Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:8

Zaaknummer

R. 4540/14.125

Inhoudsindicatie

Schending van gedragsregel 37

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft de functie van deken als bemiddelaar bij een dispuut tussen advocaten niet gerespecteerd en zelfs gefrustreerd. De raad stelt vast dat verweerster niet voldoende heeft meegewerkt aan een mogelijkheid voor de deken om een effectieve invulling te geven aan het hem gedane bemiddelingsverzoek. Verweerster ziet de onjuistheid van haar handelen niet in. Integendeel zij meent dat haar niets te verwijten valt, sterker nog dat zij tekort is gedaan.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond

Inhoudsindicatie

Maatregel berisping

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 mei 2014 aan de raad, met kenmerk R 2014/50, door de raad ontvangen op 26 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 3 november 2014  van de raad. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben de gelegenheid gekregen te reageren op de inhoud van het proces-verbaal, omdat partijen niet gelijktijdig aanwezig waren bij de behandeling ter zitting. Bij faxbrief van 17 november 2014 heeft klager op door verweerster ter zitting is gesteld gereageerd. Verweerster heeft de aan haar geboden mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mr. De B. heeft zich tot klager gewend inzake de financiële afwikkeling van een strafzaak, waarin hij en verweerster de verdachte opvolgend hadden bijgestaan.

2.3 Klager heeft dit op 20 maart 2014 aan verweerster voorgelegd.

2.4 Bij e-mail van 20 maart 2014 heeft verweerster klager als volgt bericht:

“Voor mijn reactie mag ik u wel verwijzen naar mijn emails aan De B (red.). Daar zit volgens mij geen woord Spaans bij. Uw vraag naar of ik de aan De B (red.) zijn cliënt door de Raad opgelegde eigen bijdrage begrijp ik als een voor u relevante vraag. Kunt u dat toelichten gezien de toepasselijke verbintenissenrecht? Uw vraag aan mij naar de periode kan ik evenmin plaatsen. Uw verzoek om de vaststelling kan ik zonder nadere toelichting niet plaatsen gezien het verzoek van De B (red.).”

2.5 Bij brief van 24 maart 2014 heeft klager verweerster laten weten dat het hem van het hart moet dat hij de toonzetting van het e-mailbericht van verweerster werkelijk niet begrijpt en dat hij alsnog graag een inhoudelijke reactie ontvangt.

2.6 Op een daarop volgend drietal brieven van klager wordt niet schriftelijk door verweerster gereageerd.

2.7 Verweerster heeft op 14 april 2014 gebeld met het bureau van de Orde en heeft een van de stafmedewerkers van klager laten weten dat zij vond dat ze al genoeg had gereageerd, geen vertrouwen had in klager als deken en dat zij bij de Landelijk Deken een klacht tegen klager zou gaan indienen.

2.8 Klager heeft hierop verweerster vervolgens nog een allerlaatste termijn gegeven tot 23 april 2014, maar ook deze termijn is onbenut verstreken.

2.9 Bij brief van 7 mei 2014 heeft klager een ambtshalve klacht in concept aan verweerster voorgelegd waarop verweerster niet heeft gereageerd.

2.10 Klager heeft bij brief van 22 mei 2014 een klacht tegen verweerster ingediend.

 

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij niet, althans niet voldoende, reageert op zijn brieven in het kader van een bemiddelingsdossier, waardoor klager niet in staat is de hem als deken opgedragen taken uit te oefenen. Verweerster handelt derhalve in strijd met gedragsregel 37.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat klager alleen zijn brieven heeft overgelegd en niet die van haar aan hem. Voorts heeft verweerster gesteld dat van belang is kennis te nemen van enige achtergrondinformatie bij de beoordeling van deze klacht. Verweerster heeft in dat kader gesteld dat zij al eerder in een kwestie met mr. De B. bij klager heeft gezeten, welk gesprek eindigde in een huilpartij van haar kant. Dit was voor verweerster een heel nare en gênante ervaring. Ook in een andere kwestie heeft verweerster bij klager gezeten. Dat ging over beschuldigingen van een advocaat van de wederpartij dat verweerster zich schuldig zou hebben gemaakt aan kinderontvoering. Klager vond het toen afdoende dat de betreffende advocaat volstond met het maken van zijn excuses aan verweerster. Ook dit contact heeft verweerster als onplezierig ervaren. De verhouding tussen haar en klager is dan ook besmet.

4..2 Inhoudelijk stelt verweerster dat zij wel degelijk heeft gereageerd op verzoeken van klager en verwijst onder andere naar de mail van 20 maart 2014. Dit was een zakelijke reactie op de vraag van klager. Op 24 maart en 17 mei 2014 heeft verweerster nog e-mailberichten aan klager verstuurd. In de laatste mail heeft verweerster gesteld dat klager de schijn van partijdigheid heeft nu het, gegeven de achtergrond en de relatie met verweerster, op de weg van klager lag zich terug te trekken.

 

5 BEOORDELING

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad van oordeel dat verweerster de functie van de deken als bemiddelaar bij een dispuut tussen advocaten niet heeft gerespecteerd en zelfs heeft gefrustreerd. Vaststaat dat verweerster niet voldoende heeft meegewerkt aan een mogelijkheid voor de deken om een effectieve invulling te geven aan het hem gedane bemiddelingsverzoek. Ter zitting heeft zij er geen blijk van gegeven het verwerpelijke en het ongepaste van haar houding in te zien. Integendeel zij heeft herhaald dat zij vind dat haar niets te verwijten valt, sterker nog dat zij tekort is gedaan. De klacht is derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

Gelet op de ernst en de aard van de begane overtreding alsmede de volharding van verweerster in haar afkeuringswaardige gedrag acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerster de maatregel van berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT BREDA

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl