Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:102

Zaaknummer

15-068A + 15-069A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten tegen advocaten wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van schending gedragsregel 18. Verweerster mocht in het kader van een schikkingspoging de voorwaarde stellen dat de klachten tegen haar collega’s werden ingetrokken.

Uitspraak

Beslissing van 3 april 2015

in de zaken 15-068A en 15-069A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 maart 2015 met kenmerk 4014-0585 en 4014-0598, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager en de cliënten van verweerders zijn verwikkeld in een geschil over (beëindiging van) de tussen hen bestaande samenwerkingsovereenkomst en hostingovereenkomst.

1.3 Bij brief van 23 juli 2014 heeft verweerster sub 1 zich namens haar cliënten tot klager gewend en gesommeerd tot betaling van achterstallige betalingen uit hoofde van de hiervoor onder 1.2 genoemde overeenkomsten.

1.4 Bij e-mail van 25 juli 2014 aan verweerster sub 1 heeft klager geschreven:

De heer [G] van [G Advocaten] uit [plaatsnaam] is mijn juridisch vertegenwoordiger in deze. Hij zal namens mij reageren. Ik verzoek u enige communicatie in deze te richten aan de heer [G].

1.5 Bij e-mail van 28 juli 2014 (16:15) aan klager heeft verweerster sub 1 geschreven:

Zojuist vernam ik van cliënte, [naam cliënt], dat u zich nog steeds rechtstreeks tot haar richt, terwijl cliënte u heeft verzocht om alle correspondentie tot mij te richten.

Overigens heb ik nog niets van mr. [G] gehoord, zodat ik mij vooralsnog rechtstreeks tot u richt.

Voor de goede orde informeer ik u hierbij dat u voortaan alle correspondentie ten aanzien van deze kwestie uitsluitend tot mij dient te richten.

1.6 Bij e-mail van 28 juli 2014 (16:33) aan verweerster sub 1 heeft klager onder meer geschreven:

Ook u richt zich direct aan mij, terwijl u zich tot mijn advocaat met richten. Enig bezwaar over mijn manier van communiceren moet u niet aan mij, maar aan mijn advocaat de heer [G] richten. Met deze mail maat u zich schuldig aan schending van de gedragsregels van uw beroepsvereniging. Ik zal een klacht bij de deken in deze overwegen.

Met betrekking tot mijn communicatie aan [cliënte verweersters] is het aan mij hoe ik wil communiceren. (…)

1.7 Bij e-mail van 28 juli 2014 (19.31) aan verweerster sub 1 heeft klager onder meer geschreven:

Naar blijkt heeft u van mijn advocaat de heer [G] wel degelijk bericht gehad. Tevens had u kunnen zien dat hij in een aantal berichten in kopie was geadresseerd. U wist dus dat de heer [G] mijn advocaat was en u had zich als advocaat van [cliënte verweersters] aan hem moeten richten.

Met uw directe communicatie aan mij, zonder zelfs mijn advocaat in kopie mee te nemen, heeft u mij in een zeer lastig pakket gebracht.

Met uw directe communicatie heeft u, zoals gezegd, de gedragsregels van de Orde van Advocaten geschonden. Tevens heeft u door zich direct aan mij te wenden, de mogelijkheid geïntroduceerd dat u zich als belanghebbende partij gaat gedragen. (…)

Ik wil u de mogelijkheid bieden zelf een oplossing te vinden voor de door u veroorzaakte situatie. Mocht de door u gekozen oplossing niet naar mijn tevredenheid zijn, behoud ik mij het recht voor de zaak alsnog aan de deken voor te leggen of andere maatregelen te nemen.

1.8 Bij e-mail van 29 juli 2014 (13:32) aan verweerster sub 1 heeft klager geschreven:

Ik heb van u nog geen reactie mogen ontvangen op onderstaande. Ik wil u verzoeken om uiterlijk woensdag 20 juli 2014 om 12.00 uur te reageren. Indien u meer tijd nodig heeft om tot een reactie te komen, verzoek ik u dit voor het aangegeven tijdstip aan te geven. Indien ik voor de aangegeven tijdstip geen reactie van u heb mogen ontvangen, behoud ik mij het recht voor maatregelen te nemen.

