalimentatie.
1.7 Op 7 juni 2013 heeft de deken een kantoorbezoek aan het kantoor van klager gebracht.
1.8 In het najaar van 2013 is klager is door de raad van discipline voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van zijn praktijk.
1.9 Bij de stukken bevindt zich een brief d.d. 1 juli 2014 van de toenmalige deken waarin deze verklaart dat hij op 6 juni 2013 met verweerster heeft gesproken over de zorgen die verweerster had over het gedrag van klager in de kwestie van het geschil over de kinderalimentatie waarin verweerster de ex-partner van klager bijstond.
1.10 De deken schrijft vervolgens in zijn brief van 1 juli 2014 aan verweerster: “Onjuist is de (veronder-) stelling van de heer [naam klager] dat ik naar aanleiding van ons telefoongesprek zou hebben besloten om een afspraak te maken met mr. [naam klager]. Die afspraak van een bespreking op 7 juni 2013 had ik al eerder gemaakt naar aanleiding van een andere zaak. (…….) Ik kan mij niet herinneren of ik mr. [naam klager] direct na ons telefoongesprek heb gebeld. Dat zou heel goed kunnen zijn, omdat het bericht over een advocaat die in zijn eigen echtscheidingszaak procedeert voor mij een onmiddellijke en dringende aanleiding is om te onderzoeken of het wel goed gaat met die advocaat. Die urgentie kan worden versterkt als er nog andere indicatoren voor zorg zijn.”
1.11 Bij brief van 14 mei 2014 heeft de klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zonder toestemming van haar cliënte vertrouwelijke informatie uit een gerechtelijke procedure te lekken naar de deken, waarmee zij haar geheimhoudingsplicht jegens haar cliënte heeft geschonden;
b) vertrouwelijke informatie aan de deken te hebben verstrekt met het doel om de belangen van klager te schaden.
2.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat hij van zijn ex-partner begrepen heeft dat zij verweerster slechts toestemming zou hebben gegeven om contact op te nemen met de deken over het feit dat klager zijn ex-partner steeds rechtstreeks per e-mail benaderde. Verweerster heeft de deken echter ook bericht dat klager in grote financiële problemen verkeerde en zij heeft de deken een kopie van het door klager in de alimentatieprocedure ingebrachte verweerschrift ter beschikking gesteld.
2.3 Volgens klager heeft dit ertoe geleid dat de deken direct telefonisch contact met hem heeft opgenomen en te kennen heeft gegeven direct de volgende dag zijn kantoor te willen bezoeken.
2.4 Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster door aldus te handelen zijn geheimhoudingsplicht jegens haar cliënte, de ex-partner van klager, geschonden en daarmee in strijd met gedragsregel 6 en 8 heeft gehandeld.
2.5 Voorts heeft verweerster jegens klager in strijd met gedragsregel 17 gehandeld door vertrouwelijke informatie, te weten het verweerschrift van klager, aan de deken te verstrekken. Klager stelt dat verweerster hiermee geen ander doel had dan hem als advocaat schade toe te brengen.
3 VERWEER
3.1 Het verweer komt bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
ad klachtonderdeel a)
4.2 In klachtonderdeel a) beklaagt klager zich erover dat verweerster haar geheimhoudingsplicht jegens haar cliënte, de ex-partner van klager, heeft geschonden. Dit klachtonderdeel is kennelijk niet-ontvankelijk nu klager niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
ad klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster heeft gesteld dat juist is dat zij een kopie van het verweerschrift dat door klager in zijn eigen procedure is opgesteld aan de deken heeft verstrekt om aan te tonen dat klager inderdaad voor zichzelf optrad als advocaat.
4.4 Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven dat zij dat heeft gedaan in het belang van haar cliënte die veelvuldig rechtstreeks werd benaderd door klager ook nadat verweerster klager herhaalde malen had verzocht om zich tot haar te richten en niet tot haar cliënte. Uit de verklaring van de deken d.d. 1 juli 2014 blijkt dat de klager op het moment dat verweerster hem belde reeds onder de aandacht was van de deken en dat er op dat moment reeds een kantoorbezoek was gepland de volgende dag.
4.5 Niet gebleken is dat verweerster het verweerschrift aan de deken heeft verstrekt met het doel om de belangen van klager te schaden zonder daarmee een redelijk belang van haar cliënte te dienen. Klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.
BESLISSING
Wijst de klacht af.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 20 juli 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 juli 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
• klager
en per gewone post aan:
• verweerster
• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten