Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:108

Zaaknummer

15-59

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening niet feitelijk onderbouwd. Voorzitter wijst de klacht af als kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 mei 2015

in de zaak 15-59

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 8 april 2015 met kenmerk K 14/05 door de raad ontvangen op 9 april 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de in deze brief vermelde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 9.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster heeft klager bijgestaan in geschillen tussen klager en Nederlandse Financiële Diensten (hierna: NFD), tussen klager en de Royal Bank of Scotland (hierna: RBS) die de executieverkoop van klagers woning had aangezegd en tussen klager en Menzis.

1.3    Verweerster heeft de zaken overgenomen van klagers eerdere advocaat mr. H. Aan mr. H. was voor de zaken tegen NFD en RBS een toevoeging verstrekt. In haar brief van 8 maart 2013 heeft verweerster klager bericht dat deze toevoegingen door de Raad voor Rechtsbijstand op naam van verweerster zijn gezet.

1.4    Bij brief van 15 maart 2013 heeft verweerster klager geadviseerd in het geschil tussen klager en Menzis en heeft zij klager laten weten dat zij voor haar rechtsbijstand in deze zaak voor klager een toevoeging zou aanvragen omdat zij voor dit geschil geen toevoeging had ontvangen van zijn vorige advocaat. Zij verzocht klager om haar een diagnosedocument te verstrekken zodat hij in aanmerking zou komen voor een korting van € 51,00 op de eigen bijdrage.

1.5    Op 13 mei 2013 heeft verweerster namens klager een brief gestuurd aan RBS waarin RBS aansprakelijk is gesteld voor de door klager geleden schade als gevolg van het feit dat RBS haar verplichtingen jegens klager niet is nagekomen. In deze brief is RBS gesommeerd om aan klager een schadevergoeding te betalen van € 14.953,16.

1.6    Eveneens op 13 mei 2013 heeft verweerster namens klager een brief gestuurd aan de rechtsopvolger van NFD, Europa FD, waarin Europa FD werd gesommeerd een bedrag van € 1.785,00 aan klager te betalen. Verweerster heeft klager kopieën van deze brieven gestuurd.

1.7    Bij brief van 7 juni 2013 heeft verweerster klager geïnformeerd over de reactie van RBS op haar brief van 13 mei 2013. Bij afzonderlijke brief van 7 juni 2013 heeft verweerster klager verzocht om haar bewijsstukken te doen toekomen van de vordering die hij stelt te hebben op NFD.

1.8    Bij brief van 4 september 2013 heeft verweerster klager geïnformeerd over de slagingskans van zijn vordering tegen NFD.

1.9    Bij brief van 16 september 2013 heeft verweerster klager geïnformeerd over de stand van zaken in de drie dossiers die zij voor klager in behandeling had. Zij heeft klager in deze brief (nogmaals) uitgelegd en schriftelijk bevestigd dat en waarom zij in de zaken tegen RBS en Menzis geen mogelijkheden zag en dat in de zaak tegen NFD het maximaal te behalen resultaat zou zijn dat klagers vordering van € 1.785,00 zou worden toegewezen.

1.10    Bij brief met bijlagen van 27 september 2013 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend. Bij brief van 9 januari 2015 heeft klager zijn klacht aangevuld.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    geen medewerking te verlenen aan het ter beschikking stellen van stukken aan de nieuwe advocaat van klager en de zaak niet te willen overdragen;

b)    niets aan klagers zaak te doen;

c)    niet alle op de zaak betrekking hebbende brieven aan klager te verstrekken.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt aan de orde bij de bespreking van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

ad klachtonderdeel a)

4.3    Klager heeft dit klachtonderdeel met geen enkel feit onderbouwd. In haar brief van 16 september 2013 heeft verweerster klager geadviseerd om, indien hij het niet eens was met de conclusies van verweerster, een andere advocaat te raadplegen. Verweerster heeft gesteld dat zij nadien telefoontjes van verschillende andere advocaten heeft ontvangen. Hieruit heeft zij afgeleid dat klager inderdaad bij verschillende andere advocaten is langs geweest.

4.4    Op 25 september 2013 ontving klager een verzoek van een andere advocaat om de zaken te mogen overnemen. Verweerster heeft aangegeven dat zij dit verzoek direct heeft ingewilligd en dat zij terstond alle dossiers aan deze advocaat heeft gezonden. Nadien bleek dat de opvolgend advocaat de toevoeging in de zaak tegen NFD niet kon overnemen omdat zij de vierde opvolgend advocaat was. Om die reden heeft verweerster klager bij brief van 9 december 2013 laten weten dat zij het dossier tegen NFD zou hervatten. 

4.5    Klager heeft deze gang van zaken niet betwist. Gelet hierop is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.6    Ook dit verwijt is door klager niet onderbouwd. Uit de feiten zoals weergegeven onder r.o. 1.3 tot en met 1.8 blijkt dat het verwijt van klager dat verweerster niets heeft gedaan in zijn zaken onjuist is. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

4.7    Ook het laatste verwijt is feitelijk niet vast komen te staan zodat klachtonderdeel c) eveneens kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 8 mei 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 mei 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten