Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:234
Zaaknummer
7468
Inhoudsindicatie
Omdat geen rechtsmiddel open staat tegen beslissing van de raad waarin het verzet tegen de beslissingen van de voorzitter ongegrond wordt verklaard, is klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in haar beroep. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 juni 2015
in de zaak 7468
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de verzetbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 13 februari 2015, onder nummer 45/14, aan partijen toegezonden op 18 februari 2015, waarbij het verzet van klaagster ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Bij beslissing van 16 april 2015 heeft de voorzitter van het hof klaagster kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 16 april 2015.
2.3 Het verzetschrift van klaagster, gedateerd 18 april 2015, is door de griffie van het hof ontvangen op 21 april 2015. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 mei 2015, waarbij klaagster is verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
2.4 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 BEOORDELING
Artikel 46 lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de raad waarin het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond wordt verklaard. De beslissing van de voorzitter van het hof, waarvan verzet, is dus juist. Het verzet tegen deze beslissing dient daarom ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van het hof van 16 april 2015 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs.
A.D.R.M. Boumans, G.J.S. Bouwens, M.L.J.C. van Emden-Geenen en
R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2015.