Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:47

Zaaknummer

15-004A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet-ontvankelijke klacht tegen de ex-echtgenote van klager wegens gebrek aan belang van klager bij de klacht.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 12 februari 2015

in de zaak 15-004A

 

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 15 januari 2015 met kenmerk 40-14-0168, door de raad ontvangen op 16 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

FEITEN Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan . Bij brief van 15 februari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster. Klager en verweerster zijn voormalige echtelieden en zijn omstreeks 2005 van echt gescheiden. Klager heeft eerder klachten tegen verweerster ingediend. De voorzitter van de raad van discipline heeft één van deze klachten op 9 september 2010 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Op 21 maart 2011 heeft de raad van discipline het verzet tegen deze voorzittersbeslissing ongegrond verklaard. De raad van discipline heeft een tweede klacht van klager tegen verweerster niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing van 19 december 2011. KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1) verweerster alle gedragsregels van de advocatuur op grove wijze heeft overtreden;

2) verweerster op 1 juli 2013 onrechtmatig een dubieus vermogen heeft vergaard;

3) verweerster tot 2007 aangifte vermogensbelasting heeft gedaan en daarna niet meer;

4) verweerster een zwarte bankrekening bij de ING in Zwitserland heeft en deze bedragen niet aan de Belastingdienst heeft opgegeven;

5) verweerster gelden van cliënten heeft verduisterd;

6) verweerster aanzienlijke bedragen van cliënten onder zich heeft en weigert deze terug te betalen;

7) verweerster de ontvangen gelden op de "huizenrekening" nimmer aan de Belastingdienst heeft opgegeven;

8) verweerster weigert de dossiers aan haar cliënten terug te geven; 

9) verweerster een bedrag van NLG 20.000 inzake het dossier "Stonner" nimmer aan de Belastingdienst heeft opgegeven;

10) verweerster geen administratie van de Stichting Beheer Derdengelden heeft bijgehouden;

11) verweerster geen jaarverslagen of notulen heeft gemaakt van de Stichting Beheer Derdengelden;

12) verweerster geen registeraccountant heeft ingeschakeld om de jaarverslagen van de Stichting Beheer Derdengelden te controleren;

13) verweerster aanzienlijke bedragen bij haar moeder heeft ondergebracht;

14) verweerster alle overschrijvingen en opnamen van de Stichting Beheer Derdengelden zelfstandig, zonder tweede handtekening van een medebestuurder, heeft gedaan;

15) verweerster gelden op haar privérekening heeft laten storten, terwijl de gelden op de Stichting Beheer Derdengelden gestort hadden moeten worden;

16) verweerster door haar handelen grote materiële en immateriële schade aan haar cliënten heeft toegebracht;

 

17) verweerster geen verantwoording voor haar werkzaamheden neemt;

18) verweerster geen urenadministratie heeft bijgehouden;

19) verweerster zich herhaaldelijk smadelijk uitlaat over andere personen;

20) verweerster misbruik maakt van haar positie als advocate;

21) verweerster zich schuldig maakt aan diefstal en verduistering van de administratie van klager en van goederen van derden;

22) verweerster weigert enkele door klager met name genoemde dossiers aan hem terug te geven.

 

BEOORDELING De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Wegens het ontbreken van een eigen, rechtstreeks belang bij de klachtonderdelen 6), 8), 10), 11), 12), 14), 15) en 16) moet klager daarin kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Het recht om te klagen uit algemeen belang komt, zoals hiervoor in 3.2 al is overwogen, slechts toe aan de deken. Met de klachtonderdelen 3), 4), 7), 9), en 13) legt klager de tuchtrechter diverse verwijten aan het adres van verweerster voor, die betrekking hebben op fiscale verplichtingen van verweerster. Daargelaten de vraag of klager aangaande deze klachtonderdelen rechtstreeks in zijn belang is getroffen, is het niet aan de tuchtrechter om een oordeel te vellen over de wijze waarop verweerster aan haar verplichtingen ten opzichte van de Belastingdienst voldoet. Deze klachtonderdelen moeten daarom eveneens kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de klachtonderdelen 1), 2), 5), 17), 18), 19), 20), 21) en 22) constateert de voorzitter dat klager deze, ondanks daartoe door de deken diverse malen in de gelegenheid te zijn gesteld, niet heeft onderbouwd, althans dat niet op afdoende wijze te hebben gedaan. Bij gebrek aan voldoende onderbouwing kunnen de feiten, waarop deze klachtonderdelen zijn gebaseerd, niet worden vastgesteld. Deze klachtonderdelen zijn daarom allen kennelijk ongegrond. Bij gebrek aan onderbouwing kan de voorzitter evenmin vaststellen dat klager belang heeft bij deze klachtonderdelen. Daarom dient klager ten aanzien van deze klachtonderdelen eveneens kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, de klacht in al zijn onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 februari 2015.

 

 

Griffier     Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager   

 

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdambinnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.