Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:149

Zaaknummer

ZWB 295 - 2014

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet langer met klager te willen overleggen over door hem gewenste weigeren. Van de wijze waarop verweerster haar werkzaamheden heeft neergelegd kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak ZWB 295-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 november 2014 op de klacht van:

 

klager

 

 

 

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 5 november 2014 met kenmerk K14-048 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 21 november 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 november 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 29 november 2014, door de raad ontvangen op 5 december 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van verweerster. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-       de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-       het verzetschrift van klager bestaande uit de brief d.d. 29 november 2014.

 

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster niet of nauwelijks bereid was persoonlijk overleg te voeren over het concept van een aan de wederpartij te zenden brief en niet reageerde op e-mails en telefonische verzoeken om terug te bellen. Deze werkwijze heeft er uiteindelijk toe geleid dat het concept vijf keer veranderd moest worden. Als de eerste conceptbrief in een persoonlijk onderbouwd was besproken, had de brief daarna meteen definitief opgesteld kunnen worden;

2.    verweerster onvoldoende op de hoogte was van de financiële situatie van klager;

3.    verweerster niet de regie had tijdens het gesprek met de ex-echtgenote van klager. Als verweerster de ex-echtgenote eerst gebeld zou hebben, zou zij hebben geweten dat een bespreking met haar tot niets zou leiden;

4.    de inadequate, zelfingenomen en hautaine houding van verweerster heeft geleid tot een vertrouwensbreuk tussen klager en verweerster;

5.    verweerster alleen haar eigen financieel belang heeft nagestreefd.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in:

1.         verweerster was niet de derde advocaat, maar de tweede;

2.         niet klager maar verweerster was de eerste die vertrouwen op zegde;

3.         verweerster weigerde halsstarrig om nog langer telefonisch te overleggen.

 

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      Klager heeft in verzet betoogd dat verweerster niet zijn derde, maar de tweede advocaat was. Ter zitting van de raad heeft verweerster gemotiveerd aangegeven op basis waarvan zij concludeerde dat zij de derde advocaat van klager was. De raad is van oordeel dat in het midden kan blijven of verweerster nu de tweede of de derde advocaat van klager was, nu dit gegeven geen dragend argument is geweest voor de beslissing van de voorzitter.

4.3      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat van verweerster niet kan worden verwacht dat zij door klager gewenste aanpassingen van de conceptbrief steeds weer in een persoonlijk onderhoud met hem bespreekt. Verweerster heeft in de periode tussen 12 februari en 20 maart 2014 veelvuldig met klager gecommuniceerd. Verweerster heeft meerdere malen telefonisch en per e-mail overlegd over de door klager gewenste aanpassingen van de conceptbrief. Van het feit dat verweerster op enig moment duidelijkheid van klager verlangde en hem kenbaar maakte dat zij niet in de gelegenheid was om over iedere wijziging met klager te mailen of te bellen kan verweerster naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

4.4      De raad acht voorts niet onbegrijpelijk dat verweerster op basis van de e-mailberichten van klager d.d. 5 en 7 maart 2014 het gevoelen had dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Gedragsregel 9 lid 2 bepaalt dat indien tussen de advocaat en zijn cliënt een verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, de advocaat zich dient terug te trekken. Wie van beide partijen, de cliënt of de advocaat, als eerste het vertrouwen opzegt is hierbij niet relevant. De raad is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop zij haar werkzaamheden heeft beëindigd.

4.5      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden.

4.6      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

 

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.