1.9 Bij e-mail van 29 juli 2014 (14:32) aan mr. G heeft verweerster sub 1 geschreven:

Zojuist ontving ik onderstaande e-mail van uw cliënte.

Zou u uw cliënt willen informeren en instrueren dat de correspondentie over deze zaak thans enkel nog wordt gevoerd door u en mij?

Indien wij de communicatie op voorgaande wijze kunnen voortzetten, stel ik u graag nogmaals in de gelegenheid om uw verhinderdata voor de maanden augustus en september uiterlijk morgenmiddag 16.00 uur op te geven.

1.10 Bij e-mail van 30 juli 2014 (13:08) aan verweerster sub 1 heeft klager geschreven:

Het is nu woensdag 13.00 uur geweest en ik heb nog geen enkele reactie van u mogen vernemen. Het feit dat u niet reageert, vind ik uitermate ongepast, zeker gezien uw professie.

Zoals aangegeven zal ik verdere maatregelen gaan overwegen.

1.11 Bij e-mail van 30 juli 2014 (13:24) aan een kantoorgenoot van verweersters (hierna: mr. W) heeft klager onder meer geschreven:

Onderstaand vindt u een mailwisseling met een van de medewerkers van uw kantoor, mevrouw [verweerster sub 1]. Naar ik begrijp ben u verantwoordelijk voor [kantoor verweersters], vandaar dat ik de vrijheid neem contact met u op te nemen.

Naar ik verwacht zult u uit onderstaande mailwisseling, net als ik, de conclusies trekken dat [verweerster sub 1] én tegen de gedragsregels van de Orde van Advocaten heeft geacteerd én tevens incorrect handelt met betrekking tot het achterwege laten van verdere communicatie met mij.

(…)

Graag zou ik uw mening met betrekking tot deze zaak vernemen, alsmede een oplossing.

1.12 Bij brief van 31 juli 2014 aan mr. G heeft verweerster sub 1 onder meer geschreven:

Met referte aan mijn eerdere correspondentie in bovenstaande zaak, herbevestig ik hierdoor nogmaals – op verzoek van uw cliënte – dat de reden van mijn schrijven maandag jl. aan uw cliënt direct en vanzelfsprekend was gelegen in het feit dat ik tot op dat moment nog niet van u zelf had vernomen. Dat is volkomen conform de gebruikelijke normen, dus enige aanzegging van een eventuele klacht wijs ik hier dan ook van de hand, en is ongegrond. Uw stelbrief ontving ik immers pas dinsdagochtend.

1.13 Bij e-mail van 5 augustus 2014 (9:26) aan mr. W heeft klager onder meer geschreven:

Helaas heb ik van u geen reactie mogen ontvangen op onderstaand bericht. Daar mijns inziens sprake is van zeer ernstige feiten, zal ik vandaag klachten indienen bij de Deken van Orde van Advocaten Amsterdam, [deken]. De klachten betreffen zowel het handelen van [verweerster sub 1] als het ontbreken van gepaste communicatie en actie uwerzijds.

Aangezien met het handelen van [verweerster sub 1] of het ontbreken van gepaste acties, zoals van toepassing op uw persoon, en de klachten van mij, uw kantoor feitelijk partij is geworden, ben ik van mening dat uw kantoor, zijnde alle aan uw kantoor verbonden advocaten, mijn tegenpartij [cliënte verweersters] niet meer kunnen vertegenwoordigen. (…)

1.14 Bij e-mail van 5 augustus 2014 (9:34) aan klager heeft mr. W het volgende geschreven:

Nogmaals en voor de laatste maal verwijzen wij u ter zake naar uw raadsman; uitsluitend daarmee is en wordt gecorrespondeerd sinds dat hij zich heeft gemeld in onderhavige zaak, een en ander dezerzijds vanzelfsprekend conform de gedragsregels.

1.15 Bij e-mail van 5 augustus 2014 (9:44) aan mr. W heeft klager onder meer geschreven:

(…) Zoals ik heb aangegeven betreft onderstaande niet de zaak waaraan u refereert, maar het verwijtbaar handelen van een van aan uw kantoor verbonden advocaten. Het betreft dus een nieuwe zaak van [verweerster sub 1] en mijzelf.

Indien u meent dat ik niet over mijn eigen zaak tegen [verweerster sub 1] met u of [verweerster sub 1] direct mag communiceren, bent u abuis.

Ik zal uw bericht toevoegen aan mijn klacht bij de Deken.

(…)

1.16 Bij e-mail van 5 augustus 2014 (11:43) aan verweerster sub 1 met cc aan een kantoorgenoot van verweersters en aan mr. G, heeft klager onder meer geschreven:

Zoals al per e-mail al aangegeven, vind ik uw communicatie onjuist en verwerpelijk. U heeft zich o.a. schuldig gemaakt van een ernstige schending van gedragsregel 18 van de Gedragsregels van de Orde van Advocaten.

Bijgaand vindt u een kopie van mijn klacht bij de Deken in deze. (…)

Ik heb de heer [W] in kopie meegenomen, daar jij eindverantwoordelijke is van [kantoor verweersters].

Volledigheidshalve heb ik de heer [G] in kopie in deze mail meegenomen, aangezien hij mij vertegenwoordigt in de zaak tegen [cliënte verweersters]. In mijn zaak tegen u is de heer [G] niet mijn vertegenwoordiger, aangezien ik nog altijd hoop op gezond verstand van uw zijde, zodat deze zaak niet verder hoeft te escaleren.

1.17 Bij e-mail van 5 augustus 2014 (13:05) aan verweerster sub 1 heeft klager onder meer geschreven:

Kunt u aangeven welke communicatie via u loopt en welke communicatie via [cliënte verweersters]? Het uitblijven van enige communicatie van uw zijde of de zijde van [cliënte verweersters] leidt tot grote verwarring en onduidelijkheid aan mijn zijde.

(…)

Bovenstaande betreft dus niet het conflict, waar u klaarblijkelijk alleen met mijn advocaat over wilt communiceren, hetgeen u echter tot op heden ook heeft nagelaten. Ik wil alleen weten wat ik kan verwachten met alle andere communicatie met [cliënte verweersters].

Ik hoop op een snelle reactie uwerzijds. Indien ik vanmiddag voor 17.00 uur geen reactie van u heb mogen vernemen, neem ik aan dat [cliënte verweersters] uitsluitend nog via aangetekend schrijven wil communiceren. De kosten hiervoor zal ik in geval het tot een rechtszaak komt, mogelijk aanvoeren als schadepost, omdat ik het belachelijk vind om uitsluitend via aangetekend schrijven met elkaar te communiceren.

1.18 Op 5 augustus 2014 (13:00) heeft verweerster sub 2 de advocaat van klager een fax gezonden en verzocht om telefonisch kennis te maken.

1.19 Bij e-mail van 7 augustus 2014 (7:19) heeft mr. G onder meer geschreven:

(…) Voordat ik inhoudelijk reageer wil ik, ook in verband met de kennelijke complexheid, voorstellen dat ik naar u toekom om deze zaak door te spreken. (…)

1.20 Bij e-mail van 7 augustus 2014 (9:48) aan mr. G heeft verweerster sub 2 onder meer geschreven:

Een bespreking, zonder cliënten lijkt mij een heel goed plan, maar ik zou vandaag wel eerst even kort telefonisch contact met u hebben in voorbereiding hierop.

De klachten tegen mijn kantoorgenoten [verweerster sub 1 en mr. W] moeten wel worden ingetrokken, omdat ze volstrekt onterecht zijn en dit ook geen basis biedt voor vruchtbare besprekingen.

En voor het geval er wel geprocedeerd wordt ontvang ik graag uw bevestiging per fax dat de correspondentie vanaf het moment dat de zaak onder advocaten is, als confraterneel wordt beschouwd en niet zonder toestemming van de andere partij in de procedure wordt gebruikt.

1.21 Bij e-mail van 7 augustus 2014 (13:33) aan mr. G heeft verweerster sub 2 geschreven:

Ik spreek u dan graag maandagochtend.

Wat betreft de correspondentie: hieronder valt nadrukkelijk ook de correspondentie van uw cliënte aan ons en aan onze cliënte, vanaf het moment dat is aangegeven dat de correspondentie voortaan via de advocaten zal lopen. Ik ontvang graag een ondertekende bevestiging daarvan u per fax.

1.22 Bij e-mail van 8 augustus 2014 aan verweerster sub 2 heeft mr. G onder meer geschreven:

Ik ben met cliënt in overleg over het intrekken van de klachten. Cliënte is daar nog niet uit. Ik stel voor dat wij dit punt in ons overleg betrekken.

(…)

1.23 Bij faxbrief van 11 augustus 2014 (verzonden om 17:00) heeft verweerster sub 2 een concept-dagvaarding aan mr. G toegezonden.

1.24 Bij e-mail van 11 augustus 2014 (17:34) aan mr. G heeft verweerster sub 2 geschreven:

We hadden een half uur geleden een afspraak hier op kantoor. Ik heb niet van u vernomen en uw kantoor neemt de telefoon niet op. Kunt u misschien even bellen wat er aan de hand is? Ik ben gewoon bereikbaar.

1.25 Bij e-mail van 12 augustus 2014 aan mr. G heef verweerster sub 2 geschreven:

U begrijpt dat het vertrouwen van cliënte op dit moment onvoldoende is om het kort geding op ijs te zetten. Nu uw cliënte kennelijk niet bereid is om enige ‘concessie’ te doen omwille van een toenadering, is er geen enkele reden waarom cliënte dat wel zou doen.

Dan nog even over de klachten die door uw cliënte zijn ingediend: u weet ook wel dat die volstrekt onterecht zijn. Het is niet meer dan logisch om te verlangen dat die van tafel gaan voordat er serieus overleg kan plaatsvinden, evenals het gegeven dat er een betaling plaats dient te vinden. Dat is een kwestie van het vertrouwen herwinnen.

1.26 Bij brieven van 5 en 12 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweersters.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweersters tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster sub 1 in strijd met gedragsregel 18 klager rechtsreeks heeft aangeschreven, terwijl ruim daarvoor al was aangegeven dat klager werd vertegenwoordigd door een advocaat;

b) verweerster sub 2 als onderdeel van de poging tot oplossing van het geschil als voorwaarde heeft gesteld dat de klachten van klager tegen haar collega’s worden ingetrokken.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

3.2 Klager verwijt verweerster sub 1 in strijd te hebben gehandeld met gedragsregel 18 door zich rechtstreeks tot hem te wenden, terwijl zij wist dat hij werd bijgestaan door een advocaat. Verweerster sub 1 heeft betwist dat zij in strijd met genoemde gedragsregel heeft gehandeld. Zij heeft onweersproken gesteld dat de introductiebrief van klagers advocaat van 25 juli 2014 uitsluitend per post is verstuurd en haar pas op 29 juli 2014 heeft bereikt. Om die reden heeft zij haar e-mail van 28 juli 2014 (zie hiervoor 1.5) rechtstreeks aan klager gezonden, overigens zonder daarin inhoudelijk op de zaak in te gaan. Het gegeven dat klager bij e-mail van 25 juli 2014 zijn advocaat, mr. G, bij verweerster sub 1 had aangekondigd (zie hiervoor 1.4) staat er niet aan in de weg dat verweerster sub 1 klager rechtstreeks heeft aangeschreven met als doel  om de communicatie te stroomlijnen. Zij heeft in die e-mail ook uitgelegd dat zij nog niets van mr. G had vernomen en om die reden vooralsnog klager had aangeschreven. Vanaf het moment dat mr. G zich bij het kantoor van verweersters heeft geïntroduceerd, is uitsluitend nog via hem gecommuniceerd. Van schending van gedragsregel 18 is derhalve geen sprake, zodat het klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

3.3 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster sub 2 dat zij als onderdeel van de poging tot oplossing van het geschil als voorwaarde heeft gesteld dat de klachten tegen haar collega’s worden ingetrokken. Klager beschouwt dit als een poging tot chantage. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Verweerster sub 2 heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door voor verder overleg te verlangen dat de klachten van tafel zouden gedaan. Verweerster sub 2 heeft uitgelegd dat haar voorstel was gebaseerd op het onderlinge vertrouwen dat er over en weer dient te zijn om serieus met elkaar in gesprek te treden over oplossingen. Uit de toelichting van verweerster sub 2 blijkt naar het oordeel van de voorzitter genoegzaam dat zij in het belang van de zaak en van haar cliënte een poging tot bemiddeling heeft gedaan zonder daarbij tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

3.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 3 april 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.