Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:76

Zaaknummer

ZWB 115 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft de klacht niet voorzien van een dekenstandpunt en heeft geweigerd het dossier aan de raad van discipline door te zenden, omdat hij van mening was dat de klacht beter voorgelegd kon worden aan de Geschillencommissie Advocatuur.. Deze verzuimen zijn niet van dien aard dat het vertrouwen in de advocatuur daardoor is geschaad.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 23 maart 2015

in de zaak ZWB115-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

 

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

    

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 25 april 2014 met kenmerk K13-136 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2015. Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 25 april  2014 met bijlagen.

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Bij brief d.d. 26 november 2012 heeft klaagster zich gewend tot het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg met het verzoek om te bemiddelen tussen haar en haar toenmalige advocaat mr. M, die haar bijstond in haar echtscheidingszaak. Klaagster kon zich niet vinden in de hoogte van de declaraties van mr. M. en heeft de adjunct-secretaris verzocht om een begrotingsprocedure op te starten. Voorts heeft klaagster in de brief aangegeven dat zij eigenlijk een andere advocaat wilde en terugbetaling wenste van het op de derdengeldrekening van het kantoor van mr. M. gestorte bedrag.

2.2      Op 20 december 2012 heeft  in aanwezigheid van verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en mr.M. Klaagster heeft na dit gesprek van verweerder een gespreksverslag ontvangen. Eind januari 2013 is aan de bijstand van mr. M. een einde gekomen wegens een vertrouwensbreuk.  Bij brieven d.d. 5 en 19 februari 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat zijn bemiddeling niet tot een oplossing had geleid en dat hij partijen verwees naar de Geschillencommissie Advocatuur, waarbij mr. M is aangesloten.

2.3      Bij brief d.d. 23 februari 2013 heeft klaagster verweerder bericht dat zij mr. M verweet dat hij stukken aan de rechtbank en aan de wederpartij had onthouden om zodoende zijn declaratie te kunnen opdrijven. Op 20 maart 2013 heeft verweerder van mr. M een reactie op dit verwijt ontvangen.

2.4      Bij beschikking d.d. 27 maart 2013 heeft de rechtbank de echtscheiding van klaagster uitgesproken. Bij brief d.d. 4 april 2013 heeft klaagster de beschikking doorgestuurd aan verweerder. Bij brief d.d. 23 april 2013 heeft verweerder klaagster geadviseerd om, voor zover zij de beschikking wilde bespreken, daarvoor een advocaat te raadplegen.

2.5      Bij brief d.d. 27 april 2013 heeft klaagster tegen mr. M een klacht ingediend bij verweerder. Verweerder heeft de ontvangst van de klachtbrief bevestigd bij brief d.d. 8 mei 2013. Mr. M heeft bij brief d.d. 27 mei 2013 verweer gevoerd. Bij brief d.d. 30 mei 2013 heeft verweerder klaagster en mr. M medegedeeld dat naar zijn mening de Geschillencommissie Advocatuur de instantie is die over de klacht heeft te oordelen. Bij brieven d.d. 31 mei 2013 en 8 juni 2013 heeft klaagster verweerder verzocht om de klacht door te sturen aan de raad van discipline.  Bij brief d.d. 13 juni 2013 heeft mr. M zich bereid verklaard om zijn medewerking te verlenen aan doorgeleiding van de kwestie naar de Geschillencommissie Advocatuur.

2.6      Bij brief d.d. 18 juni 2013 heeft verweerder klaagster als volgt bericht:

“[Mr. M] verklaart zich bereid om het onderhavige geschil door te leiden naar de Geschillencommissie, waarbij zijn kantoor is aangesloten. [Klaagster] wenst de klacht doorgeleid te zien naar de Raad van Discipline “ter grondige juridische behandeling”. Nog daargelaten dat de Raad van Discipline slechts marginaal toetst, blijft voor [klaagster] de mogelijkheid bestaan om naar de Raad van Discipline te stappen wanneer een oordeel van de Geschillencommissie daartoe aanleiding zou geven. Ik blijf daarom bij mijn standpunt dat deze kwestie dient te worden voorgelegd aan de Geschillencommissie en ik verzoek partijen daaromtrent het nodige te doen.”

2.7      Bij brief d.d. 19 juni 2013 heeft klaagster verweerder medegedeeld dat zij gebruik wenst te maken van het recht om de klacht voor te leggen aan de tuchtrechter en heeft zij verweerder verzocht om de klacht door te sturen naar de raad van discipline. Bij brief d.d. 27 juni 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat hij haar reeds eerder te kennen had gegeven dat de kwestie diende te worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur.

2.8      Bij brief d.d. 5 augustus 2013 heeft klaagster bij de voorzitter van de raad van discipline een klacht ingediend tegen verweerder. Bij beslissing d.d. 8 augustus 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht voor verder onderzoek en ter verdere afhandeling verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.      de klacht van klaagster niet heeft onderzocht;

2.      de klacht niet heeft voorzien van een dekenstandpunt;

3.      heeft geweigerd het dossier aan de raad van discipline voor te leggen.

                    

4          VERWEER

4.1      Klachtonderdeel 1

Uit het feitelijk verloop blijkt dat de ontvangst van de klachtbrief is bevestigd en voor een reactie naar de betrokken advocaat is gestuurd. 

4.2    Klachtonderdelen 2

Verweerder heeft aan klaagster kenbaar gemaakt dat zijn standpunt inhield dat de kwestie diende te worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur.

 

4.4    Klachtonderdeel 3

Eerst nadat een klacht is geïnstrueerd door een deken, voorzien van een dekenstandpunt, wordt deze gereed geacht voor doorzending aan de raad van discipline. Aangezien verweerder partijen heeft verwezen naar de Geschillencommissie Advocatuur heeft hij de klacht niet doorgezonden aan de raad. Wel heeft verweerder klaagster medegedeeld dat na een oordeel van de Geschillencommissie de raad van discipline nog kon worden geadieerd. Wellicht heeft verweerder klaagster iets te stellig medegedeeld dat naar zijn oordeel de Geschillencommissie Advocatuur de meest geschikte instantie was om over de kwestie te oordelen.

 

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2       De klacht ziet op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van deken. Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van de functie van deken op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

 

5.3       Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder, anders dan klaagster stelt, de klacht wel onderzocht. Verweerder heeft kennis genomen van klaagsters brieven en van de reactie daarop van mr. M en verweerder heeft ook op die brieven gereageerd. Verweerder heeft weliswaar herhaaldelijk in zijn brieven zijn standpunt uiteengezet dat de kwestie moest worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur, maar naar het oordeel van de raad is de onderbouwing van dat standpunt dermate summier dat niet van een dekenstandpunt kan worden gesproken. Voorts had verweerder er naar het oordeel van de raad beter aan gedaan om de klachtzaak conform het uitdrukkelijke en herhaalde verzoek van klaagster voor te leggen aan de raad.

 

5.4       Op het optreden van verweerder kunnen derhalve weliswaar aanmerkingen worden gemaakt, de raad deelt echter niet klaagsters visie dat verweerder zich bij de vervulling van zijn functie van deken op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De raad is dan ook van oordeel dat de klacht in alle onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

             

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 februari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl