Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-08-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:266
Zaaknummer
7446
Inhoudsindicatie
Onderzoek in hoger beroep leidt niet tot andere overwegingen en conclusies dan door de Raad in beslissing weergegeven.
Uitspraak
van 24 augustus 2015
in de zaak 7446
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster,
mede als vertegenwoordiger van haar
minderjarige zoon
klagers
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 9 februari 2015, onder nummer 14-236A, aan partijen toegezonden op 10 februari 2015, waarbij een klacht van klagers tegen verweerster ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:43.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- de brief van klagers aan het hof van 13 mei 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 juni 2015, waar klaagster, mede namens haar zoon, en verweerster zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) ernstig tekort is geschoten omdat zij de zaak van klaagster heeft aangenomen met de belofte binnen een paar dagen een kort geding aanhangig te maken;
b) geen verslag heeft gemaakt naar aanleiding van een gesprek met de wederpartij terwijl ze wel heeft toegezegd dit te zullen doen;
c) een respectloze houding had tegenover klaagster en boos was;
d) de slagingskansen van de procedure pas veel te laat heeft medegedeeld;
e) de vertrouwelijkheid heeft geschonden door haar contacten met de wederpartij;
f) twee toevoegingen in één zaak heeft aangevraagd die geen enkele advocaat wenst over te nemen;
g) de klacht van klaagster over verweerster niet met verweerster kon bespreken.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft in de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.
5.2 De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 9 februari 2015, gewezen onder nummer 14-236A .
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.J. Visser, W.A.M. van Schendel en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.
De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.