Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:142
Zaaknummer
L 274 - 2014
Inhoudsindicatie
Verzuimd om de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de kansen en risico’s en de afspraken over de financiële gang van zaken schriftelijk aan klager te bevestigen. Voorts verzuimd om klager schriftelijk uitdrukkelijk te wijzen op de datum waarop de (fatale) bezwaartermijn zou verstrijken. Dat verweerder klager heeft bedreigd is niet komen vast te staan.
Inhoudsindicatie
Klacht Deels gegrond. Waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 15 juni 2015
in de zaak L274-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 22 oktober 2014 met kenmerk DOK14-064, door de raad ontvangen op 23 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015. Ter zitting zijn klager en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. B, verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 22 oktober 2014 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich in oktober 2012 tot verweerder gewend met de vraag of bezwaar kon worden gemaakt tegen de beschikking van de IND d.d. 17 oktober 2012, waarin het naturalisatieverbod van klager was afgewezen. Ten kantore van verweerder heeft een intakegesprek met klager plaatsgevonden, waarbij verweerder klager een mondeling advies heeft gegeven. Verweerder heeft de inhoud van het intakegesprek niet schriftelijk aan klager bevestigd.
2.2 De bezwaartermijn liep af op 28 november 2012. Er is niet tijdig een (pro forma-) bezwaarschrift ingediend, zodat de bezwaartermijn ongebruikt is verstreken.
2.3 Verweerder heeft bij de Raad voor Rechtsbijstand een adviestoevoeging aangevraagd en verkregen. Verweerder heeft bij de Raad voor Rechtsbijstand een declaratieverzoek ingediend, waarbij hij heeft aangegeven dat hij gedurende niet meer dan zes uur advieswerkzaamheden heeft verricht. Aan klager is een factuur ter zake de eigen bijdrage van € 127,-- verzonden, maar verweerder heeft daarvan geen betaling verlangd.
2.4 Op 10 januari 2014 heeft op verweerders kantoor tussen klager en verweerder een bespreking plaatsgevonden, die heeft geleid tot een hevige discussie en een schermutseling tussen klager en verweerder. Klager heeft op 2 april 2014 bij de politie jegens verweerder aangifte gedaan van bedreiging.
2.5 Bij brief d.d. 10 februari 2014 heeft de interne klachtenbehandelaar van verweerders kantoor klager medegedeeld dat het maken van bezwaar in klagers zaak geen zin zou hebben gehad, omdat er geen beroep kon worden gedaan op bewijsnood. Op 12 februari 2014 heeft op verweerders kantoor een bespreking plaatsgevonden tussen klager en de interne klachtenbehandelaar van verweerders kantoor. Bij brief d.d. 26 februari 2014 heeft de interne klachtenbehandelaar nogmaals aan klager medegedeeld dat het maken van bezwaar in klagers zaak geen zin zou hebben gehad.
2.6 Op 2 april 2014 heeft klager verweerder schriftelijk verzocht hem de adresgegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te doen toekomen en heeft hij verweerder verzocht om de schade te vergoeden die klager heeft geleden ten gevolge van het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift.
2.7 Bij brief d.d. 22 april 2014 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat hij geen aansprakelijkheid erkent, maar dat hij klagers brief evenwel uit coulance zou doorgeleiden aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. tekort schiet in een zorgvuldige dienstverlening: verweerder zou voor klager een bezwaarschrift indienen tegen de afwijzing door de IND d.d. 17 oktober 2012 van een verzoek tot naturalisatie. Verweerder heeft de toevoeging aangevraagd, van klager betaling van de eigen bijdrage verlangd, maar vervolgens niets gedaan en de termijn laten verlopen;
2. tijdens een onderhoud op zijn kantoor klager met de dood heeft bedreigd, uitgescholden en geduwd.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdeel 1
Verweerder heeft geen opdracht tot het indienen van een bezwaarschrift aanvaard, nu het indienen van een bezwaarschrift geen zin had, omdat een dergelijk bezwaar zou worden afgewezen bij gebreke van extra bewijs waarmee een beroep op bewijsnood zou kunnen worden gedaan. Klager zou trachten om extra bewijs te verzamelen, waarna bij het verkrijgen daarvan zou worden bezien of bezwaar zou worden ingesteld. Klager had echter geen tijd of geld om naar het consulaat te gaan. Verweerder heeft wel een toevoeging aangevraagd en verkregen en heeft ook een declaratieverzoek ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand, maar heeft van klager geen betaling verlangd van de eigen bijdrage.
4.2 Klachtonderdeel 2
Op 10 januari 2014 heeft tussen klager en verweerder wel een schermutseling plaatsgevonden. Verweerder ontkent echter ten stelligste dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de door klager gestelde gedragingen.
5 BEOORDELING
5.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
5.2 Klachtonderdeel 1
Klager heeft gesteld dat verweerder de opdracht heeft aanvaard om namens klager een bezwaarschrift in te dienen tegen de beschikking van de IND d.d. 17 oktober 2012. Verweerder heeft betwist dat hij een opdracht van klager heeft aanvaard. De raad stelt evenwel vast dat verweerder wel een toevoeging heeft aangevraagd en verkregen en dat hij ook werkzaamheden heeft gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Daaruit volgt reeds dat verweerder van klager kennelijk wel een opdracht heeft aanvaard. Dat er een misverstand kon ontstaan over de aard en de omvang van die opdracht, is naar het oordeel van de raad veroorzaakt door het feit dat verweerder heeft verzuimd om de aard en de omvang van die opdracht aan klager te bevestigen.
5.3 De raad overweegt in dat verband dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen de advocaat en de cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij voorts de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken. Een advocaat is immers gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden (gedragsregel 23 lid 1).
5.4 Verweerder heeft desgevraagd ter zitting van de raad verklaard dat hij klager naar aanleiding van het intakegesprek geen schriftelijke bevestiging heeft gestuurd, waarin de inhoud van hetgeen tijdens het intakegesprek was besproken was vastgelegd. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder was gelegen om de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de kansen en risico’s en de afspraken over de financiële gang van zaken schriftelijk aan klager te bevestigen. Voorts had verweerder klager schriftelijk uitdrukkelijk moeten wijzen op de datum waarop de (fatale) bezwaartermijn zou verstrijken. Door dit alles na te laten, heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals het een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt. Klachtonderdeel 1 is derhalve gegrond.
5.5 Klachtonderdeel 2
De raad stelt vast dat omtrent hetgeen op 10 januari 2014 op het kantoor tussen klager en verweerder is voorgevallen, de lezingen van klager en verweerder uiteen lopen. Verweerder heeft immers ten stelligste ontkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de door klager gestelde gedragingen. De raad kan niet vaststellen welke lezing de juiste is.
5.6 In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is voor wat betreft dit klachtonderdeel niet het geval. Klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft verzuimd om de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de kansen en risico’s en de afspraken over de financiële gang van zaken schriftelijk aan klager te bevestigen. Voorts heeft verweerder verzuimd om klager schriftelijk uitdrukkelijk te wijzen op de datum waarop de (fatale) bezwaartermijn zou verstrijken. Aldus heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet heeft gehandeld zoals het een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt. De raad acht een enkele waarschuwing in deze een passende maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
1. verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing;
2. verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per e-mail verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder/verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager/klaagster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl