Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:16

Zaaknummer

14-127A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Niet gebleken van excessief declareren. Niet gebleken dat verweerder tegenstrijdige belangen heeft behartigd. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaak 14-127A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

gemachtigde:

mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 mei 2014 met kenmerk PvRA/JTH 4013-1186, door de raad ontvangen op 19 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 november 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch aan de griffie van de raad bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 18.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In of omstreeks oktober 2010 heeft klager zich op advies van een in Zwitserland woonachtige kennis van klager ("de Kennis") tot verweerder gewend met het verzoek hem bijstand te verlenen in het kader van een geschil met de belastingdienst. Klager was cliënt van de Zwitserse bank waarvan de Kennis directeur was/is.

2.3 Het geschil had er betrekking op dat de naam van klager door de fiscus in verband was gebracht met een Liechtensteinse Stiftung. In dat verband was eind december 2007 aan klager een aantal belastingaanslagen opgelegd, verhoogd met boetes en heffingsrente ad in totaal € 1.954.136. Verweerder heeft de zaak overgenomen van mr. H, die klager tot dat moment als advocaat had bijgestaan. De belastingaanslagen waren toen onderwerp van een beroepsprocedure bij de rechtbank Arnhem.

2.4 Nu verweerder gespecialiseerd is in het strafrecht en het verweerder na onderzoek bleek dat de strafzaak jegens klager inmiddels was geseponeerd, heeft verweerder klager doorverwezen naar het kantoor van mr. J en mr. W, welk kantoor gespecialiseerd is in fiscaal- en bestuursrecht.

2.5 Verweerder is na doorverwijzing van de zaak naar het kantoor van mr. J en mr. W betrokken gebleven bij de zaak. Zo is verweerder namens klager - en samen met mr. J en mr. W - aanwezig geweest bij een bespreking in Nijmegen met de belastingdienst en bij de mondelinge behandeling van de beroepsprocedure in de rechtbank Arnhem. Verweerder heeft zijn werkzaamheden/uren voor een bedrag ad in totaal ongeveer € 14.000 aan klager doorbelast.

2.6 Bij brief van 23 oktober 2013 is namens klager bij de deken geklaagd over verweerder. Bij dezelfde brief heeft klager eveneens klachten ingediend over mr. J en mr. W, op welke klachten (onder klachtnummers 14-130A en 14-131A) bij uitspraak van heden eveneens is beslist. 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij na doorverwijzing van de zaak aan mr. J en mr. W aan de zaak is blijven werken terwijl verweerder geen bestuursrechtelijke expertise bezit; als gevolg hiervan is klager een "onbeschamend" hoog bedrag aan kosten van rechtsbijstand in rekening gebracht;

b) hij tegenstrijdige belangen heeft behartigd, ofwel "twee heren heeft gediend" door niet alleen de belangen van klager, maar ook die van de Kennis, die in dezelfde kwestie eveneens als verdachte was aangemerkt, te behartigen; als gevolg hiervan heeft verweerder de belangen van klager veronachtzaamd.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a

4.2 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat de tuchtrechter, volgens vaste jurisprudentie, niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld, zoals de geschillen- of een civiele procedure. Wel kan de tuchtrechter summierlijk beoordelen of sprake is van excessief declareren.

4.3 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerder naar voren gebracht dat in een fiscale procedure het strafrecht steeds op de loer ligt en dat door de belastingdienst de strafrechtelijke weg regelmatig wordt bewandeld. De verhouding tussen het strafrecht en het fiscale recht is naar het oordeel van verweerder ononderbroken en indringend aan de orde.

4.4 Naar het oordeel van verweerder was het derhalve van belang dat in het geschil tussen klager en de belastingdienst bij iedere beslissing werd afgewogen wat daarvan de strafrechtelijke risico's en de fiscale consequenties waren. Voorts diende niet uit het oog te worden verloren dat de zaak met een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD/ECD was begonnen en dat klager vreesde dat hij alsnog zou worden vervolgd, aldus verweerder. Dit rechtvaardigde dat verweerder bij de zaak betrokken bleef. Gelet op het grote financiële belang van deze kwestie voor klager, heeft verweerder nooit enige twijfel erover gehad dat klager instemde met het feit dat verweerder als strafrechtadvocaat bij deze kwestie betrokken bleef, aldus nog steeds verweerder.

4.5 Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door na doorverwijzing van de zaak van klager naar mr. J en mr. W nog bij de zaak betrokken te blijven en zijn uren aan klager door te belasten. Het feit dat de strafzaak jegens klager inmiddels was geseponeerd, nam niet weg dat de fiscus ervoor kon kiezen de strafzaak jegens klager te heropenen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de verhouding tussen het strafrecht en het fiscale recht ononderbroken en indringend aan de orde bleef. Tevens heeft verweerder onweersproken gesteld dat hij had te gelden als vertrouwenspersoon van klager en ook om die reden bij de zaak betrokken is gebleven. Naar het oordeel van de raad is op grond van het voorgaande niet komen vast te staan dat de bemoeiingen van verweerder bij de zaak van klager onnodig waren. Evenmin is het de raad op grond van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht - bij summiere beschouwing - gebleken dat sprake is geweest van excessief declareren. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

4.6 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerder naar voren gebracht dat hij nimmer is opgetreden voor de Kennis, noch voor de bank waarvan de Kennis directeur is. Met de belangen van de Kennis had verweerder dan ook niets te maken. De Kennis heeft in totaal vier of vijf zaken aan verweerder doorverwezen, waarbij het ging om een geringe omzet. Ook in zoverre is niet sprake geweest van belangenverstrengeling, aldus nog steeds verweerder.

4.7 Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat (i) naast klager ook de Kennis in dezelfde kwestie als verdachte was aangemerkt en (ii) verweerder de belangen van de Kennis heeft behartigd. Klager stelt dit wel, maar heeft dit niet met stukken aannemelijk gemaakt. Evenmin is het de raad gebleken dat anderszins sprake is geweest van tegenstrijdige belangen, nu verweerder onweersproken heeft gesteld dat de Kennis slechts enkele zaken heeft doorverwezen aan verweerder en verweerder nimmer een aanbrengprovisie aan de Kennis heeft betaald. Van het behartigen van tegenstrijdige belangen is naar het oordeel van de raad aldus niet gebleken. Ook klachtonderdeel b is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij, M.W. Schüller, B.J. Sol en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 januari per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl