Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:120

Zaaknummer

15-26

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 maart 2015

in de zaak 15-26

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

in deze vertegenwoordigd door:

de heer [naam] 

[adres]

tegen:

mr.[naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 20 februari 2015 met kenmerk RvT 14-0248 door de raad ontvangen op 23 februari 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de bij deze brief gevoegde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 3.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster is in 2006 als patiënte behandeld in het [naam] Ziekenhuis te [plaats]. Een ingreep op 4 april 2006 kende zodanige complicaties dat een tweede operatie volgde in de avond. Daaropvolgende complicaties vergden nog een operatie op 11 april 2006. Na een kort verblijf op de intensive care heeft klaagster bijna een maand in het ziekenhuis doorgebracht. In juni 2006 volgde opnieuw een ziekenhuisopname.

1.3    Klaagster is van mening dat de artsen in het [naam] Ziekenhuis medische fouten hebben gemaakt. Om die reden heeft klaagster het [naam] Ziekenhuis civielrechtelijk aansprakelijk gesteld en tegen verschillende artsen klachten bij de medische tuchtrechter ingediend.

1.4    De inspectie voor de Gezondheidszorg spreekt in een rapport van januari 2008  van professionele beoordelingsfouten van de betrokken professionals.

1.5    Het Regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg heeft klachten van klaagster over de arts-assistent gynaecologie en de gynaecoloog die betrokken waren bij de eerste operatie,  over de arts-assistent chirurgie en de chirurg die een adviserende rol hadden bij de tweede operatie, over de internist/intensivist die betrokken was bij de IC behandeling en ten slotte over de medisch adviseur van de verzekeraar van het ziekenhuis afgewezen. Klaagster heeft beroep in gesteld tegen de afwijzing van de klachten tegen de gynaecoloog, tegen de arts-assistent chirurgie, tegen de chirurg en tegen de internist/intensivist. Het Centraal tuchtcollege voor de gezondheidszorg heeft de beroepen van klaagster verworpen.

1.6    In de procedures bij de medische tuchtrechter heeft verweerder de hiervoor genoemde artsen en medisch specialisten als gemachtigde bijgestaan. Voorts heeft verweerder het [naam] Ziekenhuis en de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis geadviseerd en begeleid inzake de civiele claim.

1.7    Bij brief van 20 augustus 2014 heeft klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    veelvuldig onwaarheden te uiten;

b)    mee te werken aan het frustreren van de rechtmatige rechtsgang;

c)    stelselmatig belastend bewijs achter te houden.

2. 2    Klaagster stelt dat verweerder door aldus te handelen zich niet heeft gedragen zoals een advocaat betaamt en dat verweerder door onjuistheden te verkondigen in strijd met gedragsregel 30 heeft gehandeld.

3    VERWEER

3.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de voorzitter van de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.3    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij geldt volgens de jurisprudentie van het hof van discipline de volgende maatstaf:

De advocaat van de wederpartij komt een grote mate van vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

ad klachtonderdeel a)

4.4    De kern van de klacht lijkt dat klaagster verweerder verwijt dat hij in de rechtsstrijd over haar dramatisch verlopen operatie en opname de belangen van haar tegenpartij behartigt. Dat is echter de taak van een advocaat.

4.5    Medisch deskundigen én juristen verschillen van mening over de interpretatie van de medische gegevens en over de conclusies die daaraan verbonden kunnen worden. Dat  verweerder in zoverre de standpunten van zijn cliënten verdedigt levert geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt op. Niet gebleken is dat verweerder in zijn taakuitoefening in strijd gehandeld heeft met de onder 4.3 beschreven norm. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b) en c)

4.6    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.7    Blijkens haar eigen stellingen beschikt klaagster over het volledige medische dossier. Voor zover klaagster stelt dat bewijs is achtergehouden wordt door haar niet duidelijk gemaakt over welke stukken of gegevens dit zou gaan. Verweerder interpreteert de klacht  als verwijzing naar de momenten (in 2009 en 2010) dat door zijn cliënten aan klaagsters vertegenwoordiger is gemeld dat verdere informatieverstrekking zou moeten lopen via verweerder en/of in de procedure. Dat is op zichzelf een redelijke kanalisering van gevraagde informatie.

4.8    Klaagster stelt dat bepaalde gegevens (genoemd worden bloedkweken)  aanwezig zouden zijn, maar zijn geweigerd door de cliënt(en) van verweerder. Daargelaten dat er geen aanwijzingen zijn dat klaagsters eerste stelling juist is: er zijn evenmin aanwijzingen dat verweerder bij zodanig achterhouden van bewijs betrokken zou zijn geweest en daarmee zou hebben meegewerkt aan het frustreren van een rechtmatige rechtsgang.

4.9    Dat de cliënt(en) van verweerder klaagsters vertegenwoordiger vals hebben beschuldigd zouden hebben raakt verweerder niet. Dat hij aan een en ander zou hebben meegewerkt blijkt niet.

4.10    In de vele stukken die klaagster ter adstructie van haar klachten heeft overgelegd heeft de voorzitter verder geen relevante punten aangetroffen die bespreking behoeven.

4.11    Nu ook overigens op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder in zijn taakuitoefening de  hiervoor beschreven norm heeft overschreden zijn ook de klachtonderdelen b) en c) kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 23 maart 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klaagster

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten