Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:89

Zaaknummer

7271

Inhoudsindicatie

Verwijt over nalatig optreden van verweerster op diverse terreinen. ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 23 maart 2015

in de zaak 7271

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 25 augustus 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad), onder nummer

ZWB 386-2013, aan partijen toegezonden op 25 augustus 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster voor wat betreft klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk is verklaard, klachtonderdeel 1 gegrond is verklaard en alle overige klachtonderdelen ongegrond zijn verklaard. Verweerster is de maatregel van enkele waarschuwing  opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:186.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 september 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief d.d. 16 september 2014 van klager;

-    de brief d.d. 17 oktober 2014 van klager;

-    de brief d.d. 19 november 2014 van klager;

-    de brief d.d. 20 november 2014 van klager;

-    de brief d.d. 2 december 2014 van klager;

-    de brief d.d. 8 december 2014 (10.02 uur) van klager;

-    de brief d.d. 8 december 2014 (10.38 uur) van klager;

-    de brief d.d. 8 december 2014 (15.49 uur) van klager;

-    de brief d.d. 20 december 2014 (21.17 uur) van klager;

-    de brief d.d. 20 december 2014 (21.53 uur) van klager;

-    de brief d.d. 20 december 2014 (22.16 uur) van klager;

-    de brief d.d. 22 december 2014 (19.20 uur) van klager;

-    de brief d.d. 22 december 2014 (22.18 uur) van klager;

-    de brief d.d. 25 december 2014 van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 januari 2015, waar klager is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:

Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 van

de Advocatenwet op de volgende wijze:

a.    Tekort schieten in haar voorlichtende taak:

1.    het geven van foutieve informatie over de cassatietermijn in een kort geding procedure;

2.    het niet volledig informeren over de mogelijke rechtsmiddelen na arrest in hoger beroep zoals “ herroeping / herziening van het vonnis”;

3.    misleiding met betrekking tot het starten van een bodemprocedure na eventueel verlies van het hoger beroep;

b.    Nalatigheid tijdens de procedure:

4.    het niet-wraken van de zittingsrechter omdat er slechts één rechter de zaak behandelde in plaats van de voorgeschreven drie;

5.    verzuimen om de rechter te verzoeken aan klager een bewijsopdracht te geven;

6.    verzuimen te protesteren tegen het voornemen van de rechter om arrest te wijzen met drie rechters terwijl er maar één op zitting aanwezig was;

7.    onvoldoende onderzoek doen naar de leugens in het dossier tussen het vonnis in eerste aanleg van 19 januari 2012 en de appeldatum van 7 februari 2012;

8.    onvoldoende aandacht besteden aan het feit dat klagers buurvrouw voortdurend de voordeur dichtsloeg;

9.    verzuimen een verzoek om pleidooi in te dienen;

10.    verzuimen cassatieberoep in te stellen;

11.    verzuimen klager te verwijzen naar een advocaat in Den Haag ingeval klager in cassatie zou willen gaan;

c.    Onjuist handelen van verweerster:

12.    buiten medeweten van klager afstand doen van het recht op het nemen van een memorie van grieven en het vragen van arrest ter zitting;

13.    mee te werken aan een oneerlijk hoger beroep gelet op de korte termijnen die zijn gehanteerd;

14.    een concept-dagvaarding aan het Hof toe te zenden in plaats van een memorie van grieven;

15.    een e-mail die zij op 2 maart 2012 van mevrouw B. had ontvangen, te veranderen en zinnen weg te halen;

16.    klagers privacy te schenden door aan de politie te vertellen wanneer de uitspraak zou zijn;

17.    het arrest medeondertekenen;

d.    Overige klachten:

18.    klager verkeerde in de veronderstelling dat het een procedure in hoger beroep was, terwijl op de nota van het Hof “ Kort Geding” staat;

19.    verweerster zou tijdens de behandeling in Den Haag hebben gesteld dat mevrouw A. van K. niet de contactpersoon zou zijn;

20.    verweerster heeft het vertrouwen van klager in het rechtssysteem en de advocatuur geschonden;

21.    verweerster schrijft in haar reactie op de klacht dat het gerechtshof zitting had op 10 maart 2012 terwijl dat 10 februari 2012 was;

22.    verweerster heeft veel van de klachten in haar verweer onbesproken gelaten;

23.    algemeen samenspanning met politie en justitie en misleiding van klager als haar cliënt.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan de klager, die de klacht heeft ingediend die tot de beslissing van de raad heeft geleid, van die beslissing hoger beroep instellen indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Klachtonderdeel 1 is door de raad gegrond is verklaard - en dus niet geheel of ten dele ongegrond – en daarom is klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover zich dat richt tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel 1.

5.2    Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 25 augustus 2014, gewezen onder nummer ZWB 386-2014 voor zover dit klachtonderdeel 1 betreft;

-    bekrachtigt deze beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs.  G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2015.