Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:102

Zaaknummer

R 4695/15.5

Inhoudsindicatie

Klacht client jegens advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het stond verweerder vrij klager te berichten dat hij wegens gebrek aan bewijs geen procedure aanhangig wenste te maken tegen de wederpartij. Een advocaat kan niet worden gedwongen een procedure aanhangig te maken, indien hij gemotiveerd stelt dat een dergelijke procedure geen dan wel onvoldoende kans van slagen heeft. Dat de wederpartij geen afschriften van examens verstrekt, kan verweerder niet met succes tuchtrechtelijk worden verweten.

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 6 januari 2015 met kenmerk K241 2014, door de raad ontvangen op 7 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Een kantoorgenoot van verweerder heeft de behandeling van het dossier  van klager van een andere kantoorgenoot overgenomen.

1.3 De kantoorgenoot van verweerder heeft op 22 maart 2013 met klager afgesproken dat verweerder de zaak zou behandelen, maar dat zij wel een concept brief aan de wederpartij van klager zou opstellen.

1.4 Op 28 maart 2013 heeft de kantoorgenoot van verweerder aan klager een concept voor een brief aan de wederpartij gestuurd met het verzoek om commentaar.

1.5 Op 29 maart 2013 is deze brief daadwerkelijk verzonden.

1.6 Bij e-mail van 11 april 2013 heeft verweerder klager bericht dat de brief aan de wederpartij retour is gestuurd, omdat de geadresseerde niet meer bij de wederpartij werkzaam was.

1.7 Verweerder heeft de brief wederom aan de wederpartij gestuurd met het verzoek alsnog op de brief te reageren.

1.8 Op 16 april 2013 heeft verweerder klager bericht dat hij contact heeft gehad met de wederpartij en dat klager zijn examen mocht inzien. Verweerder heeft klager geadviseerd gebruik te maken van deze mogelijkheid.

1.9 Zowel per e-mail van 17 april 2013 als van 22 april 2013 heeft verweerder zijn advies aan klager herhaald.

1.10 Op 25 april 2013 heeft de wederpartij klager bericht dat hij zijn examens mocht inzien en dat hij contact op kon nemen met de opleidingscoördinator voor het maken van een afspraak.

1.11 Op 1 mei 2013 heeft de wederpartij klager bericht dat hij enkel examens mocht inzien die hij net had gehaald en dat hij hierbij geen gebruik mocht maken van een pen of potlood. Klager heeft verweerder vervolgens gevraagd of hij hier iets aan kon doen.

1.12 Verweerder heeft klager op 3 mei 2013 bericht dat er weinig aan het standpunt van de wederpartij te veranderen viel, of klager zou bij de rechter kopieën van zijn examen moeten afdwingen. Verweerder heeft in deze e-mail aangegeven dat hij voor een procedure bij de rechter eerst meer bewijs nodig had en heeft klager verzocht bewijzen aan te dragen.

1.13 Bij brief van 14 mei 2013 heeft verweerder klager geïnformeerd dat hij op basis van de hem op dat moment ter beschikking staande gegevens niets voor klager kon betekenen vanwege het ontbreken van een juridisch conflict.

1.14 Verweerder heeft het dossier op 13 maart 2014 gesloten en aan klagers nieuwe advocaat overgedragen.

1.15 Bij brief van 10 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

  

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a) zelf heeft gesteld dat hij niet gekwalificeerd was op het gebied van onderwijsrecht en

b) niet de eigen bijdrage aan klager terug wil betalen.

 

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.3 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

3.4 Het stond verweerder vrij klager op 14 mei 2013 te berichten dat hij wegens gebrek aan bewijs geen procedure aanhangig wenste te maken tegen de wederpartij. Een advocaat kan niet worden gedwongen een procedure aanhangig te maken, indien hij gemotiveerd stelt dat een dergelijke procedure geen dan wel onvoldoende kans van slagen heeft. De gronden die verweerder daarvoor heeft aangevoerd komen niet onjuist voor. Dat de wederpartij geen afschriften van examens verstrekt, kan verweerder niet met succes tuchtrechtelijk worden verweten.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.5 Met betrekking tot de eigen bijdrage is door verweerder onweersproken gesteld dat de deze eigen bijdrage niet aan hem is betaald, maar aan een ander kantoor, te weten het kantoor dat eerder klagers belangen behartigde. De verplichting tot betaling van de eigen bijdrage is overigens niet afhankelijk van het behaalde resultaat noch van de gemotiveerde beslissing van de advocaat geen procedure aanhangig te maken.

3.6 Voor zover klager verweerder verwijt dat hij hem niet te woord heeft willen staan, is de voorzitter van oordeel dat dit op basis van de stukken niet is komen vast te staan en door klager ook overigens onvoldoende is onderbouwd. Dit geldt ook voor klagers stelling dat verweerder hem bericht zou hebben dat hij niet gespecialiseerd is in het onderwijsrecht. Verweerder heeft deze stelling gemotiveerd betwist en door klager is deze stelling niet nader onderbouwd.

3.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachtonderdelen a en b dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 21 januari 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.