Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:16

Zaaknummer

R. 4524/14.109

Inhoudsindicatie

Ook in het kader van het verzet is niet komen vast te staan de verwijten dat verweerster zonder toestemming van klaagster werkzaamheden heeft verricht, klaagster niet heeft ingelicht dan wel de belangen van klaagster niet naar behoren zou hebben behartigd.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 mei 2014 aan de raad met kenmerk K342 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 13 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 5 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 6 juni 2014 is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij brief van 11 juni 2014 door de raad ontvangen op 16 juni 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 1 december 2014 van de raad in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 11 juni 2014 van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich in 2009 tot verweerster gewend naar aanleiding van een tegen klaagster gewezen verstekvonnis van 22 oktober 2008 van de Rechtbank Rotterdam.

2.3 Bij faxbrief van 26 februari 2009 heeft verweerster klaagster laten weten dat de termijn voor het instellen van het verzet reeds was verstreken.

2.4 Klaagster heeft vervolgens aan verweerster laten weten dat zij op 7 februari 2009 kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Verweerster heeft hierop de zaak in behandeling genomen. Verweerster heeft de opdracht aan klaagster bevestigd bij faxbrief van 27 februari 2009.

2.5 Verweerster heeft verzet ingesteld tegen het vonnis van 22 oktober 2008 voornoemd.

2.6 Op 28 september 2009 heeft de behandeling ter zitting plaatsgevonden, waarbij duidelijk werd dat klaagster wel eerder op de hoogte was van het verstekvonnis.

2.7 Klaagster heeft de declaraties van verweerster onbetaald gelaten.

2.8 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 30 september 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1  De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.  Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij zonder klaagsters toestemming werkzaamheden heeft verricht, klaagster niet goed heeft ingelicht en onzorgvuldig is geweest in de behartiging van klaagsters belangen.

3.2 Ter toelichting op de klacht heeft klaagster het volgende aangevoerd. Tussen klaagster en C. is een geschil ontstaan ter zake de betaling van een nota. Klaagster is door C. in rechte betrokken, waarna op 22 oktober 2008 door de Rechtbank Rotterdam klaagster bij verstek is veroordeeld tot betaling van de nota van C. Klaagster heeft hierop de rechtsbijstandsverzekeraar ingeschakeld. Op 2 januari 2009 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar klaagster laten weten niets meer voor klaagster te kunnen doen, omdat de verzettermijn reeds op 20 november 2008 was verstreken. Klaagster heeft zich vervolgens tot verweerster gewend. Verweerster heeft klaagster bij faxbrief van 26 februari 2009 medegedeeld dat de verzettermijn al was verstreken. Naar aanleiding van een telefonisch onderhoud, waarin klaagster aan verweerster te kennen heeft gegeven dat zij eerst op 7 februari 2009 het verstekvonnis heeft ontvangen, heeft verweerster aan klaagster op 27 februari 2009 een opdrachtbevestiging doen toekomen en verzet ingesteld tegen het verstekvonnis. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft geweigerd de advocaatkosten van klaagster te vergoeden. Klaagster heeft vervolgens geweigerd de declaraties van verweerster te betalen.

3.3 Klaagster heeft geen nieuwe gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat zij had besloten klagers zaak toch te behandelen omdat klaagster tijdens het telefoongesprek op 26 februari 2009 heel stellig was in de datum waarop klaagster kennis had genomen van het vonnis, te weten op 7 februari 2009. Op 27 februari 2009 heeft verweerster klaagster de opdrachtbevestiging gestuurd. Volgens verweerster gaf klaagster tijdens de comparitie in de verzetprocedure te kennen, in tegenstelling tot hetgeen klaagster eerder aan verweerster had medegedeeld, dat klaagster reeds eerder op de hoogte was van de inhoud van het verstekvonnis. Omdat betaling van de facturen uitbleef heeft verweerster het incassotraject in gang gezet. Zowel de rechtbank als het gerechtshof hebben geoordeeld dat klaagster de facturen van (het kantoor van) verweerster diende te betalen. Verweerster heeft betwist dat zij heeft gesteld dat DAS Rechtsbijstand de advocaatkosten zou vergoeden. Ook heeft zij betwist de stelling van klaagster dat zij klaagster medegedeeld zou hebben dat zij de zaak zou winnen. Wel heeft verweerster meermaals geprobeerd om te bewerkstelligen dat DAS Rechtsbijstand de advocaatkosten zou vergoeden. Dit is overigens nooit als voorwaarde gesteld door klaagster om de opdracht te verstrekken.

 

5  BEOORDELING

5.1 De door klaagster in het verzet aangevoerde gronden zijn deels een herhaling en deels een uitwerking van de klachten zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is derhalve ongegrond.

 

6  BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.