Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:41

Zaaknummer

14-239A

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij niet tijdig de teveel betaalde eigen bijdrage heeft gerestitueerd en nagelaten heeft derdengelden aan klaagster door te betalen. Uit het bepaalde in artikel 6, vierde lid van de Vafi volgt dat een advocaat erop dient toe te zien dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Voorts geldt op grond van artikel 6 vijfde en zesde lid van deze verordening dat het de advocaat niet is toegestaan derdengelden te doen strekken tot zekerheid van hemzelf, zijn praktijk of enige derde of anderszins in strijd met hun bestemming te gebruiken.

Inhoudsindicatie

De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aan het onverwijld doorbetalen van het bedrag aan klaagster in de weg hebben gestaan. Klachtonderdelen gegrond. Berisping.

Uitspraak

Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet-ontvankelijke klacht tegen de ex-echtgenote van klager wegens gebrek aan belang van klager bij de klacht.”

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak 14-239A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

(gemachtigde mr. )

advocaat te Amsterdam    

verweerster

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 september 2014, door de raad ontvangen op           4 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, vergezeld door haar gemachtigde en kantoorgenoot. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 15, opgenomen in de

            inventarislijst;

- bericht van klaagster van 7 december 2014.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een arbeidszaak tegen haar werkgever, waarbij zij voor klaagster wedertewerkstelling en achterstallig salaris heeft gevorderd. Voor deze zaak heeft verweerster een toevoeging verkregen van de Raad voor Rechtsbijstand waarbij de door verweerster te betalen eigen bijdrage is bepaald op € 464,-. Op 24 juli 2013 heeft klaagster deze eigen bijdrage aan verweerster voldaan. 

2.3 Naar aanleiding van een verzoek om peiljaarverlegging d.d. 2 juli 2013 is  door de Raad voor Rechtsbijstand bij beslissing van 30 juli 2013 een lagere eigen bijdrage opgelegd van € 77,-. Klaagster heeft bij e-mails van 11, 22 oktober en 7 december 2013 en 21 februari 2014 verzocht om terugbetaling van het teveel betaalde. Klaagster heeft het door klaagster teveel betaalde aan eigen bijdrage kort voor 5 juni 2014 aan klaagster gerestitueerd.

2.4 De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij kort geding vonnis van 30 augustus 2013 de werkgever van klaagster onder andere veroordeeld om haar weder te werk te stellen op straffe van het verbeuren van dwangsommen en tevens veroordeeld tot betaling van het achterstallig salaris. De werkgever heeft € 3.500,- aan dwangsommen verbeurd.  

2.5 Daarnaast heeft verweerster voor klaagster werkzaamheden verricht die betrekking hadden op de beëindiging van het dienstverband en de vastlegging ervan in een vaststellingsovereenkomst. Voor deze werkzaamheden heeft verweerster ook een toevoeging aangevraagd, maar deze is niet verleend omdat het opstellen van een vaststellingsovereenkomst door de Raad voor Rechtsbijstand wordt beschouwd als een procedure die onder het bereik van de eerste toevoeging viel.

2.6 Bij brief van 14 februari 2014 heeft verweerster klaagster meegedeeld:

(…)

“Zoals reeds besproken heeft de Raad voor rechtsbijstand jouw toevoeging ingetrokken voor deze zaak en de zaak waarin ik tot een vaststellingsovereenkomst ben gekomen waarmee jouw dienstverband is geëindigd. Hierdoor dien je mijn uurtarief ad EUR 200,00 excl. 21 % btw te betalen nu ik geen toevoeging meer voor je heb. Wij hebben afgesproken dat ik de gelden die jij nog tegoed hebt van de deurwaarder zal verrekenen met mijn uren.“

(…)

“Ik heb op de derdengeldrekening nog voor jou ontvangen van de deurwaarder een bedrag ad € 5.100,00 ( het overige had (de werkgever) reeds in delen op jouw rekening voldaan) en zal dit bedrag conform afspraak alvast verrekenen met de factuur zoals aangehecht in de bijlage. Ik verzoek je het resterende bedrag ad € 2.218,09 binnen 14 dagen na dagtekening van dit schrijven aan mij over te maken op het bankrekeningnummer zoals aangegeven op de bijgevoegde factuur.” 

2.7 Klaagster heeft naar aanleiding van deze brief telefonisch contact opgenomen met de Raad voor Rechtsbijstand en het Juridisch Loket. Uit dit contact is klaagster gebleken dat de verleende toevoeging niet is ingetrokken en de aanvraag voor een tweede toevoeging  is afgewezen.

Klaagster heeft verweerster bij e-mail van 18 februari 2014 van de inhoud van haar telefonisch contact met de Raad voor rechtsbijstand en het Juridisch Loket op de hoogte gesteld en verweerster meegedeeld:

(…)

“Zolang u en ik geen schrijven van de Raad hebben ontvangen dat mijn toevoeging wel of niet is teruggetrokken kan er volgens de Raad geen factuur worden verzonden en zij adviseren mij dan ook deze niet te betalen omdat mijn toevoeging gewoon nog staat en er gedeclareerd kan worden door u.”

(…)

“Ik heb samen met de Raad gekeken naar de winsten uit de rechtszaak, hier voor heb ik het Excel sheet gebruikt die door de deurwaarder is opgesteld en door u is opgestuurd naar mij. Uit deze berekening is gebleken dat ik een totale winst had van 8613 euro waarvan 3053 al voldaan is. Het restant hiervan staat nog bij u op de rekening. Ook is er door mij 464 euro betaald aan eigen bijdrage maar door de peiljaarverlegging is mijn eigen bijdrage destijds verlaagd naar 77 euro. Ik heb hier dan ook 387 euro te veel betaald aan eigen bijdrage.”

2.8 Verweerster heeft op 26 februari 2014 bij de Raad voor Rechtsbijstand een verzoek ingediend om de vergoeding van de (eerste) toevoeging vast te stellen. De Raad heeft op 12 maart 2014 het voornemen geuit de toevoeging in te trekken. Bij besluit van 8 april 2014 is dit voornemen geannuleerd en heeft de Raad voor Rechtsbijstand verweerster meegedeeld dat dit betekent dat de toevoeging in stand blijft.  

 

2.9 De Commissie voor Bezwaar heeft op 19 mei 2014 van verweerster een bezwaarschrift ontvangen tegen dit besluit. De commissie heeft in haar advies van 29 oktober 2014 geoordeeld dat de Raad voor rechtsbijstand terecht de toevoeging niet heeft ingetrokken op basis van het behaalde resultaat en adviseert het bezwaar ongegrond te verklaren. De Raad heeft dienovereenkomstig beslist.

Verweerster heeft de klaagster gestuurde declaratie daarop gecrediteerd.

2.10 Klaagster heeft bij e-mail van 20 november 2014 verweerster verzocht om doorbetaling van het op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerster geparkeerde geld. Verweerster heeft klaagster per e-mail van 28 november 2014 geantwoord dat het geld volgende week naar haar rekening zou worden overgemaakt. De  overschrijving via de derdenrekening is niet uitgevoerd, omdat naam en rekeningnummer van klaagster niet correspondeerden, hetgeen door verweerster te laat was opgemerkt en waarvoor zij haar excuses heeft aangeboden. Het bedrag is op 15 december 2014 op de bankrekening van klaagster bijgeschreven.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) aan klaagster niet (tijdig) de - na toewijzing van een verzoek

              peiljaarverlegging op 1 augustus 2013 van € 464,- tot € 77,-

              verlaagde - teveel betaalde eigen bijdrage heeft gerestitueerd;

b) heeft nagelaten aan klaagster de gelden, welke verweerster uit

              hoofde van achterstallig loon, kosten en vervallen dwangsommen op

              grond van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus

              2013 middels de deurwaarder heeft geïncasseerd bij de wederpartij,

              aan klaagster te betalen, ondanks gemotiveerde verzoeken van

              klaagster daartoe.

4 BEOORDELING

De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

 

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Uit de hiervoor onder 2.2 en 2.3 vermelde feiten volgt dat klaagster niet tijdig de teveel betaalde eigen bijdrage aan klaagster heeft gerestitueerd. Verweerster heeft dit ook toegegeven. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.  

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Klaagster verwijt verweerster nalatigheid bij het onverwijld doorbetalen van de op haar derdengeldenrekening ontvangen, aan klaagster toekomende, bedragen. Uit het bepaalde in artikel 6, vierde lid van de Vafi volgt dat een advocaat erop dient toe te zien dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Voorts geldt op grond van artikel 6 vijfde en zesde lid van deze verordening dat het de advocaat niet is toegestaan derdengelden te doen strekken tot zekerheid van hemzelf, zijn praktijk of enige derde of anderszins in strijd met hun bestemming te gebruiken. Het verweer van verweerster dat zij het op de derdenrekening ontvangen geld niet aan klaagster heeft doorgestort in afwachting van de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand over de intrekking van de (eerste) toevoeging vanwege het bereikte resultaat, is hiermee in strijd.

4.3 De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Het verweer van verweerster dat zij op 9 december 2013 met klaagster had afgesproken dat het derdengeld verrekend zou worden met haar declaratie dient te worden gepasseerd, omdat deze afspraak is gemaakt in de – onweersproken - veronderstelling van klaagster dat de toevoeging zou  worden ingetrokken, hetgeen niet het geval is geweest. Toen duidelijk was dat de eerste toevoeging gehandhaafd bleef had verweerster onverwijld de gelden die zij van klaagster onder zich, dienen over te maken, hetgeen zij heeft nagelaten. Dit klachtonderdeel is ook gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel dat verweerster door het niet tijdig terugbetalen van de  teveel door klaagster betaalde eigen bijdrage en door  haar incassobelang zwaarder te latenwegen dan het recht van klaagster op doorbetaling van de gelden aan haar een van de kernwaarden van de advocatuur, te weten financiële integriteit heeft geschonden. Verweerster heeft hierdoor jegens verweerster onzorgvuldig gehandeld. Op grond hiervan en alle omstandigheden in deze zaak, de aard en ernst van de gegrond bevonden klachten, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

-  verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. Lonterman, E.C. Gelok,      M. Middeldorp, S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl