Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:133

Zaaknummer

14-344A

Inhoudsindicatie

Klacht van school over sommatiebrief aan school in het kader van verstrekken informatie aan ouder die met het gezag belast is. Brief is niet onnodig grievend.

Uitspraak

Beslissing van 18 mei 2015

in de zaak 14-344A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

gemachtigde:

mr.

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 december 2014 met kenmerk PvRA/AvO 4014-0516, door de raad ontvangen op 16 december 2014 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 maart 2015 in aanwezigheid van partijen. De klacht is gevoegd behandeld met de klacht in de zaak 14-345A. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brieven van de deken;

- de stukken genummerd 1 t/m 16, genoemd in de brieven van de deken;

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster is directrice van een basisschool. De zoon van cliënte van verweerster (hierna: de leerling) is leerling op de betreffende basisschool geweest.

2.3 De ouders van de leerling zijn verwikkeld in een juridische procedure over, onder meer, de omgangsregeling met en het ouderlijk gezag over de leerling. De cliënte van verweerster (hierna ook: de moeder) heeft eenhoofdig gezag.

2.4 Een leerkracht heeft in mei 2014 de moeder gewaarschuwd in verband met een uitlating van de leerling. De leerling (destijds 4 jaar oud) zou tegen een vriendje hebben gezegd dat zijn vader had gezegd dat hij (de leerling) binnenkort dood zou gaan. Hierop heeft de moeder haar zoon opgehaald. Vervolgens heeft de cliënte van verweerster de omgangsregeling met de vader opgeschort. Op 19 mei 2014 heeft de leerkracht een e-mail met zakelijke inhoud aan de vader van de leerling gestuurd.

2.5 Verweerster heeft de school op 24 juni 2014 een brief gestuurd waarin de school, en de leerkracht, worden gesommeerd geen informatie meer te verstrekken aan de vader van de leerling. Verweerster maakt melding van een te persoonlijk contact tussen de leerkracht en de vader, door te mailen via privé-email. Verweerster stelt in haar brief te overwegen de school, en met name de leerkracht, in rechte te betrekken. Verweerster schrijft voorts 'achteraf kan de school na het verkrijgen van deze informatie [bedoeld is de brief] niet melden dat zij "niet op de hoogte zijn geweest", mochten er onverhoopt ongelukken gebeuren.' Over de leerkracht schrijft verweerster: '[Klaagster] is niet gekwalificeerd om zich bezig te houden met de psychologische ontwikkeling van [de leerling] noch om diagnoses te stellen. Zij is ook geen mediator en eveneens geen advocaat. Zij heeft wel last van beroepsverwarring'.

2.6 Bij brief van 7 juli 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij in de brief van 24 juni 2014 de leerkracht onheus heeft bejegend en onnodig heeft gediskwalificeerd;

b) zij miskent dat de school ook een informatieverplichting heeft jegens de ouder die niet met het gezag is belast. Hiermee tracht verweerster te verhinderen dat de school voldoet aan de wettelijke informatieverplichting;

c) zij zich agressief, onheus en onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten in de brief van 24 juni 2014.

3.2 Uit de toelichting op de klacht blijkt dat klaagster de klacht ook heeft ingediend namens de basisschool De Molenwiek.

4 VERWEER

4.1 Verweerster is van oordeel dat zij op goede gronden een stevige sommatiebrief heeft gestuurd. De veiligheid van de zoon van haar cliënte was in het geding.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Klachtonderdeel a) ziet op de wijze waarop verweerster de leerkracht heeft bejegend. Nu de leerkracht zelfstandig een klacht heeft ingediend (zaak 14-345A) heeft klaagster onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij daarnaast nog een zelfstandig belang heeft bij behandeling van dit klachtonderdeel. Klaagster is in dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.4 De raad is van oordeel dat verweerster door haar brief van 24 juni 2014 niet heeft getracht te verhinderen dat de school voldoet aan de wettelijke informatieverplichting zoals die voortvloeit uit artikel 1:377c BW. Dat artikel bepaalt dat de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld wordt. Hetzelfde artikel formuleert ook een uitzondering: als het belang van het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet, hoeft de informatie niet te worden verstrekt. Gelet op het in 5.3 weergegeven uitgangspunt is de raad van oordeel dat het verweerster vrijstond namens haar cliënte het standpunt in te nemen dat sprake is van die uitzondering en dat de school zich daaraan moest houden. Het innemen van een dergelijk standpunt namens haar cliënte is onvoldoende om de door klaagster gestelde conclusie te rechtvaardigen. Verweerster miskent juist niet de informatieverplichting van de school, maar doet, zoals gezegd, namens haar cliënte een beroep op de uitzondering. Dat laatste is in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van het toebrengen van onevenredig nadeel aan de school is niet gebleken. Het is juist de taak van een advocaat zich partijdig op te stellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5 Vooropgesteld moet worden dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. In het belang van een goede beroepsuitoefening mag daarbij geen onnodig nadeel of leed aan derden wordt toegebracht. Advocaten dienen zich dan ook onthouden van uitlatingen die als onnodig kwetsend of grievend moeten worden aangemerkt.

5.6 De raad is van oordeel dat de brief en de uitlatingen daarin die gericht zijn tegen de school dan wel klaagster (in haar hoedanigheid van directeur van de school), niet als onnodig grievend zijn aan te merken. Verweerster heeft met haar uitlatingen jegens de school en klaagster de grenzen van hetgeen tuchtrechtelijk toelaatbaar is niet overschreden. Het onder druk zetten van de school is, zoals hiervoor reeds is overwogen, een taak van een advocaat en kan niet als grievend worden aangemerkt. Ook eventuele onjuistheden in de brief zijn als zodanig niet als (onnodig) grievend aan te merken. De raad neemt daarbij in aanmerking dat een school (en haar directrice) zich in dit opzicht meer moet laten welgevallen dan een individuele leerkracht. Het laatste klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart

- klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk;

- de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, M. Middeldorp, M.W. Schüller, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl