Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:34

Zaaknummer

14-228A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Nadat een advocaat-cliënt relatie met klaagster was ontstaan, heeft verweerster een korte adviesvraag van de wederpartij van klaagster beantwoord, zonder dat verweerster duidelijk was dat het om de wederpartij van klaagster ging. Door direct na ontdekking daarvan de advocaat-cliënt relatie met klaagster te beëindigen, heeft verweerster de belangen van klaagster geschaad. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 2 februari 2015

in de zaak 14-228A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te     

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 26 augustus 2014 met kenmerk 40-14-0222, door de raad ontvangen op 28 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich op 22 maart 2013 tot verweerster gewend, in verband met grievende en lasterlijke teksten die over klaagster op internet waren geplaatst. Klaagster wenste hierover tegen meerdere personen, waaronder de heer V., een procedure te starten.

2.3 Verweerster heeft onderzoek moeten doen naar het adres waar de heer V. ingeschreven zou staan. In dit kader heeft zij bij brief van 11 juli 2013 de gemeente Rotterdam gevraagd om een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie met betrekking tot de heer V.

2.4 Bij brief van 4 september 2013 heeft verweerster aan klaagster geschreven, voor zover relevant:

“Het uittreksel van [de heer V.] is niet verkregen omdat enkel de achternaam niet voldoende is. Indien u nadere gegevens heeft verzoek ik u die aan mij te verstrekken.”

2.5 Bij brief van 30 oktober 2013 heeft verweerster de gemeente Valkenburg gevraagd om een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie aangaande de heer V.

2.6 Bij brief van 4 maart 2014 heeft verweerster namens klaagster de heer V. aansprakelijk gesteld vanwege het plaatsen van jegens klaagster grievende en lasterlijke teksten op internet.

2.7 Een brief van verweerster aan klaagster van 11 maart 2014 luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Zoals aan u gemeld blijk ik één van uw wederpartijen, [de heer. V], eerder in een andere kwestie te hebben geadviseerd hetgeen thans betekent dat ik u niet kan bijstaan zonder zijn toestemming.”

2.8 Bij brief met bijlagen van 21 maart 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster de zaak die zij voor klaagster in behandeling had onvoldoende voortvarend heeft behandeld en niet op adequate wijze het adres van de heer V., de wederpartij van klaagster, heeft achterhaald;

b) verweerster zich heeft teruggetrokken nadat bleek dat de heer V. een cliënt van kantoor was.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft toegelicht op welke wijze zij sinds 22 maart 2013 heeft getracht om adresgegevens van de heer V. op te vragen. Omdat zij in eerste instantie over te weinig gegevens van de heer V. beschikte, heeft dat enige tijd geduurd.

4.2 Voorts heeft verweerster aangevoerd dat haar niet eerder bekend was dat zij de wederpartij van klaagster, de heer V., ook had geadviseerd. De heer V. heeft verweerster op 24 juni 2013 telefonisch een korte vraag gesteld, waarna zij hem per e-mail heeft geantwoord. Daar zijn geen kosten voor in rekening gebracht en is ook geen dossier van aangemaakt. Deze werkwijze wordt door het kantoor van verweerster gekwalificeerd als een ‘ambulante vraag’. Verweerster zag de heer V. dan ook niet als cliënt. Zij is op dat moment niet nagegaan of deze heer V. dezelfde heer V. was uit het dossier van klaagster. Na het uitbrengen van de aansprakelijkstelling heeft de heer V. echter contact opgenomen met verweerster en op Facebook het bericht geplaatst dat hij een aansprakelijkstelling van zijn eigen advocaat had ontvangen. Pas op dat moment werd verweerster duidelijk dat zij de heer V. eerder had geadviseerd.  Vervolgens heeft zij direct contact gezocht met klaagster. Zij heeft meerdere malen haar excuses aangeboden en het dossier onverwijld aan klaagster geretourneerd. Ook de door klaagster betaalde eigen bijdrage is gerestitueerd. Verweerster meent dan ook dat zij in dezen voortvarend en correct heeft gehandeld.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a is de raad van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster de zaak van klaagster onvoldoende voortvarend heeft aangepakt. Weliswaar is enige tijd verstreken tussen het eerste gesprek met klaagster op 22 maart 2013, het vervolgens pas in juli 2013 aanvragen van uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie en de aansprakelijkstelling van de heer V. in maart 2014, maar verweerster heeft hieromtrent aangevoerd dat de reden voor de vertraging was dat nadere gegevens voor de aansprakelijkstelling ontbraken en zij deze gegevens nog van klaagster zou ontvangen. Dit is door klaagster niet betwist. Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b oordeelt de raad als volgt.

5.4 Anders dan verweerster meent de raad dat geen sprake is geweest van een situatie waarin verweerster niet meer voor klaagster kon optreden. Tussen verweerster en klaagster bestond vanaf 22 maart 2013 een advocaat-cliënt relatie. Pas nadat deze relatie is ontstaan, heeft verweerster de wederpartij van klaagster, de heer V., telefonisch op 24 juni 2013 van een kort advies voorzien en dit antwoord eveneens per e-mail aan de heer V. verstuurd. Voor dit advies zijn geen kosten in rekening gebracht, noch heeft verweerster daarvoor een dossier aangemaakt. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster, op het moment dat zij erachter kwam dat zij een korte vraag van de heer V. had beantwoord, dat weliswaar had moeten meedelen aan klaagster, maar dat er op dat moment geen reden bestond om de bestaande advocaat-cliënt relatie met klaagster te beëindigen. Nu verweerster echter direct de relatie heeft beëindigd, heeft zij daarmee de belangen van klaagster geschaad en aldus niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.5 De raad merkt op dat de werkwijze van het kantoor van verweerster debet is aan de ontstane situatie. Door ambulante vragen te behandelen zonder een dossier te openen en een conflict check uit te voeren, wordt het risico in het leven geroepen dat zich in deze zaak heeft verwezenlijkt, te weten het adviseren van een wederpartij van een reeds bestaande cliënt van kantoor.  Verweerster heeft zich als advocaat-stagiaire gevoegd naar het beleid van haar kantoor. De raad heeft weliswaar begrip voor de positie die een advocaat-stagiaire op een kantoor inneemt, dit ontneemt verweerster echter niet haar eigen verantwoordelijkheid voor de behandeling van haar zaken, waarop zij tuchtrechtelijk kan worden aangesproken.

5.6 Klachtonderdeel b is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de gegrond bevonden klacht in deze zaak tegen verweerster acht de raad de hierna te noemen maatregel ten aanzien van haar passend en geboden.

6.2 Het vorengaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. P. van Lingen, E.M.J. van Nieuwenhuizen, J.J. Trap en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde onderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde onderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl