Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:6

Zaaknummer

14-209A

Inhoudsindicatie

Klacht door advocaat over advocaat wederpartij. Verweerder zou klager niet hebben gekend in het indienen van een B-formulier met eenstemmig verzoek om uitstel en zou onjuiste informatie hebben gezonden aan (de buitenlandse advocaten van) zijn cliënte en de wederpartij. De raad acht niet aannemelijk dat bij het indienen van het B-formulier sprake is geweest van een vergissing en verklaart het klachtonderdeel gegrond. Klachtonderdeel over onjuiste informatie ongegrond nu sprake is van een voor meerdere uitleg vatbare tekst.

Uitspraak

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak 14-209A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

advocaat te

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 augustus 2014 met kenmerk 4014-0275, door de raad ontvangen op 14 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de  stukken genummerd 1 t/m 15 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager treedt op als advocaat van de Nederlandse vennootschap X en verweerder als advocaat van de Engelse vennootschap Y in een tweetal procedures, enerzijds in een zaak die aanhangig is bij Rechtbank Rotterdam en anderzijds in een zaak die na behandeling bij de Hoge Raad is doorverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam.

2.3 In de zaak bij de Rechtbank Rotterdam heeft klager namens zijn cliënte een aantal incidentele vorderingen opgeworpen. Op 9 april 2014 stond verweerders cliënte op de rol voor antwoord in incident.

2.4 Op 7 april 2014 heeft verweerder ter zake van de rolhandeling van 9 april 2014 namens zijn cliënte een B-formulier ‘B4 Uitstelverzoek eenstemmig’ ingediend. Dit formulier is niet in kopie aan klager toegezonden.

2.5 Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 7 mei 2013 verweerders cliënte – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeeld tot terugbetaling van kosten uit hoofde van eerdere procedures. Klager heeft deze uitspraken namens zijn cliënte doen betekenen aan verweerders cliënte. Voor de incasso is mr. A inge¬schakeld, die werkzaam is bij een Engels advocatenkantoor. Verweerders cliënte wordt in Engeland bijgestaan door mr. B.

2.6 Verweerder heeft op 31 maart 2014 aan zowel mr. A als mr. B een e-mail gezonden waarin hij stelt dat zijn cliënt conservatoir eigenbeslag zou kunnen leggen. Daarin komt de volgende passage voor:

“Allow me to explain this very peculiar kind of seizure. In the Code of Civil Procedure art. 724 [naam van verweerders cliënt] (any debtor) can “freeze” a  claim against itself by requesting the court permission, on the basis of the existing court case, to hold off execution. In fact, [naam van verweerders cliënt] postpones payment until the outcome of the case becomes known. Your reply to art. 479h deals with an executory seizure and it is different.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de rechtbank door het toezenden van het B4-formulier bewust onjuist heeft geïnformeerd; en

b) in de onder 2.6 genoemde e-mail stellingen inneemt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn.

4 BEOORDELING

4.1 De klachten betreffen de verhouding tussen advocaten onderling. Hierbij is van belang dat de Gedragsregels mede dienen tot de instandhouding van een onderlinge verhouding binnen de beroepsgroep die gebaseerd is op welwillendheid en vertrouwen. Dit draagt bij aan een goede beroeps-uitoefening. Anderzijds vereist die beroepsuitoefening dat het te dienen partijbelang daaraan niet ondergeschikt wordt gemaakt. Partijdigheid is immers een kernwaarde van de advocatuur. Steeds zal daarom in een mogelijk spanningsveld tussen een welwillende confraternele verhouding en het partijbelang van de advocaat verlangd worden hierin een zorgvuldige afweging te maken waarbij de omstandigheden van de te behandelen zaak mede bepalend zijn. De raad zal de klacht met behulp van deze maatstaf beoordelen.

4.2 De klachtonderdelen zullen in het navolgende afzonderlijk worden be¬handeld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. Verweerder erkent dat hij het betreffende B-formulier niet in kopie aan klager heeft gezonden en dat hij de voor een dergelijk eenstemmig verzoek benodigde toestemming niet aan klager heeft verzocht of van klager heeft verkregen. Voor de raad ligt ter beoordeling voor de vraag of daarbij sprake is van een vergissing aan de zijde van verweerder of dat sprake is van bewust handelen.

4.4 Verweerder stelt dat hij zich heeft vergist. Ter zitting heeft verweerder ver-klaard dat hij zelfs geen behoefte aan uitstel had aangezien hij klaar was om te dienen. Daaraan heeft verweerder echter toegevoegd dat zijn cliënte nog naar het processtuk moest kijken. Tevens stelt verweerder dat hij zich voor zijn vergissing heeft verontschuldigd en dat de rechtbank in haar brief van 18 april 2014 (p. 46 klachtdossier) heeft besloten om geen gevolgen te verbinden aan zijn vergissing.

4.5 De raad is er niet van overtuigd geraakt dat het om een vergissing ging. Daarbij speelt mee dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij het B-formulier zelf heeft ingevuld. Indien geen behoefte aan uitstel bestond valt niet in te zien waarom hij dat heeft gedaan. Bovendien bevat het B-formulier diverse aanwijzingen die beogen te verzekeren dat de gebruiker het juiste verzoek indient. Zo staat daarop meermaals het woord ‘uitstel’ vermeld en dient expliciet te worden aangevinkt of het een eerste uitstel betreft en of er een afwijkende termijn wordt verzocht. De raad acht het niet aannemelijk dat verweerder dit alles over het hoofd heeft gezien en bovendien, ondanks dat hij op het formulier heeft vermeld dat de wederpartij was geïnformeerd, heeft verzuimd een kopie aan klager te zenden. Het argument dat verweerder gereed was om te dienen is niet overtuigend met het oog op diens toevoeging dat de cliënte de stukken nog moest zien. Dat is juist een aanwijzing dat hij nog niet gereed was om te dienen en wel degelijk behoefte had aan uitstel. Al met al is de raad van oordeel dat verweerder in deze kennelijk welbewust heeft gehandeld.

4.6 Een verzoek om uitstel om klemmende redenen kon ingevolge het geldende rolreglement niet meer worden ingediend ten tijde van de indiening van het bewuste B-formulier, zodat het eenstemmig verzoek de enige mogelijkheid was om nog een uitstel te verkrijgen; verweerder had klager derhalve om de benodigde toestemming moeten verzoeken en hem het formulier onmiddellijk in kopie had moeten toezenden. Dat de rechtbank heeft besloten om aan verweerders fout geen gevolgen te verbinden of dat verweerder zijn excuses heeft aangeboden is niet voldoende om de verwijtbaarheid van verweerders handelen weg te nemen. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Verweerder heeft erkend dat hij zijn e-mail zowel aan mr. A als aan mr. B heeft gezonden, derhalve zowel aan de Engelse advocaat van zijn eigen cliënte als aan de Engelse advocaat van klagers cliënte.

4.8 De formulering van de e-mail aan mr. A komt de raad enigszins ongelukkig voor¬ nu er geen sprake is van rechterlijk verlof, de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn en er in deze geen overleg met de cliënte van klager is geweest. De raad is dan ook niet overtuigd van de juistheid van de feitelijke inhoud dan wel van de vertaling van de Nederlandse tekst die daaraan naar verweerder stelt ten grondslag ligt. De e-mail is naar het oordeel van de raad echter in elk geval voor meerdere interpretaties vatbaar zodat de raad er niet van overtuigd is dat verweerder de intentie heeft gehad om door middel van deze e-mail een verkeerde voorstelling van zaken te geven aan de advocaat in Engeland die door klagers’ cliënte voor de incasso van de proceskosten is ingeschakeld. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht, gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding, de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, M. Middeldorp, A.M. Vogelzang, M. Ynzonides, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en tegen het ongegrond verklaarde klachtonderdeel door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post (NIEUW ADRES!)

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging (NIEUW ADRES!)

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  .

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl