Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:140

Zaaknummer

15-47

Inhoudsindicatie

Klacht van wederpartij bij voorzittersbeslissing afgedaan. Verweerster stond het vrij standpunt namens haar cliënte in de procedure naar voren te brengen. Niet gebleken dat verweerster daarbij bewust onjuistheden poneerde of de belangen van klager nodeloos schond.

Inhoudsindicatie

Stukken zijn laat in het geding gebracht, maar de wet biedt daarvoor voldoende ruimte. De rechter heeft de stukken overigens buiten beschouwing gelaten.

Uitspraak

Beslissing van 14 april 2015

in de zaak 15-47

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

gemachtigde: mr. [    ]

advocaat te A.

klager

tegen:

mr.

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 23 maart 2015 met kenmerk RvT 14-0261, door de raad ontvangen op 24 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster staat de echtgenote van klager bij in een echtscheidingsprocedure.

1.3    Klager en zijn ex-partner strijden over de invulling van de zorgregeling. Verweerster heeft zowel in de voorlopige voorzieningen-procedure als in de echtscheidingsprocedure zelf aangevoerd dat klager sinds de breuk met haar cliënte in toenemende mate alcohol en drugs is gaan gebruiken en dat hij een onveilige invulling geeft aan de contactmomenten met het driejarige dochtertje van partijen. Het AMK is betrokken geweest en heeft onderzoek verricht. In een brief van 3 juli 2014 wordt overwogen: “De AMK onderzoeker heeft de thuissituatie van vader m.b.t. e.v.t. onveiligheid niet kunnen onderzoeken. Het AMK heeft hierover contact gezocht met de politie en hieruit zijn geen signalen naar voren gekomen die de onveilige situatie uit de melding kunnen bevestigen. (…) Het AMK heeft geen aanwijzingen en of signalen dat er sprake is van psychiatrie bij ouders en of verslavingsproblematiek. Ook de huisarts kan deze zorgen met name geuit door moeder over vader niet bevestigen.”

1.4    Verweerster heeft daags voor de mondelinge behandeling van de voorlopige  voorzieningen, die stond gepland op 29 augustus 2014 om 9.00 uur, tussen 16.00 en 16.52 uur zeven producties per fax toegestuurd aan de rechtbank. Het betrof in totaal 31 pagina’s. Een afschrift van de brief met deze producties is tussen 16.56 en 17.05 uur aan de advocaat van klager gestuurd. Een aantal producties betreft verklaringen van derden die het (in de ogen van die personen) negatieve gedrag en de onveilige situatie rondom klager beschrijven. De advocaat heeft van de stukken geen kennis kunnen nemen vóór de zitting. De rechtbank heeft besloten de stukken buiten beschouwing te laten omdat ‘de goede procesorde verhindert dat de stukken nu in behandeling kunnen worden genomen’. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in een gerechtelijke procedure feiten naar voren te brengen waarvan zij wist -of behoorde te weten- dat deze onjuist waren;

b)    verklaringen over te leggen die niet tot voordeel van haar cliënte zouden strekken maar klager wel onevenredig nadeel toebrachten;

c)    een grote hoeveelheid stukken over te leggen zo kort voor de zitting dat klager zich daarop niet zorgvuldig kon voorbereiden.

3    VERWEER

3.1    Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij op de informatie van haar cliënte mocht afgaan, die bovendien bevestigd werd in de verklaringen van derden die verweerster aan de rechtbank heeft toegestuurd. Het AMK heeft deze derden niet gehoord. Klager heeft overigens ruim voor de mondelinge behandeling van de voorlopige voorzieningen stukken in het geding gebracht waaruit zou moeten blijken dat de cliënte van verweerster psychische problematiek zou kennen. Klager meet derhalve met twee maten. Het tuchtrecht is niet bedoeld om een advocaat te beperken in het voeren van verweer. Het uiten van zorgen had tot doel de rechter van informatie te voorzien zodat ze tot een weloverwogen beslissing komt ten aanzien van de zorgregeling waarbij veiligheid en welzijn van het minderjarige kind van partijen voorop staan.

3.2    De wet laat toe dat tot de aanvang van de mondelinge behandeling stukken bij de rechtbank mogen worden ingediend (art. 282 lid 1 en 2 Rv). Op moment dat verweerster de stukken in afschrift aan de advocaat van klager toezond, was het kantoor van de advocaat al gesloten, waarop verweerster, gelet op het tijdstip van toezending, niet op bedacht had hoeven te zijn. De rechtbank heeft de stukken buiten beschouwing gelaten, zodat klager niet in zijn belang is geschaad.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

De voorzitter zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a. en b.

4.3    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.

4.4    Klager stelt dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren. Het is de taak van verweerster in een procedure het standpunt van haar cliënte naar voren te brengen. Dit standpunt heeft zij onderbouwd met verklaringen van derden, waaruit de juistheid van dat standpunt zou (kunnen) blijken. Dat het AMK geen signalen heeft gekregen die wijzen op psychiatrische problematiek of verslavingsproblematiek, brengt nog niet met zich dat daarvan dus geen sprake is. Immers, de AMK onderzoeker heeft de thuissituatie van vader niet kunnen onderzoeken en heeft niet met vader gesproken of kunnen spreken. In het licht daarvan heeft verweerster het standpunt kunnen innemen zoals zij heeft gedaan. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat verweerster niet het standpunt heeft ingenomen dat klager verslaafd is, enkel dat hij drugs en alcohol ging gebruiken. Het is derhalve niet aannemelijk geworden dat verweerster onjuistheden heeft geponeerd in de procedure. Evenmin kan worden gesteld dat de verklaringen niet tot voordeel van verweersters cliënte zouden kunnen strekken. De verklaringen onderbouwden immers het standpunt dat verweerster namens haar cliënte in de procedure innam. De klachtonderdelen a. en b. zijn derhalve kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel c.

4.5    Verweerster kon gelet op het bepaalde in artikel 282 lid 1 en 2 Rv stukken tot aan de aanvang van de mondelinge behandeling overleggen. Reeds daarom kan niet gesteld worden dat verweerster klachtwaardig handelde door de stukken op zo’n laat tijdstip aan de advocaat van klager te verzenden, alhoewel de goede procesorde met zich kan brengen dat die stukken door de rechter buiten beschouwing worden gelaten. Nu dit laatste is gebeurd, is klager bovendien niet in zijn belangen geschaad.

De voorzitter acht dit klachtonderdeel dan ook kennelijk ongegrond.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in zijn geheel, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 14 april 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten