Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:18

Zaaknummer

OB 326 - 2014

Inhoudsindicatie

Werkzaamheden van de advcocaat hebben geleid tot herleving van het recht op een WWB-uuitkering. Hiermee heeft de advocaat voldaan aan de hem verleende opdracht. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15  januari 2015

in de zaak OB 326-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 29 december 2014 met kenmerk 48/14/122K , door de raad ontvangen op 30 december 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

    1.1         Op 11 november 2013 is de WWB-uitkering van klager door de gemeente X met ingang van 1 oktober 2013 geblokkeerd. De reden hiervoor was dat klager niet wilde meewerken aan een onderzoek door de gemeente.

    1.2         Klager is op 11 december 2013 door het Juridisch Loket naar verweerder verwezen. Klager werd verwezen voor rechtsbijstand inzake bezwaar tegen de beschikking van de gemeente X dd. 11 november 2013. In het door klager ondertekend opdrachtformulier van verweerder staat als aard en inhoud van de werkzaamheden vermeld: “bezwaar tegen beslissing 11-11-2013 + vovo”.

    1.3       Verweerder heeft op 16 december 2013 namens klager bezwaar gemaakt tegen voormelde beslissing van de gemeente X en een voorlopige voorzieningenprocedure aanhangig gemaakt. Verweerder heeft het bezwaarschrift op 10 januari 2014 aangevuld.

    1.4         Bij beslissing dd. 13 januari 2014 heeft de gemeente X de WWB-uitkering van klager met terugwerkende kracht per 12 mei 2012 beëindigd. Verweerder heeft hiertegen op 14/15 januari 2014 bezwaar gemaakt en opnieuw een voorlopige voorziening gevraagd.

    1.5         Op 17 januari 2014 heeft de behandeling van de verzochte voorziening plaatsgevonden. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden in afwachting van nadere informatie van partijen.  

    1.6         Op 20 januari 2014 heeft een overleg tussen klager en verweerder enerzijds en de gemeente X anderzijds plaatsgevonden. Dit overleg resulteerde in de afspraak dat geanonimiseerde versies van de door de gemeente X gewenste bankafschriften ter inzage gegeven zouden worden aan de voorzieningenrechter. Verweerder heeft op 21 januari 2014 geanonimiseerde bankafschriften van de stichting aan de voorzieningenrechter toegestuurd met een afschrift daarvan aan de gemeente X.

    1.7         De gemeente X heeft bij besluit dd. 23 januari 2014 de besluiten van 11 november 2013 en 13 januari 2014 ingetrokken, als gevolg waarvan klager weer recht had op een uitkering vanaf 1 oktober 2013. De gemeente X berichtte klager het griffierecht in de twee voorlopige voorzieningenprocedures te zullen vergoeden en gaf te kennen dat klager voor de eigen bijdrage een aanvraag bijzonder bijstand bij de gemeente kon indienen. De voorlopige voorzieningenprocedure is -bij gebrek aan verder belang- ingetrokken. De beslissing van de gemeente X is op 24 januari 2014 aan klager verzonden, met opsomming van de aan de WWB-uitkering verbonden nadere voorwaarden. Klager heeft tegen de beslissing van 23 januari 2014 geen bezwaar gemaakt.

    1.8         Klager heeft zich in juli 2014 beklaagd over het optreden van verweerder.  

 

2.           KLACHT

   2.1          De klacht van 29 juli 2014 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de  Advocatenwet doordat:

verweerder de belangen van klager in een bestuursrechtelijk geschil met de gemeente X niet zorgvuldig heeft behartigd.  Verweerder heeft incompetent en nalatig gehandeld.

    2.2         Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.

                  Verweerder is in de arm genomen om het recht op privacy van stichtingen te verdedigen tegen een gemeente die dit recht met voeten heeft getreden op straffe van beëindiging van het levensonderhoud van klager. Verweerder heeft deze opdracht niet (goed) uigevoerd.

 

3.           VERWEER

    3.1         De gemeente wenste afschriften van de bankafschriften van een stichting van klager. Klager weigerde deze te verstrekken. Verweerder heeft hierover bij herhaling met klager gesproken en hem bericht dat de gemeente dergelijke informatie mag opvragen. Tijdens het gesprek op 20 januari 2014 ging de gemeente akkoord met het verstrekken van geanonimiseerde bankafschriften via de voorzieningenrechter. Verweerder heeft na afloop van het overleg de diverse mogelijkheden met klager besproken. Klager ging akkoord met het verstrekken van de geanonimiseerde bankafschriften van de stichting aan de voorzieningenrechter, met een afschrift daarvan aan de gemeente. Er is voor deze wijze van verstrekken gekozen omdat de gemeente aldus over de gevraagde informatie kon beschikken en klager deze gegevens vanuit zijn principes niet direct aan de gemeente had verstrekt en toch weer recht op zijn WWB-uitkering zou hebben.

    3.2         Bij beslissing dd. 23 januari 2014 heeft de gemeente zijn eerdere beslissingen ingetrokken, waardoor het recht op uitkering van klager vanaf 1 oktober 2013 weer herleefde. De werkzaamheden van verweerder zijn met voormelde beslissing van de gemeente tot een einde gekomen.

    3.3         Verweerder heeft gehandeld binnen de opdracht die hij van klager had gekregen. Verweerder heeft steeds overleg gevoerd met klager en telkens pas na zijn toestemming stukken ingediend of verstrekt.

    3.4         Verweerder heeft bij klager geïnformeerd naar de stand van zaken betreffende de door klager verschuldigde eigen bijdragen. Klager heeft voor de eigen bijdragen een aanvraag tot bijzonder bijstand bij de gemeente ingediend. Verweerder heeft zich terughoudend opgesteld met de incasso van de eigen bijdragen en gewacht op de toekenning van de aanvraag tot bijzondere bijstand. Op 15 juli 2015 heeft klager bericht dat de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage was verleend. Klager heeft de eigen bijdragen nog niet voldaan.

                   

4.           BEOORDELING

4.1         Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.3         Uit  het aan de raad overgelegde verwijzingsformulier van het Juridisch Loket en de door klager ondertekende opdrachtbevestiging van verweerder blijkt dat aan verweerder opdracht is verleend bezwaar te maken tegen de beslissing van de gemeente dd. 11 november 2013 en in dat kader het vragen van een voorlopige voorziening. Verweerder heeft conform de opdracht bezwaar gemaakt tegen voormelde beslissing en een voorlopige voorziening gevraagd. Ook tegen de beslissing van de gemeente dd. 13 januari 2014 is door verweerder een bezwaarschrift ingediend en wederom werd een voorlopige voorziening gevraagd. De behandeling van de voorlopige voorzieningen heeft geleid tot overleg met de gemeente en uiteindelijk heeft de gemeente de beslissingen dd. 11 november 2013 en 13 januari 2014 ingetrokken, waardoor het recht op uitkering van klager per 1 oktober 2013 herleefde. Verweerder heeft hiermee voldaan aan de aan hem verleende opdracht.

4.4         Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de zaak onvoldoende zorgvuldig heeft behandeld. Het moge zo zijn dat het klager niet welgevallig is om afschriften van zijn stichting aan de gemeente te verstrekken, dit betekent niet dat verweerder hem onjuist heeft geadviseerd door klager voor te houden dat een weigering tot het overleggen van de verzochte bankafschriften vermoedelijk tot consequentie zou hebben dat klager geen recht meer zou hebben op een WWB-uitkering. Verweerder heeft deze inschatting op goede gronden gemaakt en klager aldus juist geadviseerd. De gemeente heeft de beslissing tot beëindiging van de uitkering van klager met terugwerkende kracht ingetrokken, waarmee het door klager gewenste resultaat is behaald.

4.5         Verweerder heeft zijn werkzaamheden naar behoren verricht. De werkzaamheden van verweerder hebben ertoe geleid dat aan klager per 1 oktober 2013 een WWB-uitkering werd toegekend. Dat verweerder uitdrukkelijk opdracht had gekregen om de privacy van stichtingen in de procedure ten principale aan de orde te stellen is niet komen vast te staan. Nu niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  15  januari 2015 .

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 januari 2015

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.