Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:54

Zaaknummer

15-031A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich in een burenkwestie ter plaatse te laten voorlichten door zijn cliënt en de wederpartij. Geen schending van gedragsregel 18.

Uitspraak

Beslissing van 23 februari 2015

in de zaak 15-031A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 februari 2015 met kenmerk 4014-0690, door de raad ontvangen op 6 februari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief van 26 augustus 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de buren van klaagster een brief geschreven in verband met de door klaagster ondervonden overlast van overhangende bomen.

1.3 Na ontvangst van deze brief hebben de buren (hierna ook: de heer en mevrouw V) verweerder als advocaat ingeschakeld. Verweerder heeft op 1 september 2014 een bezoek gebracht aan de heer en mevrouw V. Gedurende zijn aanwezigheid heeft mevrouw V aangebeld bij klaagster en heeft een gesprek plaatsgevonden.

1.4 Bij e-mail van 2 september 2014 aan klaagster heeft mevrouw V onder meer het volgende geschreven:

Zoals besproken informeer ik je nog even over hoe we nu verder gaan na mijn ontmoeting met de advocaat.

Eigenlijk is er na zijn bezoek niets veranderd in onze houding. Wij kunnen geen concrete (“wettelijke”) tekortkomingen vinden waarop wij tekort schieten. Dat betekent dat er niet in de blauwspar gezaagd gaat worden.

Zoals je weet waren, zijn en blijven wij bereid alle overhangende takken te verwijderen en te snoeien daar waar het om onze plicht en jouw veiligheid gaat.

De reactie op de brief en de communicatie met de meneer [gemachtigde klaagster] gaat de advocaat voor ons doen. (…)

1.5 Bij brief van 10 september 2014 aan de heer en mevrouw V heeft de gemachtigde van klaagster geschreven:

Een tweetal weken geleden heeft u mijn brief van 26 augustus jl. ontvangen.

Tot op heden heb ik nog geen schriftelijke reactie van de door u ingeschakelde (mij nog onbekende) advocaat ontvangen, hetgeen u wel op 2 september aan mijn cliënte mevrouw [klaagster] heeft toegezegd. Tussentijds heeft uw gemachtigde zich evenmin aan mij bekend gemaakt, bijvoorbeeld met een verzoek om uitstel.

1.6 Bij brief van 15 september 2014 aan de gemachtigde van klaagster heeft verweerder onder meer geschreven:

In uw schrijven van 10 september 2014, dat mij vandaag door cliënten ter hand is gesteld, vraagt u zich af waarom ik mij nog niet bij u heb gesteld, terwijl dit door cliënten op 2 september 2014 wel aan [klaagster] is toegezegd. De reden hiervoor is dat ik de griep gehad en sinds vandaag weer aan de slag ben gegaan.

Ik verzoek u vriendelijk om mij twee weken respijt te geven voor een inhoudelijke reactie op uw schrijven van 26 augustus 2014. Op voorhand kan ik wel al aangeven dat cliënten uiteraard bereid zijn om door een hovenier de overhangende takken te laten verwijderen. (…)

1.7 Bij brief van 17 september 2014 aan verweerder heeft de gemachtigde van klaagster onder meer geschreven:

Ik neem o.m. nota van uw uitstelverzoek van “twee weken voor een inhoudelijke reactie”.

(…)

[Klaagster] heeft zich vervolgens bij mij op 2 september erover beklaagd dat [mevrouw V] in aanwezigheid van u op maandagavond 1 september bij haar woonhuis heeft aangebeld, waarna een ‘gesprek’ min of meer is afgedwongen, dat buiten heeft plaatsgehad. De volgende dag heeft [mevrouw V] het nodig gevonden, al dan niet met uw instemming of medeweten, aan [klaagster] in een e-mail enkele ‘conclusies’ over te brengen bij wijze van schot voor de boeg.

1.8 Bij brief van 18 september 2014 heeft de gemachtigde van klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zijn cliënte heeft vergezeld bij een gesprek met klaagster aan haar voordeur, aldus de mogelijkheid tot het voeren van overleg om te komen tot een minnelijke regeling frustrerend.

2.2 Klaagster verwijt verweerder actief aanwezig te zijn geweest bij het gesprek op 1 september 2014, zich niet (voldoende) van het gesprek te hebben gedistantieerd, maar in plaats daarvan het woord te hebben gevoerd. Klaagster voelde zich door de onaangekondigde komst van verweerder onder druk gezet. Klaagster heeft nog voorgesteld om haar gemachtigde te bellen, zodat hij ook kon komen, maar dat werd door mevrouw V van de hand gewezen. Door buiten aanwezigheid van haar gemachtigde het gesprek met klaagster aan te gaan, heeft verweerder zich volgens klaagster ook schuldig gemaakt aan schending van gedragsregel 18.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 Verweerder heeft een andere lezing van hetgeen zich op 1 september 2014 heeft voorgedaan. Volgens verweerder heeft een bezoek aan zijn cliënte gebracht naar aanleiding van die brief die zij van de gemachtigde van haar buurvrouw had ontvangen. Omdat uit die brief niet duidelijk was wat de buren verlangden is zijn cliënte toen naar de buurvrouw gegaan. Toen de buurvrouw bereid bleek om aan te wijzen waar zij last van hadden hebben verweerder en zijn cliënte zich het een en ander laten aanwijzen. Verweerder heeft al die tijd vooral geluisterd en gekeken. Verweerder betwist uitdrukkelijk dat hij op enige wijze druk op klaagster zou hebben uitgeoefend of op een andere manier uitspraken van haar hebben ontlokt. Volgens verliep het bezoek aan de buurvrouw in een ontspannen sfeer en heeft het hooguit vijf minuten geduurd.

3.3 Nu de versies van klaagster en verweerder over het gedrag van verweerder tijdens het gesprek op 1 september 2014 uit elkaar lopen, kan de voorzitter niet vaststellen dat sprake is geweest van enige druk door verweerder op klaagster. Overigens is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zich ter plaatse heeft laten voorlichten door zijn cliënte en door klaagster. Van schending van gedragsregel 18 is evenmin sprake. Volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline, kunnen alleen advocaten een beroep doen op gedragsregel 18.

3.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van

mr. L.H. Rammeloo als griffier op 23 februari 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 februari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.