Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:70
Zaaknummer
122/13
Inhoudsindicatie
Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat gebleken is dat de beklaagde advocaat (advocaat van de wederpartij van klager) toestemming heeft verleend voor verlenging van een dagvaardingstermijn. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 30 januari 2015
in de zaak 122/13
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 november 2013 op de klacht van:
de heer [ ]
klager
tegen
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 15 oktober 2013 met kenmerk 36557, door de raad ontvangen op 16 oktober 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht. Vervolgens heeft de raad nog een brief ontvangen van de deken van 5 november 2013 met bijlage.
1.2 Bij beslissing van 11 november 2013 heeft de voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 12 november 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 14 november 2013 door de raad ontvangen op 18 november 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 14 november 2013.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder heeft gelogen tegenover de rechtbank toen hij stelde dat klager met verlenging van de dagvaardingstermijn instemde. Voorts heeft verweerder op de laatste dag van de appèltermijn een dagvaarding laten uitbrengen tegen een datum die een jaar later lag, terwijl hij wist dat het een kansloze zaak was voor zijn cliënt. Bovendien volgt verweerder klakkeloos hetgeen zijn cliënt hem voorschrijft.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat voor de verlenging van de dagvaardingstermijn toestemming zou zijn gegeven aan verweerder. Dit is onjuist. Ten onrechte heeft de voorzitter geen acht geslagen op de brief van klager van 5 november 2013 met bijlage waarin klager verwijst naar een e-mail van 3 oktober 2013 aan de deken waarin klager aangeeft het niet eens te zijn met het oordeel van de deken over de klacht.
4 VERWEER
4.1 Ter zitting heeft verweerder, in aanvulling op hetgeen reeds in de correspondentie met de deken naar voren is gebracht, aangevoerd dat hij als advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Hij realiseert zich dat deze vrijheid niet onbegrensd is, maar hij stelt geen grenzen te hebben overschreden. Ten aanzien van de stelling van klager dat verweerder heeft gelogen over de verlengingstermijn van de dagvaarding voert verweerder nogmaals aan dat de advocaat van klager, mr. J., zulks niet heeft weersproken. Er is in appèl gedagvaard tegen een ver gelegen datum omdat gepoogd werd de zaak te schikken. Bovendien heeft klager tegen het gelegde conservatoire beslag geen bezwaar gemaakt. Hij had immers vervangende zekerheid kunnen aanbieden.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De raad stelt vast dat klager in verzet geen nadere feiten heeft aangevoerd dan die de voorzitter heeft betrokken bij zijn beslissing. In het verzetschrift herhaalt klager zijn standpunt en voert aan dat blijkbaar geen acht is geslagen op zijn brief van 5 november 2013 (met bijlage) aan de deken. In de bijlage bij genoemde brief geeft klager aan het niet eens te zijn met het oordeel van de deken dat de klacht ongegrond is. Ten aanzien hiervan stelt de raad vast dat deze brief deel uitmaakt van het dossier waarop de onderhavige beslissing is gebaseerd. Tevens overweegt de raad in het geheel niet gebonden te zijn aan het oordeel van de deken maar zelfstandig en onafhankelijk van de deken over de klacht oordeelt. De raad onderschrijft echter het oordeel van de voorzitter waar deze zich onder meer baseert op het e-mailbericht van de advocaat van klager, mr. J. van 13 juni 2013 aan klager, waarin deze erkent geen bezwaar te hebben gemaakt tegen de verzochte verlenging. In dit e mailbericht schrijft mr. J. onder ad 1: “het is juist dat ik geen bezwaar heb gemaakt tegen de verzochte verlenging.” Terecht is de voorzitter dan ook tot het oordeel gekomen dat verlenging van de termijn heeft plaatsgevonden in overleg met de advocaat van klager. De voorzittersbeslissing is dan ook op juiste gronden gegeven en kan in stand blijven.
5.3 De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.
5.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, M.I. van Horssen-Bok, W.H. Kesler, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.