Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:197

Zaaknummer

R. 4688/14.233

Inhoudsindicatie

De deken verwijt verweerder dat hij niet meewerkt aan verzoeken van de deken om informatie te verschaffen over de registratie van de door verweerder gebruikte geheimhoudernummers.

Inhoudsindicatie

Het ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen. De onder nummer R.4444/14.30 behandelde ambtshalve klacht ziet op een ander feitencomplex, terwijl ook de inhoud van de klacht anders is. De deken is ontvankelijk in zijn klacht.

Inhoudsindicatie

Het had op de weg van verweerder gelegen om de door de deken verzocht informatie te verstrekken gelet op de controlebevoegdheid die de deken uitoefent. De deken behoeft niet steeds toelichting te geven op de wijze waarop hij zijn controlerende taak uitoefent en van misbruik daarvan is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

De klacht wordt gegrond bevonden. Verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 oktober 2014 met kenmerk R 2014/87, door de raad ontvangen op 29 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 februari 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerder. De onderhavige klachtzaak is tegelijk behandeld met de zaak R.4650/14.235. Laatstgenoemde klachtzaak betreft eveneens een ambtshalve dekenklacht tegen een kantoorgenote van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is sinds 27 augustus 1999 advocaat in het arrondissement Rotterdam. Zijn stageverklaring werd op 6 december 2007 aan verweerder uitgereikt.

2.3 Op 20 januari 2014 heeft de toenmalige deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend tegen verweerder bij de raad. De klacht hield onder meer in dat verweerder de secretaris van de Orde van Advocaten verzocht had de telefoon- en faxnummers van het kantoor van verweerder uit het bestand geheimhoudernummers te verwijderen. De zaak is bekend bij de raad onder nummer R.4444/14.30.

2.4 In het kader van de behandeling van de klacht met nummer R.4444/14.30 heeft verweerder bij brief van 7 mei 2014 de raad onder meer geschreven:

“Uit de brief van [deken] leidt ik af dat hij meent dat ook de nummers op mijn briefpapier moeten worden vermeld:

Daarom heb ik die nummers ook onder “extra” opgegeven, hoewel dit algemene nummers zijn, die door iedereen gebruikte kunnen worden en daarmee, zoals ik in mijn brief van 2 december 2013 reeds heb aangegeven, in strijd wordt gehandeld met artikel 4 lid 2 en 7 lid 1 van de verordening op de nummerherkenning, immers in de telefooncentrale bestaat geen mogelijkheid tot scheiding tussen geheimhouders en niet-geheimhouders en derhalve kan niet worden gegarandeerd dat personen zonder verschoningsrecht niet van die nummers gebruik maken.”

2.5 Tijdens de behandeling van de klacht met nummer R.4444/14.30 op 15 september 2014 heeft verweerder verklaard dat de door zijn advocatenkantoor gebruikte telefoon- en faxnummers geregistreerd zijn op de website nummerherkenning onder het kopje “extra nummers”.

2.6 Bij brief van 18 september 2014 heeft de deken verweerder verzocht hem een via de website nummerherkenning gegenereerd PDF-bestand te doen toekomen waarop alle door verweerder opgegeven geheimhoudernummers zijn weergegeven.

2.7 Bij faxbericht van 29 september 2014 heeft verweerder de deken meegedeeld dat deze al een klacht ingediend heeft over de nummerherkenning en dat de uitspraak van de raad dient te worden afgewacht.

2.8 Bij brief van 8 oktober 2014 heeft de deken verweerder nogmaals verzocht om hem te informeren omtrent de registratie van de geheimhoudernummers.

2.9 Bij faxbericht van 9 oktober 2014 heeft verweerder de deken onder meer meegedeeld dat het niet aangaat dat de deken over dezelfde zaak een klacht gaat indienen en de deken gevraagd of hij het door hem in zijn brief van 7 mei 2014 gestelde in twijfel trekt.

2.10 Bij brief van 13 oktober 2014 heeft de deken verweerder onder meer geschreven:

“(…)

Wat door ook van zij, duidelijk is dat mijn ambtshalve klacht niet ziet/zag op uw registratie, maar juist op uw weigering om te registreren.

(…)

Anders geformuleerd: de door u gestelde melding vormt (cursief) geen (einde cursief) onderdeel van de klachtprocedure.

Het vorenstaande betekent – anders dan u kennelijk graag ziet – niet dat ik het door u in uw brief van 7 mei 2014 gestelde in twijfel trek. Ik wens dat eenvoudigweg “slechts” te controleren, gelijk ik ook allerlei andere mededelingen/opgaven/berichten van advocaten dien te controleren.

(…)

Ik verneem graag in de loop van deze week of u alsnog het door mij in mijn brief van 18 september 2014 gevraagde PDF-bestand wilt toezenden.

(…)”.

2.11 Bij faxbericht van 14 oktober 2014 heeft verweerder de deken meegedeeld dat wanneer de deken het door hem gestelde niet in twijfel trekt, er geen reden is om te controleren noch over de zaak verder te corresponderen.

2.12 Bij brief van 16 oktober 2014 heeft de deken verweerder meegedeeld dat hij over zal moeten gaan tot indiening van een ambtshalve klacht.

 

3 KLACHT

a) De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hem wordt verweten dat hij niet meewerkt aan verzoeken van de deken om informatie te verschaffen over de registratie van de door hem gebruikte geheimhoudernummers, ten gevolge waarvan verweerder gedragsregel 37 schendt en de deken niet in staat is zijn controlefunctie uit te oefenen.

 

4 VERWEER

4.1 De thans door de deken ingediende klacht is een klacht die al behandeld is door de raad en wel onder nummer R4444/14.30. Verweerder wijst op het “Ne bis in idem” beginsel. Herformuleren van de klacht maakt dit niet anders.

4.2 De deken stelt niet te twijfelen aan de woorden van verweerder. Er is dan ook geen enkele reden om verder onderzoek te doen en/of inlichtingen te verstrekken aan de deken zoals de deken heeft gevraagd. Verweerder behoeft niet zonder meer te reageren op verzoeken van de deken om informatie te verstrekken. De deken dient, conform jurisprudentie van het Hof van Discipline kenbaar te maken welke redenen hij heeft om nader onderzoek te doen en de informatie te wensen. Verweerder heeft geheimhoudernummers geregistreerd op een wijze zoals de Orde van Advocaten hem dat toestaat. Hij voldoet dus aan de Verordening op de Nummerherkenning.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Ontvankelijkheid

In de procedure R4444/14.30 betrof de ambtshalve klacht onder meer het laten verwijderen van de geheimhoudernummers door verweerder, waardoor er geen telefoon- en faxnummers als geheimhoudernummers meer geregistreerd waren. De onderhavige klacht ziet op het niet voldoen aan verzoeken van de deken om informatie te verstrekken. Niet alleen ziet de klacht op een ander feitencomplex, maar tevens is de inhoud van de klacht anders.

5.3 De deken is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

5.4 Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting staat vast dat verweerder niet voldaan heeft aan verzoeken van of namens de deken om inlichtingen te verstrekken en dientengevolge gedragsregel 37 heeft geschonden.

5.5 Gedragsregel 37 strekt er onder meer toe de deken in staat te stellen om de naleving van verordeningen te controleren. Als een advocaat zijn medewerking niet verleent aan een dergelijk onderzoek door de deken, frustreert hij daarmee de belangen die met het toezicht van de deken zijn gemoeid. Medewerking aan het onderzoek is ook essentieel voor het vertrouwen in de advocatuur.

5.6 Verweerder heeft door geen gevolg te geven aan verzoeken van de deken niet alleen een voor het goed functioneren van het toezicht essentiële regel geschonden, maar tevens het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

5.7 Het had op de weg van verweerder gelegen om de door de deken verzochte informatie te verstrekken gelet op de controlebevoegdheid die de deken uitoefent. Dat verweerder voldoet aan de Verordening op de Nummerherkenning dient zichtbaar en in ieder geval controleerbaar te zijn door de deken. Verweerder had derhalve op eerste verzoek een bewijs moeten kunnen overleggen ter zake het geregistreerd zijn van de geheimhoudernummers. Dat verweerder het verzoek van de deken beschouwt als teken van wantrouwen maakt dit niet anders. De deken behoeft niet steeds toelichting te geven op de wijze waarop hij zijn controlerende taak uitoefent en van misbruik daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.

5.8 De klacht is gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevinden van de klacht is de hierna te vermelden maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond;

legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl