Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:25

Zaaknummer

L 66 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft, na arrest met proceskostenveroordeling en compensatie van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, geweigerd om conform klagers verzoek het hof te vragen om nadere uitleg over de berekening van de afwikkeling van de proceskostenveroordeling. Daarnaast verwijt klager verweerster dat zij geen contact met de wederpartij heeft opgenomen om een regeling te treffen. Verweerster had al uitleg gevraagd aan de deurwaarder en heeft wel getracht een regeling te treffen, maar is daar niet in geslaagd omdat de wederpartij van klager dat niet wilde.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 26 januari 2015

 

in de zaak L66 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

     

                      klager

 

 

                      tegen:

 

                     

   

                     

                     verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 maart 2014 met kenmerk DOK 412, door de raad ontvangen op 20 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 19 maart 2014 met de daarbij behorende bijlagen en van de nagekomen brief van verweerster van 21 november 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klager bijgestaan in een procedure bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Op 6 december 2011 is door het hof uitspraak gedaan. Een van de grieven van klager slaagde, maar klager is desondanks toch veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van de procedure in eerste aanleg worden door het hof gecompenseerd.

2.2      Tussen partijen en hun advocaten ontstond discussie over de uitleg van het arrest van het gerechtshof. Verweerster heeft bij brief van 20 december 2011 de deurwaarder verzocht om zijn mening te geven over de uitleg van het arrest. De deurwaarder heeft daar op 2 januari 2012 aan voldaan. Verweerster heeft vervolgens een brief aan klager toegezonden over de afwikkeling van het arrest. Naar aanleiding daarvan heeft klager verweerster bij e-mail van 4 januari 2012 verzocht om bij het gerechtshof om nadere uitleg over het arrest te vragen. Verweerster heeft bij e-mail van diezelfde dag op het verzoek van klager gereageerd en heeft aangegeven dat zij de deurwaarder, die belast is met de executie, reeds om zijn mening had gevraagd en derhalve geen aanleiding zag om ook het gerechtshof nog te benaderen over de uitleg van het arrest. Verweerster geeft in diezelfde e-mail aan dat het klager vrij staat om, indien hij het advies van verweerster niet wenst op te volgen, een andere advocaat te zoeken die deze kwestie voor hem kan afwikkelen.

2.3      Aangezien een reactie van klager uitbleef heeft verweerster bij e-mail van 23 januari 2012 klager verzocht om haar te laten weten of zij in deze kwestie nog iets voor hem kon betekenen. Klager heeft hierop gereageerd bij e-mail van 30 januari 2012 en heeft aangegeven dat de wederpartij inmiddels executoriaal beslag op zijn woonhuis had gelegd. Verweerster heeft naar aanleiding daarvan contact gezocht met de advocaat van de wederpartij van klager en gevraagd om nog enige bedenktijd. De advocaat van de wederpartij van klager wilde aan dat verzoek geen gehoor geven, waarna klager de bedragen waarop de wederpartij aanspraak maakte op 5 maart 2012 aan zijn wederpartij heeft voldaan. Klager heeft zich vervolgens bij brief van 6 december 2013 tot de deken gewend met de onderhavige klacht.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij weigerde om het hof om uitleg over een arrest te vragen of in cassatie te gaan en weigerde om contact met de wederpartij op te nemen, waardoor deze beslag heeft gelegd op de woning van klager.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster stelt zich op het standpunt dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerster stelt in de eerste plaats dat het resultaat van de procedure in hoger beroep voor klager minder positief was dan klager zelf aangeeft. Verweerster wijst op het feit dat de proceskosten in eerste aanleg weliswaar zijn gecompenseerd, maar dat klager in hoger beroep wel in de kosten is veroordeeld. Voor wat betreft het verwijt van klager dat verweerster het hof niet om een nadere uitleg van het arrest heeft gevraagd geeft verweerster aan dat zij dat niet noodzakelijk achtte. Verweerster heeft bij de deurwaarder navraag gedaan en is van mening dat de deurwaarder, die met de executie is belast, bij uitstek degene is aan wie om nadere uitleg moet worden gevraagd. Verweerster wijst daarnaast op het feit dat zij klager in de gelegenheid heeft gesteld om een andere advocaat in te schakelen.

4.2      Verweerster ontkent dat klager haar zou hebben verzocht om cassatie in te stellen. Verweerster ontkent daarnaast eveneens dat zij met een andere door klager ingeschakelde advocaat zou hebben gesproken. Verweerster is dan ook van mening dat zij correct heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is.

4.3      Verweerster stelt tot slot dat zij wel contact met de advocaat van de wederpartij van klager heeft opgenomen om een minnelijke regeling te beproeven, maar de wederpartij van klager wilde daar niet aan meewerken.

 

5          BEOORDELING

5.1      Klager beklaagt zich over de wijze waarop verweerster haar werkzaamheden heeft verricht. Bij de beoordeling van deze klacht dient voorop te staan dat een advocaat voor het te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De advocaat heeft, met andere woorden, zelf de leiding bij de behandeling van een zaak en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Voorwaarde is wel dat de advocaat aan zijn cliënt duidelijk moet maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is.

5.2      In het onderhavige geval heeft verweerster overleg gevoerd met zowel de deurwaarder als klager en de advocaat van de wederpartij van klager over de eindafrekening van de proceskostenveroordeling die voortvloeide uit het arrest van het hof. Klager was het inhoudelijk niet met die afrekening eens, maar klager heeft niet betwist dat, zoals verweerster stelt, het arrest geen fouten of kennelijke misslagen bevatte. Desgevraagd heeft klager tijdens de mondeling behandeling aangegeven dat hij van het hof verwachtte dat het hof de berekening voor partijen bindend zou vaststellen en dat hij om die reden verweerster gevraagd heeft om het hof te benaderen. Verweerster heeft terecht aangegeven dat het hof voor dergelijke kwesties niet benaderd kan worden. Klager kon dan ook niet van verweerster verlangen dat zij het hof desondanks toch zou benaderen.

5.3       Wat betreft het verwijt dat verweerster heeft geweigerd om cassatie in te stellen stelt de raad vast dat de verklaringen van klager en verweerster lijnrecht tegenover elkaar staan. Klager stelt immers dat hij heeft gevraagd om cassatie in te stellen, terwijl dit door verweerster ten stelligste wordt ontkend. Nu de verklaringen van klager en verweerster lijnrecht tegenover elkaar staan, kan de raad in het algemeen geen oordeel uitspreken. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerster meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager, het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies gebeurd is.

5.4      Tot slot heeft verweerster ter zitting aangegeven dat zij wel contact met de advocaat van de wederpartij heeft opgenomen, teneinde te trachten een regeling in de minne te bewerkstelligen, maar dat dit niet is gelukt omdat de wederpartij van klager geen regeling meer wilde treffen. Dat de wederpartij van klager geen regeling meer wilde treffen kan verweerster uiteraard niet worden verweten.

5.5      De klacht van klager is, gelet op het voorgaande, ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline

- verklaart de klacht ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, W.H.N.C. van Beek, P.A.M. van Hoef , E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 januari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl