Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:56

Zaaknummer

OB 148 - 2014

Inhoudsindicatie

Toevoegingsaanvraag volgens klager te laat ingediend, brief te vroeg verzonden en onvoldoende over de geuite klachten gecommuniceerd. Klacht (ged) gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

 

Beslissing van 23 februari 2015

in de zaak OB 148 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

     

                      klager

 

 

                      tegen:

 

                     

                    

                     

                     verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 16 mei 2014 met kenmerk nr. 48-13-217K, door de raad ontvangen op 19 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager heeft zich op 30 september 2013 voor een intakegesprek tot verweerster gewend. Klager wilde dat de toevoeging waarvoor hij in aanmerking kwam nog vóór 1 oktober 2013 zou worden aangevraagd, dit in verband met een wijziging in de hoogte van de eigen bijdrage. Verweerster heeft nog diezelfde dag een toevoegingsaanvraag ingediend, maar door drukte bij de Raad voor Rechtsbijstand is het niet gelukt om de toevoeging elektronisch aan te vragen. Verweerster heeft daarop contact met de Raad voor Rechtsbijstand opgenomen en heeft vervolgens de toevoegings­aanvraag per post nagezonden. De toevoegingsaanvraag is op 2 oktober 2013 door de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen, maar behandeld als ware deze ontvangen op 30 september 2013.

2.2      Op 6 november 2013 heeft verweerster telefonisch contact met mevrouw X over de zaak van klager gehad. Vervolgens heeft zij contact met klager opgenomen en een conceptbrief aan de wederpartij van klager opgesteld. Op 7 november 2013 heeft klager zich met dit concept akkoord verklaard. Klager heeft verweerster gevraagd om de brief een dag later, derhalve op 8 november 2013, te verzenden, zodat zijn wederpartij deze pas na het weekend zou ontvangen. Ondanks dit verzoek van klager heeft verweerster de brief toch al op 7 november 2013 verzonden. Klager heeft daarover direct zijn ongenoegen geuit bij de secretaresse van verweerster en verweerster verzocht om hem terug te bellen. Verweerster heeft klager op maandag 11 november 2013 teruggebeld. In dat telefoongesprek bleek dat sprake was van een vertrouwensbreuk tussen klager en verweerster, waardoor verweerster haar werkzaamheden voor klager heeft beëindigd.

2.3      Klager heeft zich vervolgens bij brief van 26 december 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

 

1.    anders dan afgesproken de toevoegingsaanvraag niet vóór 1 oktober 2013 in te dienen;

2.    in strijd met de gemaakte afspraak de brief aan de ex-partner van te vroeg te verzenden;

3.    onvoldoende met klager over zijn klachten te communiceren.

 

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij de toevoegingsaanvraag wel degelijk op 30 september 2013 heeft ingediend. Door drukte bij de Raad voor Rechtsbijstand lukte het echter niet om de aanvraag elektronisch in te dienen. Verweerster heeft vervolgens telefonisch contact met de Raad voor Rechtsbijstand gezocht en heeft de toevoegingsaanvraag op verzoek van de Raad voor Rechtsbijstand per post nagezonden. De Raad voor Rechtsbijstand heeft deze toevoegingsaanvraag op 2 oktober 2013 ontvangen, maar de aanvraag wel behandeld als ware deze op 30 september 2013 binnengekomen. Dat blijkt uit de aan klager opgelegde eigen bijdrage van € 303,00, conform de vóór 1 oktober 2013 geldende richtlijnen van de Raad voor Rechtsbijstand.

4.2      Verweerster erkent dat klager haar had verzocht om de brief aan zijn wederpartij pas op 8 november 2013 te versturen. De secretaresse van verweerster heeft echter de brief al op 7 november 2013 verzonden. Verweerster wijst op het feit dat de aangetekende brief aan de wederpartij van klager door haar kantoor retour is ontvangen omdat deze door de wederpartij van klager nooit is afgehaald. Daarnaast is verweerster op 26 november 2013 door de advocaat van de wederpartij van klager telefonisch benaderd, omdat hij de zaak wilde bespreken. Daarbij werd aangegeven dat de wederpartij van klager een brief had aangetroffen tussen enkele papieren, waarop stond dat deze ook aangetekend verzonden zou zijn. De wederpartij van klager had deze brief echter nimmer per post of per aangetekende post ontvangen. Verweerster is dan ook van mening dat klager als gevolg van het te vroeg verzenden van de brief geen schade heeft geleden, zodat hij geen belang heeft bij zijn klacht.

4.3      Verweerster stelt voorts dat zij klager op 11 november 2013 telefonisch heeft gesproken. Eerder was verweerster niet in staat om klager terug te bellen. Op 8 november 2013 had verweerster namelijk een zitting, zodat zij op dat moment telefonisch niet bereikbaar was. Verweerster heeft tenslotte in het telefoongesprek moeten constateren dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen haar en klager, waardoor zij haar werkzaamheden heeft beëindigd. Verweerster is van mening dat er geen sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen harerzijds.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Klager stelt dat de toevoegingsaanvraag pas op 2 oktober 2013 door de Raad voor Rechtsbijstand is ontvangen, zodat verweerster zich niet heeft gehouden aan de afspraak om de toevoeging nog op 30 september 2013 aan te vragen. Verweerster heeft aangegeven dat zij zulks wel heeft geprobeerd, maar dat dat niet lukte door grote drukte bij de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerster heeft telefonisch contact met de Raad voor Rechtsbijstand gezocht en heeft de toevoegingsaanvraag vervolgens per post nagezonden. De toevoegingsaanvraag is door de Raad voor Rechtsbijstand inderdaad op 2 oktober 2013 ontvangen, maar is behandeld als ware deze ontvangen op 30 september 2013, zo blijkt uit de aan klager opgelegde eigen bijdrage. Deze bedraagt namelijk € 303,00, conform de oude richtlijnen die golden vóór 1 oktober 2013. Dat wordt door klager ook niet betwist. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.2      Verweerster heeft erkend dat zij met klager nadrukkelijk had afgesproken dat de door haar opgestelde brief pas op 8 november 2013 zou mogen worden verzonden. De conceptbrief is door verweerster opgesteld na een overleg met klager en een overleg met de maatschappelijk werkster die bij de kwestie betrokken was. Deze maatschappelijk werkster heeft op 6 november 2013 telefonisch contact met verweerster gezocht en aangegeven dat klager voornemens was om zijn zoon bij zijn ex-partner weg te halen. Verweerster heeft aangegeven dat zij het met die strategie niet eens was, maar heeft vervolgens wel in overleg met klager een conceptbrief opgesteld en de afspraak gemaakt dat de brief niet vóór 8 november 2013 zou worden verzonden. Verweerster erkent ook dat de brief, in tegenstelling tot hetgeen was afgesproken, op 7 november 2013 al is gepost. Verweerster heeft derhalve een fout gemaakt en zich niet aan de met klager gemaakte afspraak gehouden. Klager heeft onweersproken gesteld dat indien zijn ex-partner de brief van verweerster te vroeg onder ogen zou krijgen, dit zeer ernstige gevolgen zou kunnen hebben. Gelet op die gevolgen en het feit dat verweerster daarmee bekend was, alsmede gelet op het feit dat zo nadrukkelijk was afgesproken om de brief niet vóór 8 november te verzenden, is het handelen van verweerster onzorgvuldig. Verweerster wist van het scenario van klager om zijn zoon bij zijn ex-partner weg te halen. Verweerster was het daarmee weliswaar niet eens, maar het belang van het op tijd versturen van de brief was bij haar bekend. Het feit dat de kwestie met een sisser is afgelopen doordat klager zijn zoon heeft geïnstrueerd om de post te onderscheppen, waardoor de ex-partner van klager de brief in kwestie nooit heeft ontvangen, doet daar niet aan af. Dat is een geluk bij een ongeluk, maar maakt het handelen van verweerster niet minder klachtwaardig. Het tweede klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.3      Klager beklaagt zich over het feit dat verweerster niet adequaat zou hebben gereageerd op zijn klachten. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat klager op vrijdag 8 november 2013 contact met verweerster heeft gezocht. Verweerster had op dat moment een zitting in Roermond en heeft klager op maandag 11 november 2013 aan het eind van de middag teruggebeld. Klager stelt dat verweerster hem eerder had moeten terugbellen. Verweerster geeft aan dat zij daartoe niet in de gelegenheid was. Door klager wordt dit ten stelligste betwist. De verklaringen van klager en verweerster op dit punt staan lijnrecht tegenover elkaar. Dat betekent dat de raad geen oordeel kan uitspreken. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerster meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager, het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies gebeurd is.

5.4      Klager heeft vervolgens op 15 december 2013 per e-mail een klacht tegen verweerster ingediend. Verweerster heeft op 20 december 2013 uitgebreid op deze klacht gereageerd. Het feit dat verweerster daarbij een termijn van 5 dagen heeft genomen om haar antwoord te concipiëren acht de raad niet onredelijk. De raad is van oordeel dat verweerster daarmee adequaat heeft geantwoord. Het derde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en legt terzake aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing en verklaart klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 februari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl