Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:71

Zaaknummer

15-18

Inhoudsindicatie

Verweerder stond klaagster bij in haar geschil met de school van haar dochter. Klacht dat verweerder contact met haar heeft vermeden, van de hoofdzaken is afgeweken, en alleen maar tijd heeft verspild. De raad is niet gebleken dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de verschillende aspecten van de zaak, noch dat hij het standpunt van klaagster heeft veranderd. Hij heeft juist getracht om in samenspraak met haar te komen tot een aanpak die kans van slagen zou kunnen hebben. Dat dit niet is gelukt, valt niet aan verweerder te verwijten.

Uitspraak

Beslissing van 20 april 2015

in de zaak 15-18

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 februari 2015 met kenmerk x, door de raad ontvangen op 12 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 april 2015 in aanwezigheid van alleen verweerder. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van voormelde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster had een geschil met de school van haar dochter. Op 15 maart 2013 heeft zij die zaak telefonisch voorgelegd aan verweerder en heeft zij hem een mail gestuurd met daarin een uiteenzetting van de kwesties waarover onenigheid bestond. Kort samengevat hadden die betrekking op onder meer het schooladvies voor de middelbare school (HAVO, VWO of HAVO/VWO), de gang van zaken rond de toetsen (de planning daarvan, het niveau van de inhaaltoetsen, het inzien van de beoordeling, et cetera), het niveau van het extra lees- en rekenwerk, en meer algemeen de bejegening van haar en haar dochter door de leerkrachten. Klaagster voelde zich door de school gediscrimineerd. Zij wilde dat de rechtbank zou gaan bepalen wat er moest gebeuren. Ook wilde zij schadevergoeding omdat zij door de situatie niet meer kon werken.

2.3    Verweerder heeft vervolgens eerst een toevoeging aangevraagd. Omdat de raad voor rechtsbijstand aanvullende informatie verlangde, heeft het tot 27 mei 2013 geduurd voordat een toevoeging werd afgegeven.

2.4    Verweerder heeft daarop 7 juni 2013 contact gezocht met klaagster voor het maken van een afspraak. Op klaagsters dringende verzoek heeft verweerder er mee ingestemd dat hij haar thuis zou bezoeken. Een afspraak werd gemaakt voor 13 juni 2013. Die dag heeft verweerder haar adres niet kunnen vinden. Terug op kantoor heeft verweerder direct een afspraak gemaakt voor 18 juni 2013.

2.5    In de bespreking van 18 juni 2013 is afgesproken dat verweerder eerst een concept zou opstellen voor een brief aan de school. Op 24 juni 2013 mailde klaagster aan verweerster met de vraag hoe lang dat zou duren. Verweerder heeft op 28 juni 2013 zijn concept voor de brief aan klaagster toegezonden. De strekking daarvan was dat de school ernstig tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens klaagsters dochter, dat zij dientengevolge ook (immateriële) schade heeft geleden, dat zij nooit de waardering heeft gekregen die zij verdiende en niet heeft kunnen leren trots op zichzelf te zijn. Hij bood de school in die brief de mogelijkheid om de serieuze klachten van klaagster op te lossen om zo te voorkomen dat hij een en ander in rechte zou moeten laten vaststellen.

2.6    Op 22 juli 2013 heeft klaagster gereageerd en aangegeven dat de brief niet deugde. Verweerder zou nog wel horen. Zij heeft haar bezwaren eerst uiteengezet in een mail van 17 augustus 2013. Verweerder was toen net met vakantie. Zijn kantoor berichtte klaagster dat hij tot 3 september afwezig zou zijn.

2.7    Klaagster heeft in september 2013 diverse keren gemaild met verzoek om een reactie. Op 20 september 2013 heeft verweerder haar laten weten dat hij ‘begin volgende week’ inhoudelijk op haar commentaar zou reageren.

2.8    Op 8 oktober 2013 heeft verweerder klaagster gemaild dat hij had getracht haar te bellen om de voortgang te bespreken maar dat hij haar niet thuis had getroffen. Hij stelde voor een afspraak te maken en kon daarvoor eventueel 15 oktober 2013 bij haar langs komen. Op 9 oktober 2013 antwoordde klaagster per mail dat zij niet opnieuw een afspraak wilde, dat zij alles al een keer hadden besproken, dat zij alles had geschreven en dat verweerder alles per mail kon vragen.

2.9    Bij mails van 17, 21 en 23 oktober 2013 heeft klaagster aangedrongen op een antwoord. Op 23 oktober 2013 heeft verweerder haar bericht dat het, nu zij geen afspraak wil en ook niet akkoord is met verzending van de conceptbrief, voor hem heel lastig is om de brief aan te passen zodanig dat deze weergeeft wat zij graag zou willen en waarvan hij kan zeggen dat het juridisch verstandig is. Hij moest daarom eerst goed nadenken hoe hij dit bevredigend kon oplossen.

2.10    Nadien heeft klaagster nog tweemaal aan verweerder gemaild, op 27 oktober en 4 november 2013.

2.11    Bij brief van 26 november 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    het contact met klaagster zoveel mogelijk heeft vermeden;

b)    van de hoofdaspecten is afgedwaald en het standpunt van klaagster heeft veranderd;

c)    constant smoesjes heeft gebruikt om het contact met klaagster te vermijden;

d)    alleen maar tijd heeft verspild.

4    VERWEER

4.1    Voor verweerder was het nodig dat hij opnieuw met klaagster kon spreken alvorens hij de conceptbrief kon aanpassen. Klaagster wilde daaraan niet meewerken, zelfs niet nu hij daarvoor naar Almere had willen komen.

4.2    In het gesprek had verweerder haar standpunt aan de orde willen stellen dat de school verantwoordelijk was voor haar gezondheidsklachten. Uit hetgeen klaagster aan hem had toegezonden viel zijns inziens niet af te leiden dat sprake was van gezondheidsklachten die aan de school zouden kunnen worden toegerekend. Hij had dat aan klaagster willen uitleggen en daarop de in de zaak te zetten stappen nader willen afstemmen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad beoordeelt hieronder de verschillende klachtonderdelen in onderlinge samenhang.

5.3    De raad ziet geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder het contact met klaagster heeft vermeden, constant smoesjes heeft gebruikt om geen contact met haar te hoeven hebben en alleen maar tijd heeft verspild.

5.4    De verklaring van verweerder voor de mislukking van zijn bezoek op 13 juni 2013 is niet onaannemelijk. Verweerder is kort daarna opnieuw naar Almere gereisd om haar thuis te bezoeken. Dat op zichzelf is bepaald niet gebruikelijk en valt te waarderen.

5.5    Verweerder heeft vrij snel na zijn bezoek aan klaagster de conceptbrief opgesteld. Daarna heeft klaagster zelf ruim de tijd genomen – 7 weken - om daar inhoudelijk op te reageren.

5.6    De raad acht het gelet op de aard van haar bezwaren tegen verweerders conceptbrief alleszins begrijpelijk en ook te billijken dat verweerder daarna een nieuwe afspraak met klaagster heeft willen maken. Een eventuele bijstelling van zijn brief behoefde nadere afstemming. Verweerder had er goede redenen voor om te trachten die afstemming in een persoonlijk onderhoud te bewerkstelligen.

5.7    Dat in de periode na verweerders voorstel van 8 oktober om 15 oktober 2013 bij klaagster langs te komen en klaagsters verwerping daarvan de zaak is blijven hangen valt te betreuren. Het was beter geweest wanneer verweerder daarop direct duidelijkheid had geschapen en daaraan consequenties had verbonden. Tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat echter niet nu dientengevolge de belangen van klaagster niet zijn geschaad anders dan dat de behandeling van de zaak enige vertraging heeft ondervonden.

5.8    De raad is niet gebleken dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de verschillende aspecten van de zaak noch dat hij het standpunt van klaagster heeft veranderd. Hij heeft getracht om in samenspraak met haar te komen tot een aanpak die kans van slagen zou kunnen hebben. Dat dit niet is gelukt, valt niet aan verweerder te verwijten.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe,  K.F. Leenhouts en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2015.

griffier    voorzitter