Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:121
Zaaknummer
14-321A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen opvolgend advocaat inzake toevoeging ongegrond. Geoorloofd om een cliënt na verbruik van een voorschot verder bij te staan op basis van een toevoeging.
Uitspraak
Beslissing van 19 mei 2015
in de zaak 14-321A
naar aanleiding van de klacht van:
mr.
advocaat te Amsterdam
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 27 november 2014 met kenmerk 4014-0402, door de raad ontvangen op 27 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 maart 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster. Ter zitting heeft klager de klachtonderdelen a), b), c) en e) ingetrokken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1. bedoelde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 tot en met 15 genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft in een strafzaak de behartiging van de belangen van een cliënt overgenomen van klager. Verweerster heeft klager verzocht om toezending van het dossier inclusief toevoegingsbescheiden en urenspecificatie. Klager heeft het dossier aan verweerster overgedragen met uitzondering van de toevoegingsbescheiden.
2.3 Verweerster heeft een voorschot van EUR 1.500 ontvangen van familie van haar cliënt. Aanvankelijk zou het voorschot worden aangewend voor de strafzaak. In overleg met cliënt is het bedrag besteed aan de beklagprocedure met betrekking tot een ten laste van haar cliënt in beslaggenomen auto. Verweerster heeft cliënt hiervoor een declaratie gestuurd.
2.4 Een kantoorgenoot van verweerster heeft onder haar toezicht de cliënt in de strafzaak op basis van de toevoeging bijgestaan. Verweerster heeft daartoe een wijziging last van de rechtbank gevraagd en gekregen. De toevoeging is na beëindiging van de strafzaak gedeclareerd en met klager verrekend.
2.5 Bij brief van 29 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de zaak van klager heeft overgenomen op betaalde basis om vervolgens na soupering van de betaling door te willen gaan op basis van een toevoeging.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad overweegt dat het klachtrecht alleen toekomt aan diegene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Vaststaat dat verweerster de toevoeging heeft gedeclareerd en met instemming van klager heeft verrekend. Bij die stand van zaken kan de vraag worden gesteld of klager thans nog voldoende belang heeft bij de onderhavige klacht en daarin ontvankelijk is. Maar ook indien daarvan wordt uitgegaan, treft de klacht geen doel.
4.3 Vaststaat dat verweerster, anders dan klager haar verwijt, het voorschot van EUR 1.500 niet heeft gebruikt als vergoeding voor de werkzaamheden in de strafzaak en vervolgens haar werkzaamheden heeft voortgezet op basis van de toevoeging. Verweerster heeft in overleg met haar cliënt het bedrag gebruikt voor de beklagprocedure. Dit stond verweerster vrij. De klacht mist derhalve feitelijke grondslag en is reeds om die reden ongegrond.
4.4 Het standpunt van klager dat een advocaat, die een voorschot heeft ontvangen en dit voorschot heeft verbruikt, zijn werkzaamheden niet op basis van een toevoeging mag voortzetten, vindt bovendien geen steun in enige rechtsregel. De raad overweegt onder verwijzing naar Gedragsregel 24 lid 1 dat een advocaat verplicht is om niet alleen bij het begin van de zaak, maar ook telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat met zijn cliënt te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Een cliënt die aanvankelijk niet op basis van een toevoeging werd bijgestaan, kan immers als gevolg van een wijziging in diens omstandigheden alsnog voor een toevoeging in aanmerking komen.
4.5 Ook indien verweerster haar werkzaamheden in de strafzaak zou hebben vergoed uit het voorschot, zou zij de resterende werkzaamheden derhalve op toevoegingsbasis hebben kunnen voortzetten. Ook gelet hierop is de klacht ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, A.M. Vogelzang, G.J.W. Pulles en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl