Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:184

Zaaknummer

15-152A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kwaliteitsklacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

  

Beslissing van 21 juli 2015

in de zaak 15-152A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 25 juni 2015 met kenmerk 4014-0490, door de raad ontvangen op 26 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan. Klager deed een beroep op de rechtsbijstand van rechtsbijstandverzekeraar X toen hij werd gedagvaard door zijn buurman. Het geschil betrof de doorgang naar een stuk grond. Verweerster was in de periode mei tot en met augustus 2012 vanuit haar kantoor voor de duur van drie maanden gedetacheerd bij X en nam de belangenbehartiging op zich onder supervisie van een advocaat in dienst van X, mr. F. Verweerster is geïntroduceerd in het dossier van klager op het moment dat een comparitie van partijen was gelast. Daaraan voorafgaand werd klager bijgestaan door mr. C, die eveneens vanuit zijn kantoor voor een periode van drie maanden was gedetacheerd bij X. Mr. C heeft namens klager de conclusie van antwoord opgesteld en ingediend. Op verzoek van klager heeft verweerster een akte houdende wijziging/vermeerdering eis in reconventie ingediend. Op 28 juni 2012 vond de comparitie van partijen plaats. Ter gelegenheid daarvan is de zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te beproeven. Partijen hebben de rechter vervolgens gevraagd om de zaak aan te houden met het oog op een in onderling overleg te treffen regeling. Op 29 juni 2012 heeft verweerster klager een e-mail gezonden met daarbij een concept van een e-mail aan de wederpartij, inhoudende een bevestiging van de ter comparitie tussen partijen gemaakte afspraken. Naar aanleiding van dit concept heeft op 2 juli 2012 telefonisch overleg plaatsgevonden tussen verweerster en klager. Aansluitend heeft verweerster klager een

e-mail gezonden, waarin zij onder meer heeft geschreven:

U heeft aangegeven dat u niet wilt dat onderstaande concept-mail reeds naar de advocaat van de wederpartij wordt gestuurd. U heeft mij dringend verzocht het versturen van deze e-mail twee weken uit te stellen.

Ik heb u er op gewezen dat ik geen reden zie waarom onderstaande e-mail niet naar de advocaat van de wederpartij kan worden gezonden. Onderstaande e-mail bevat enkel hetgeen ter comparitie tussen partijen is besproken. (…)

Aangezien is afgesproken met de wederpartij dat ik namens u onderstaande e-mail naar de wederpartij zou sturen – en het hier om schikkingsonderhandelingen gaat – lijkt het mij onverstandig om deze schikkingsonderhandelingen (nu al) te vertragen. (…)

(…) Het zou natuurlijk zonde zijn als de schikkingsonderhandelingen op dit punt stuklopen. Immers, wil één van u beiden niet verder met de schikkingsonderhandelingen, dan zal de rechter vonnis wijzen. Daarbij voel ik mij verplicht u erop te wijzen dat de rechter afgelopen week al heeft aangegeven dat u rekening moet houden met een veel lagere vergoeding dan u in reconventie heeft gevorderd. Het is maar zeer de vraag of u in dat geval ook 10.000 euro toegewezen zal krijgen.

Nadat klager verweerster zijn opmerkingen naar aanleiding van het concept had doen toekomen, heeft verweerster het concept aangepast en nogmaals ter goedkeuring aan klager gezonden. Naar aanleiding daarvan heeft opnieuw telefonisch overleg plaatsgevonden tussen verweerster en klager. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster klager op 6 juli 2012 een e-mail gestuurd, waarin zij onder meer heeft geschreven:

Reeds voordat de comparitie plaatsvond hebben wij uitgebreid gesproken over een mogelijke schikking.

(…)

Het voorgaande geldt tevens gelet op het gegeven dat de rechter al enigszins heeft laten doorschemeren dat de door u ingestelde schadeclaim van 30.000 euro niet haalbaar zal zijn. Dit was geen verrassing, ik heb u meerdere malen aangegeven dat een dermate hoge vergoeding niet haalbaar is. U realiseerde zich dat ook, maar deze hoge inzet was ook gemaakt met het oog op onderhandelingen.

Persoonlijk denk ik dat met dit geschetste kader een mooi uitgangspunt voor u is bereikt. Het verbaast mij dan ook om nu te horen dat u een slecht gevoel aan de comparitie en de schikkingsonderhandelingen heeft overgehouden, aangezien u die middag juist aangaf blij te zijn met het resultaat.

Bij e-mail van 9 juli 2012 aan verweerster heeft klager laten weten dat hij zich in zijn zaak verder wilde laten bijstaan door een externe advocaat. Bij brief van 16 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster: onvoldoende vakbekwaam is en zich onvoldoende heeft ingespannen in de procedure tegen de buurman van klager; onvoldoende aandacht heeft besteed aan de aansprakelijkstelling van de vorige eigenaresse van het stuk grond; tijdens de onderhandelingen met de wederpartij onvoldoende de belangen van klager heeft behartigd; vergeten is haar pleitnota in te dienen.

2.2    Ter toelichting op de klacht heeft klager het volgende gesteld. Verweerster zou klager niet goed hebben voorgelicht, zij zou niet beslagen ten ijs op de comparitie zijn verschenen en hebben verzuimd om ervoor zorg te dragen dat opmerkingen van de wederpartij in het proces-verbaal werden opgenomen. Voorts zou verweerster er onvoldoende voor hebben gewaakt dat de rechter in de procedure vooringenomen was. Verweerster zou klager voorts hebben gedwongen met de wederpartij in onderhandeling te treden. Volgens klager is verweerster tijdens de onderhandelingen te toeschietelijk geweest en kon zij zich naderhand niet goed meer herinneren wat er besproken was. Ten slotte zou verweerster hebben verzuimd een schriftelijk bewijsaanbod te doen aangaande de eigendom van de strook grond.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft de klachten betwist en zich op het standpunt gesteld dat zij de zaak van klager zorgvuldig heeft behandeld. Verweerster stelt dat zij klager steeds op de hoogte heeft gebracht van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Voorafgaande aan de comparitie heeft verweerster op verzoek van klager een akte genomen houdende wijziging/vermeerdering van eis in reconventie. Met klager is voorts gesproken over de mogelijke gang van zaken tijdens de comparitie en de mogelijkheid van schorsing om een minnelijke regeling te beproeven. Verweerster verwijst naar haar e-mail van 6 juli 2012 aan klager. Verweerster stelt zich voorts op het standpunt dat er geen aanleiding bestond om de rechter ter zitting te wraken en dat zij ook op dat punt binnen de grenzen van haar verantwoordelijkheid als advocaat heeft gehandeld. Verder betwist verweerster dat zij klager zou hebben gedwongen om te onderhandelen. Voorafgaande aan de comparitie is met klager besproken dat de inzet van een schadevergoeding van € 30.000,-- te hoog zou zijn, maar werd flink ingezet om onderhandelingsruimte te creëren, aldus verweerster. Uit het concept van de e-mail aan de advocaat van de wederpartij blijkt welke afspraken ter zitting zijn gemaakt, zodat het verwijt dat klaagster zich niet meer kon herinneren wat besproken was, onjuist is. Verweerster heeft haar pleitnota niet ingediend, omdat partijen eerst schikkingsonderhandelingen zijn ingegaan, waarna een schikkingskader werd bereikt. Omdat verweerster niet uit haar pleitaantekeningen heeft voorgedragen, was het haar ook niet toegestaan om deze over te leggen.

 

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a), c) en d)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de voorzitter voor gezamenlijke behandeling.

4.3    Met deze klachtonderdelen verwijt klager verweerster – kort samengevat – onvoldoende vakbekwaam te zijn. Verweerster heeft de haar gemaakte verwijten naar het oordeel van de voorzitter afdoende weerlegd. Nu ook overigens uit het klachtdossier niet is gebleken dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen, zijn de klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Met klachtonderdeel b verwijt klager verweerster onvoldoende aandacht te hebben besteed aan de aansprakelijkstelling van de vorige eigenaresse van het stuk grond. Verweerster heeft er naar het oordeel van de voorzitter terecht op gewezen dat klager dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Lof als griffier op 21 juli 2015.

 

 

Griffier     Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 juli 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager   

 

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-205 3702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.