Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:166

Zaaknummer

R. 4768/15.78

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster daarbij, namens haar cliënte, een standpunt heeft ingenomen dat klagers belangen nodeloos zou kunnen schaden of dat evident in strijd is met de waarheid. Het is duidelijk dat klager en zijn voormalig-echtgenote het over tal van kwesties oneens zijn. Tussen de behandelend advocaten zal moeten worden bezien of tot een oplossing kan worden gekomen. Als dat niet lukt is het aan de rechter om hierover een oordeel te geven. Niet gebleken is dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte grenzen zou hebben overschreden. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond verklaren.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 23 april 2015 met kenmerk R 2015/26 cij, door de raad ontvangen op 24 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager en zijn voormalig echtgenote zijn betrokken in diverse gerechtelijke procedures betreffende de (afwikkeling van de gevolgen van de) echtscheiding.

1.3 Verweerster behartigt in die procedures de belangen van de voormalig echtgenote van klager.

1.4 De voormalig echtgenote van klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 20 juli 2011, 14 maart 2012, 23 mei 2012 en het herstelvonnis van 13 juni 2012, alle van de rechtbank Dordrecht.

1.5 Op 2 september 2014 heeft het gerechtshof Den Haag de bestreden vonnissen vernietigd en partijen over en weer veroordeeld tot betaling van diverse geldbedragen.

1.6 Op 15 september 2014 heeft verweerster aan de deurwaarder opdracht gegeven het arrest van het gerechtshof te betekenen en bevel te doen tot betaling aan klager.

1.7 Bij brief van 20 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.8 Op 29 september 2014 heeft verweerster op verzoek van haar cliënte de deurwaarder verzocht de executiemaatregelen jegens klager op te schorten.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij “doelbewust en met opzet” informatie heeft verstrekt aan de deurwaarder. Middels het verstrekken van “valse en niet correcte informatie” zou verweerster betaling doen eisen van een bedrag ad € 30.586,54. Verweerster zou hebben gehandeld op een dubieuze wijze met slechts als doel klager te beschadigen. Verweerster zou een te hoog bedrag hebben berekend. Klager heeft haar daarop gewezen in een brief van 10 september 2014, maar verweerster zou klagers reactie hebben genegeerd en onverdroten verder zijn gedaan met de incasso van het (te hoge) bedrag. Daarvoor zou verweerster “leugenachtige informatie” aan de deurwaarder hebben verstrekt en in strijd hebben gehandeld met het arrest van het gerechtshof Den Haag van 2 september 2014.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft gesteld dat zij in deze zaak heeft gehandeld in opdracht van haar cliënte. Verweerster betwist dat zij de deurwaarder onvolledig dan wel onjuist zou hebben geïnformeerd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft verweerster twaalf producties overgelegd, waaruit blijkt dat zij in opdracht van haar cliënte heeft gehandeld en dat op goede gronden is besloten niet akkoord te gaan met de berekening van klager. In opdracht van haar cliënte heeft verweerster besloten de deurwaarder opdracht te geven tot incasso van het bedrag dat klager, naar het oordeel van verweersters cliënte, verschuldigd zou zijn. De deurwaarder is daarbij voorzien van alle relevante informatie.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Uit de ter beschikking staande stukken blijkt dat klager en (de advocaat van) zijn voormalig-echtgenote van mening verschillen over de financiële consequenties die verband houden met het arrest van het gerechtshof van 2 september 2014. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster daarbij, namens haar cliënte, een standpunt heeft ingenomen dat klagers belangen nodeloos zou kunnen schaden of dat evident in strijd is met de waarheid. Het is duidelijk dat klager en zijn voormalig-echtgenote het over tal van kwesties oneens zijn. Tussen de behandelend advocaten zal moeten worden bezien of tot een oplossing kan worden gekomen. Als dat niet lukt is het aan de rechter om hierover een oordeel te geven. Niet gebleken is dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte grenzen zou hebben overschreden. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 20 mei 2015.

 

 

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.