Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:133

Zaaknummer

R. 4790/15.100

Inhoudsindicatie

Uit hetgeen verweerder in het beslagrekest heeft vermeld blijkt dat hij voor de onderbouwing van de vrees voor verduistering gebruik heeft gemaakt van door klaagster aan hem tijdens een bespreking verstrekte informatie. Zo dit al een schending van verweerders geheimhoudingsplicht oplevert, is van belang dat niet is gesteld of gebleken dat hij die informatie aan niet-geheimhouders heeft verstrekt. Uit het dossier blijkt c.q. kan worden afgeleid dat verweerder die informatie slechts heeft verstrekt aan andere geheimhouders als de deken, de rechtbank Limburg en de deurwaarder. Bovendien heeft verweerder de deken verzocht de conservatoire beslaglegging te toetsen. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het beslagrekest getoetst en verlof verleend voor conservatoire beslaglegging.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond .

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 20 mei 2015 met kenmerk K361 2014 bm/sh, door de raad ontvangen op 21 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan bij de verkoop van een appartement te T. (Frankrijk), welk appartement gedeeltelijk aan haar dochter in eigendom toebehoorde.

1.3 Klaagster heeft op enig moment geweigerd de declaratie van verweerder te betalen, waarna verweerder, na overleg met de deken, conservatoir beslag heeft laten leggen op de woning van klaagster.

1.4 Bij brief van 16 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. zich ten overstaan van de deken en ten overstaan van de rechter schuldig heeft gemaakt aan misleiding, doordat hij in een brief van 4 juli 2014 aan de deken heeft gesteld dat klaagster zich op een gegeven moment onbereikbaar heeft gehouden en zij niet meer antwoordde op zijn e-mails en telefonische oproepen;

b. in een verzoekschrift, strekkende tot het leggen van conservatoir beslag onder de schuldenaar op een onroerende zaak (hierna: het beslagrekest), de rechter heeft misleid door te stellen dat klaagster zich vanaf een bepaald moment voor hem onbereikbaar heeft gehouden en niet meer reageerde op zijn e-mails en vele telefonische oproepen. Bovendien suggereerde verweerder in het beslagrekest dat klaagster een buitenlandse bankrekening zou hebben en dat gevaar zou bestaan voor verduistering, omdat zij doende zou zijn het appartement te verkopen;

c. zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, nu klaagster hem had geïnformeerd over de verkoop van het appartement, en hij vervolgens beslag heeft gelegd op dat appartement.

 

3 VERWEER

3.1 Bij brief van 4 juli 2014 heeft verweerder de deken verzocht om overleg op grond van gedragsregel 27 lid 7. Bij brief van 10 juli 2014 heeft de deken verweerder daaromtrent geadviseerd. Naar aanleiding van dit advies heeft de maatschap van verweerder conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zak van klaagster. Daaropvolgend is door de maatschap van verweerder een procedure aanhangig gemaakt bij de Rechtbank, sector kanton.  Verweerder heeft gesteld dat alle elementen uit de brief van klaagster van 16 december 2014 reeds naar voren zijn gebracht in haar conclusies van conventie en reconventie in genoemde procedure. Verweerder heeft al deze elementen in zijn conclusies weerlegd.

3.2 Verweerder is van mening dat het beslag zorgvuldig en volgens de gedragsregels is gelegd. Hij merkt op dat klaagster tot het moment van beslaglegging zijn declaratie nog altijd niet had voldaan. Verweerder heeft gesteld dat hij niet bekend was en is met andere verhaalsmogelijkheden dan het appartement waarop thans beslag ligt. Ten aanzien van het gestelde in het verzoekschrift betreffende het “gevaar voor verduistering” heeft verweerder gesteld dat  dat geen aantijging aan het adres van klaagster betreft, maar een in de wet als zodanig genoemde voorwaarde voor het kunnen leggen van conservatoir beslag.

3.3 Volgens verweerder blijkt voorts genoegzaam uit de stukken en het procesdossier dat klaagster zich onbereikbaar heeft gehouden, nadat hij haar had ingelicht over de op dat moment bestaande kostenontwikkeling.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Ten aanzien van de gestelde misleiding (klachtonderdeel a en klachtonderdeel b deels)

In het beslagrekest schrijft verweerder (onder 6): “Vanaf dat moment [lees: na een e-mail van 23 mei 2014 van verweerder aan klaagster] hield Gerekwestreerde zich voor Verzoekster onbereikbaar en antwoordde zij niet meer op e-mails en vele telefonische oproepen van de zijde van Verzoekster.” In het beslagrekest schrijft verweerder (onder 7): “Vervolgens liet Gerekwestreerde per e-mail, per – naar later bleek – gelijkluidend aangetekend schrijven van 25 mei jl. en in enkele latere e-mails aan Verzoekster weten …”.

Op pagina 2 van zijn brief d.d. 4 juli 2014 aan de deken komen gelijkluidende passages voor.

De volzin in het beslagrekest onder 6 en de zinsnede in het beslagrekest onder 7 dienen naar het oordeel van de voorzitter in samenhang gelezen te worden. Aldus bezien heeft verweerder de deken noch de rechter misleid.

4.3 Ten aanzien van de gestelde betichting van verduistering en de suggestie dat klaagster een buitenlandse bankrekening zou hebben (klachtonderdeel b deels)

In het beslagrekest schrijft verweerder (onder 17): “Dit klemt temeer nu Gerekwestreerde tijdens eerdergenoemde bespreking ten kantore van Verzoekster heeft aangegeven doende te zijn ook dit appartement [lees: te Maastricht] te verkopen, waardoor gevaar voor verduistering bestaat.”

Verweerder heeft aldus op niet onnodig grievende wijze voldaan aan zijn in dit soort procedures geldende stelplicht. Het woord “verduistering” heeft in dit kader een andere betekenis dan de strafrechtelijke verduistering.

In het beslagrekest schrijft verweerder (onder 14): “Aan Verzoekster is volstrekt onbekend op welke bankrekening de verkoopopbrengst van het appartement in Thionville is voldaan. Waarschijnlijk is dit wederom een buitenlandse bankrekening geworden.”

Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd. De voorzitter vermag niet in te zien om welke reden dit deel van het beslagrekest als tuchtrechtelijk laakbaar zou kunnen worden beschouwd.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c

Uit hetgeen verweerder in beslagrekest sub 17 heeft vermeld (zie hierboven onder 4.3) blijkt dat hij voor de onderbouwing van de vrees voor verduistering gebruik heeft gemaakt van door klaagster aan hem tijdens een bespreking verstrekte informatie. Zo dit al een schending van verweerders geheimhoudingsplicht oplevert, is van belang dat niet is gesteld of gebleken dat hij die informatie aan niet-geheimhouders heeft verstrekt. Uit het dossier blijkt c.q. kan worden afgeleid dat verweerder die informatie slechts heeft verstrekt aan andere geheimhouders als de deken, de rechtbank Limburg en de deurwaarder. Bovendien heeft verweerder in zijn bovengemelde brief d.d. 4 juli 2014 de deken verzocht de conservatoire beslaglegging op klaagsters appartement te Maastricht te toetsen. De deken heeft bij brief d.d. 10 juli 2014 verweerder laten weten: “Uitgaande van bovengenoemde feiten en omstandigheden lijkt mij dat er voldoende aanwijzingen zijn dat uw voornemen om conservatoire maatregelen te nemen niet lichtvaardig tot stand zijn gekomen.” Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het beslagrekest getoetst en op 15 juli 2014 verlof verleend voor conservatoire beslaglegging.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 20 juni 2015

 

griffier  Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 juni 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.  

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.