Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:172

Zaaknummer

R. 4759/15.69

Inhoudsindicatie

Klacht kennielijk niet-ontvankelijk nu verweerder sub 1 niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het tuchtrecht voor advocaten ziet op klachten over het handelen van een individuele advocaat. Enkel indien het gedrag waarover wordt geklaagd alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een besloten vennootschap kan worden aangerekend, kan de klacht worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap of bestuurders van een besloten vennootschap. Dit laatste is niet gebleken, zodat de klacht, voor zover gericht tegen verweerster sub 2, kennelijk niet-ontvankelijk is.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht van beide klagers tegen beide verweerders kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 9 april 2015 met kenmerk K306 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 10 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster sub 2 heeft zich in 2009 tot het kantoor van verweerder sub 1 gewend in verband met een zaak tegen een Bulgaarse projectontwikkelaar.

1.3 Verweerder sub 1 heeft een samenwerkingsverband met een Bulgaars advocatenkantoor.

1.4 Verweerder sub 1 heeft namens het kantoor in Bulgarije tariefafspraken met klaagster sub 2 gemaakt.

1.5 Klaagster sub 2 heeft de zaak bij het Bulgaarse kantoor ondergebracht en heeft aan enkele advocaten van dat kantoor procesvolmachten verstrekt, heeft besprekingen gevoerd met de office manager van dit kantoor en heeft een eerste voorschot aan dit kantoor betaald.

1.6 In de periode 2012 tot juli 2014 heeft verweerder sub 1 met de office manager van het Bulgaarse kantoor gecorrespondeerd vanwege misverstanden en ruis in de communicatie tussen klaagster sub 2 en het Bulgaarse kantoor.

1.7 Bij brief van 31 oktober 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerders.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder sub 1 dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van klaagster sub 2, omdat verweerder sub 1 in 2009 een overeenkomst met klaagster sub 2 is aangegaan, maar enkele verplichtingen uit die overeenkomst niet is nagekomen, dan wel heeft gehandeld in strijd met de voor advocaten geldende wet- en regelgeving. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder sub 1 dat hij:

a. werkzaamheden heeft laten verrichten door mevrouw K. van verweerders kantoor te Bulgarije, terwijl zij geen advocaat was. Zij beschikte niet over kennis of vaardigheden om de belangen van klagers op een juiste wijze te behartigen;

b. klaagster sub 2 in de periode april tot augustus 2014 heeft gechanteerd. Klagers stellen dat verweerder sub 1, althans mevrouw K., heeft gedreigd de werkzaamheden te staken zolang de factuur niet werd betaald. Dit is in strijd met de vooraf afgesproken condities en betaalafspraken;

c. zijn kantoor in Bulgarije verschillende procedurele fouten heeft gemaakt en niet aan de formele informatieplicht heeft voldaan, als gevolg waarvan klaagster sub 2 financiële schade heeft geleden;

d. mevrouw K., ondanks herhaalde verzoeken, heeft verzuimd de door klaagster sub 2 verzochte stukken te retourneren.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder sub 1 heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer wordt, voor zover nodig, in de beoordeling betrokken dan wel nader weergegeven.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ontvankelijkheid klacht klager sub 1

4.2 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, maar slechts voor degenen die door het handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Klager sub 1 heeft niet gesteld, noch is uit de stukken gebleken dat klager sub 1 in dat verband door toedoen van verweerder sub 1 rechtstreeks in zijn belang is getroffen. De klacht van klager sub 1 is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.

4.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde machtiging d.d. 26 februari 2015 niet blijkt dat klaagster sub 2 klager sub 1 ook heeft gemachtigd om voor haar op te treden in een procedure bij de Raad van Discipline.

Ontvankelijkheid klacht voor zover gericht tegen verweerster sub 2

4.4 Indien en voor zover de klacht gericht is tegen verweerster sub 2 dient vooropgesteld te worden dat het tuchtrecht voor advocaten ziet op klachten over het handelen van een individuele advocaat. Enkel indien het gedrag waarover wordt geklaagd alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een besloten vennootschap kan worden aangerekend, kan de klacht worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap of bestuurders van een besloten vennootschap. Dit laatste is niet gebleken, zodat de klacht, voor zover gericht tegen verweerster sub 2, kennelijk niet-ontvankelijk is.

Ontvankelijkheid klacht tegen verweerder sub 1

4.5 Uit de klacht volgt dat deze gericht is tegen voormeld Bulgaars kantoor, B.L. Bulgaria, althans tegen de advocaten die daar werkzaam zijn en werkzaamheden hebben verricht voor klaagster sub 2. Klaagster sub 2 heeft gesteld dat verweerder sub 1 aangesproken kan worden op het vermeende tekortschieten van de advocaten van het Bulgaarse kantoor nu sprake is van een samenwerkingsverband tussen het kantoor van verweerder sub 1 en het Bulgaarse kantoor. Zoals hiervoor overwogen ziet het tuchtrecht op klachten over het handelen van een individuele advocaat. Verweerder sub 1 kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gedragingen van de advocaten op het kantoor te Bulgarije. De wijze waarop deze kantoren samenwerken, is in het kader van de beoordeling van deze klacht dan ook niet relevant.

4.6 Ten aanzien van de klacht(onderdelen) heeft verweerder sub 1 onbetwist gesteld dat klaagster sub 2 de opdracht is aangegaan met het Bulgaarse kantoor, dat klaagster sub 2 aan enkele advocaten aldaar procesvolmachten heeft verstrekt, besprekingen heeft gevoerd met de office manager van het Bulgaarse kantoor en aan het Bulgaarse kantoor een voorschot heeft betaald. Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder sub 1 “slechts” namens het Bulgaarse kantoor prijsafspraken met klaagster sub 2 heeft gemaakt en heeft gefungeerd als bemiddelaar/tolk tussen klaagster sub 2 en de office manager van het Bulgaarse kantoor. Niet kan worden vastgesteld dat de door klaagster sub 2 verweten gedragingen aan verweerder sub 1 kunnen worden toegerekend. Om die reden is de klacht tegen verweerder sub 1 kennelijk niet-ontvankelijk.

4.7 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht van beide klagers tegen beide verweerders kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr.  G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 6 mei 2015. 

griffier  voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde  van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.